Bent u bekend met de uitspraak1 van de rechtbank Noord-Holland van 10 juni jl. waarin u in het ongelijk bent gesteld inzake het terug te betalen leenbedrag bij geringe overschrijding van de inburgering?
Kunt u toelichten op basis van welke specifieke wettekst het standpunt is gebaseerd dat het volledige bedrag dient te worden terugbetaald en welke achterliggende uitleg daaraan ten grondslag ligt?
Waarom heeft u niet gekozen voor kwijtschelding, of een gedeeltelijke/symbolische terugbetaling?
Deelt u de mening dat deze disproportionele aanpak haaks staat op de aanbevelingen van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties?
Kunt u toezeggen dat deze uitspraak van de rechter als leidend voorbeeld wordt gebruikt voor toekomstige gevallen waarbij de termijn slechts minimaal wordt overschreden?
Kunt u toezeggen in toekomstige gevallen meer proportioneel te wegen hoe hoog het terug te betalen bedrag zou moeten zijn?
De Rechtspraak, 10 juni 2021, zaaknummer AWB-21_1545 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:4721)