Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over lokale bezuinigingen op de sportinfrastructuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Vergaderjaar 2020–2021

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3579
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over

lokale bezuinigingen op de sportinfrastructuur (ingezonden 18 juni 2021). Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 15 juli 2021). Zie

ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3514.

Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat de gemeente Haarlemmermeer fors wil bezuinigen op haar sportinfrastructuur?1 Kunt u laten uitzoeken wat de beweegredenen zijn van het College van B&W van Haarlemmermeer om zo hard te bezuinigen op haar sportinfrastructuur?

Antwoord 1
Ja. Naar aanleiding van deze berichten heb ik contact gehad met de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente geeft aan dat de noodzaak tot bezuinigen is ontstaan door een fors tekort op de begroting, dat wordt veroorzaakt door tegenvallers binnen het sociaal domein. Daarom is ervoor gekozen om deze tegenvallers ook binnen het sociaal domein op te vangen met bezuinigingen. Er wordt dus bezuinigd op meerdere gebieden, waaron- der op het sportbeleid. De geplande bezuinigingen starten in het jaar 2023.

Vraag 2
Wat is uw reactie op de constatering dat een besparing op de gemeentelijke begroting op sport ertoe kan leiden dat de hele sportstimulering van de kaart wordt geveegd, omdat daardoor ook de co-financiering wegvalt, alsmede de maatschappelijke rendementen (de social return on investment) die stimule- ring van sport en bewegen met zich meebrengt? Met andere woorden, bent u het eens dat door een gemeentelijke bezuiniging van 1 miljoen euro er eigenlijk meer dan 4 miljoen euro verdwijnt aan sportinvesteringen en opbrengsten?

1 NH Nieuws, 9 juni 2021, «gemeente wil miljoenen bezuinigen op sport: «Betaalbaar sporten verdwijnt»» (https://www.nhnieuws.nl/nieuws/287041/gemeente-wil-miljoenen-bezuinigen-op- sport-betaalbaar-sporten-verdwijnt)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel 1

ah-tk-20202021-3579 ISSN 0921 - 7398 ’s-Gravenhage 2021

Antwoord 2
Het is belangrijk dat de sport toegankelijk blijft voor iedereen en dat iedereen met plezier kan sporten en bewegen, ook als gemeentelijke bezuinigingen op sport noodzakelijk worden geacht. Sportstimuleringsbeleid is daarbij een belangrijke pijler. Ik zie dus ook het risico dat bezuinigingen ervoor kunnen zorgen dat een deel van het sportstimuleringsbeleid wegvalt, en daarmee ook een deel van de maatschappelijke rendementen van sportinvesteringen.

Vraag 3
Wat vindt u van dergelijke bezuinigingsplannen? Deelt u de mening dat dit niet slechts als een lokale kwestie kan worden gezien, maar dat dit haast alle mooie woorden, plannen, beloftes en ambities raakt die de laatste jaren in kamerdebatten zijn uitgesproken?

Antwoord 3
Ik vind het aan de gemeenten zelf om te oordelen over de eigen financiële huishouding en de vraag of bezuinigingen noodzakelijk zijn. Onder meer in het Nationaal Sportakkoord hebben rijk, sport en gemeenten gezamenlijk ambities uitgesproken om mensen meer te laten sporten en bewegen. De coronacrisis heeft nog eens onderstreept dat dit doel belangrijk is. Daarom blijf ik nauwgezet volgen of zich nieuwe signalen voordoen van gemeentelijke bezuinigingen op sport- en beweegbeleid (zie ook het antwoord op vraag 4). Ik ben en blijf ook in gesprek met de sport en de gemeenten over deze mogelijke signalen.

Vraag 4
Zijn er andere gemeenten die al dan niet concrete plannen hebben om zo fors te bezuinigen op de sportinfrastructuur? Zo ja, welke gemeenten zijn dit? Zo neen, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?

Antwoord 4
De VSG en het Mulier Instituut monitoren beiden de gemeentelijke uitgaven aan sport en de financiële voornemens van gemeenten ten aanzien van het sportbeleid. Op dit moment zijn er geen andere signalen van (voorgenomen) forse gemeentelijke bezuinigingen bekend. Wat mij ook nog hoopvol stemt, is dat ook in eerdere financieel moeilijke tijden de gemeentelijke uitgaven aan sport steeds op peil zijn gebleven. Veel voorgenomen bezuinigingen zijn toen uiteindelijk niet of slechts deels doorgevoerd, maar behaalde resultaten uit het verleden bieden uiteraard geen garantie voor de toekomst. Daarom ben ik het met u eens dat het belangrijk blijft om dit nauwgezet te volgen. Ik zal de Kamer voorafgaand aan het komende Wetgevingsoverleg Sport informeren over de stand van zaken.

Vraag 5
Deelt u de mening dat het onbegrijpelijk is dat juist in de tijd dat sport en bewegen extra belangrijk is vanwege de coronapandemie en de afgenomen gezondheid van mensen, er voorgesteld wordt om te bezuinigen op sport en bewegen?

Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 6
Welke maatregelen kunt u nemen om te voorkomen dat gemeenten al dan niet noodgedwongen besluiten te bezuinigen op de sportinfrastructuur, terwijl het juist nu extra noodzakelijk is om te blijven investeren in sport en bewegen? Kunt u uw antwoord toelichten?2

Antwoord 6
In het Nationaal Sportakkoord, en de vele lokale sportakkoorden die in vrijwel alle gemeenten zijn gesloten, zijn gezamenlijke ambities uitgesproken. Op lokaal niveau gebeurt dat met coalities van gemeenten, de sport en andere partijen, die zich daarmee committeren aan een gemeenschappelijk doel. Dat

2 Kamerstuk 32 793, nr. 552.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel 2

zorgt ervoor dat er een gezamenlijke aanpak wordt gevormd vanuit ambitie en motivatie. Ik zie terug dat dit op heel veel plekken in Nederland goed werkt om investeringen in de sport op niveau te houden. Die lokale inzet vanuit ambitie en motivatie wil ik dan ook voortzetten, omdat ik verwacht dat dit er in de meeste gemeenten voor zorgt dat het investeringsniveau op peil blijft.

Daarnaast zie ik het vraagstuk van bezuinigingen op sportbeleid uiteraard ook terugkomen in het advies «De opstelling op het speelveld» van de NLsport- raad. In mijn brief voorafgaand aan het Commissiedebat Sportbeleid en in het debat zelf heb ik al aangegeven dat ik een verdiepingsslag ga uitvoeren op dat advies. In deze verdiepingsslag wil ik ook meenemen of bijvoorbeeld een wettelijke verankering van investeringen in sport kan bijdragen aan een stabiele investering in de sportinfrastructuur.

Vraag 7
Hoe gaat u op korte en lange termijn gemeenten voldoende ondersteunen, zodat de sportinfrastructuur op lokaal niveau overeind kan blijven? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7
Mijn doel is en blijft om de sportinfrastructuur overeind te houden, zowel in het licht van de coronacrisis als via het Nationaal Sportakkoord. Daarvoor is het steunpakket voor de sportsector nog beschikbaar, en heb ik ook via de lokale sportakkoorden leefstijlmiddelen beschikbaar gesteld aan gemeenten. Bovendien is het Nationaal Sportakkoord, en daarmee ook de uitvoeringsbud- getten voor gemeenten, verlengd tot en met 2022.
Ik realiseer me dat deze tijd zwaar is voor iedereen, en ook voor de gemeen- ten. Bewegen is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl. Het rijk, de gemeenten en de sport moeten met elkaar een oplossing vinden om de sportinfrastructuur op niveau te houden. Ik ben en blijf daar graag over in gesprek met de sport en de gemeenten.

Vraag 8
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Sportbeleid dat op maandag 21 juni 2021 gepland staat? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 8
Beantwoording op de door u gevraagde termijn is niet haalbaar gebleken. Ik heb inmiddels ook contact kunnen hebben met de gemeente Haarlemmer- meer over de achtergrond van haar bezuinigingsplannen, zodat ik u nu van een volledig antwoord kan voorzien.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, Aanhangsel 3

Indiener(s)