AH 1479
2020Z25431
Antwoord van minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 29 januari 2021)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 1281
Antwoord
Ja.
Antwoord
Ik betreur het ten zeerste dat zich een situatie rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft voorgedaan op de UvA waarbij de klager ontevreden is over de afhandeling van de klacht door de UvA.
De UvA heeft mij geïnformeerd dat de formele klacht van de studente deels gegrond is verklaard door het College van Bestuur, en dat er met de betreffende docent bindende afspraken gemaakt zijn over zijn gedrag. In het najaar van 2020 zijn er nieuwe signalen ontvangen over ongewenst gedrag van de docent. Gezien het verleden heeft de decaan na deze nieuwe signalen een extern bureau opdracht gegeven onderzoek te doen. Voor de periode dat dit onderzoek loopt is de docent volledig uit het onderwijs gehaald.
Antwoord
Ja, ik heb contact gehad met de UvA. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 is de docent voor de periode dat het onderzoek naar zijn gedrag loopt volledig uit het onderwijs gehaald. De aanleiding voor het onderzoek waren volgens de UvA nieuwe signalen over het gedrag van deze docent.
Antwoord
De UvA heeft mij geïnformeerd dat - na het deels gegrond verklaren van de klacht - is nagegaan of nader onderzoek mogelijk was op basis van enkele andere signalen die alleen bij de vertrouwenspersoon bekend waren. De vertrouwenspersoon had tijdens de klachtprocedure aangegeven dat die meldingen er waren, maar kan zonder toestemming van de melder geen nadere informatie delen over de aard van een melding. In samenspraak met de vertrouwenspersoon is er contact geweest met degenen die zich hadden gemeld, maar zij gaven aan niet verder mee te willen werken aan vervolgonderzoek. Er zijn wel gesprekken gevoerd met enkele docenten om na te gaan of er aanknopingspunten waren voor vervolgonderzoek. Dat bleek niet het geval. Het uitgangspunt voor nader onderzoek was overigens niet dat er een formele klacht zou moeten worden ingediend of dat dit niet op anonieme basis zou kunnen.
In het rapport Evaluatie universitaire ombudsfunctie[1] wordt ingegaan op de wenselijkheid en het beleid ten aanzien van anoniem melden: Anoniem melden betekent dat de melder zich niet bekend maakt aan vertrouwenspersoon of ombudsfunctionaris. Het is lastig om een anonieme melding te behandelen omdat de context van het grensoverschrijdend gedrag relevant is voor het begrijpen en onderzoeken van de melding. Niettemin kan het waardevol zijn om op basis van anonieme signalen in een vroegtijdig stadium onderzoek te doen. In het Landelijk kader voor invulling universitaire ombudsfunctie[2] wordt het wel of niet toestaan van anonieme meldingen aan de instelling overgelaten.
De vertrouwelijkheid van een melding wordt door zowel vertrouwenspersoon als ombudsfunctionaris gegarandeerd. De anonimiteit zal op verzoek van de melder altijd geborgd worden. In het Evaluatierapport universitaire ombudsfunctie[3] wordt erop aangedrongen om in de informatievoorziening over de ombudsfunctionaris op te nemen dat de anonimiteit van de melder gewaarborgd is. Dit kan tevens de meldingsbereidheid vergroten.
Antwoord
Ik betreur het als slachtoffers zich genoodzaakt voelen dergelijke keuzes te maken.
Antwoord
De anonimiteit van de melder kan bij vertrouwenspersoon en ombudsfunctionaris geborgd blijven. Het is belangrijk om dit helder aan studenten en medewerkers te communiceren om de meldingsbereidheid te vergroten. Bij de klachtencommissie is dit niet mogelijk. Wel zou het mogelijk moeten zijn dat klager en beklaagde elkaar niet tegenkomen bij de hoor en wederhoor.
Antwoord
Ik acht het van belang dat op iedere instelling dezelfde mogelijkheden zijn om ongewenst gedrag te melden en klachten in te dienen. Alle universiteiten hebben dan ook een gedragscode sociale veiligheid en een klachtencommissie, in de cao is de aanstelling en taakstelling van vertrouwenspersonen vastgelegd. Daarnaast is er in de cao Nederlandse Universiteiten 2020 afgesproken dat er een ombudsfunctie wordt ingericht op alle universiteiten. Universiteiten krijgen een jaar de tijd om dit te regelen.
De behandeling en opvolging van klachten is echter altijd context gebonden, de specifieke omgeving is relevant voor het begrijpen en onderzoeken van de casus. Voor de opvolging van klachten is er geen uniform beleid mogelijk, dit betreft immers altijd het maken van contextgevoelige afwegingen in een specifieke casus. Dit is ook waarom één nationaal meldpunt geen uitkomst is om intimidatie tegen te gaan: dit plaatst de melding en aanpak van wangedrag te ver weg van de werkvloer.
Antwoord
Onderzoeken van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, de vakbonden FNV/VAWO en Promovendi Netwerk Nederland, naast de aandacht voor #metoo casussen in de media maken duidelijk dat er gewerkt moet worden aan het verbeteren van de sociale veiligheid. Dat gebeurt ook op verschillende manieren. Zo zal op iedere universiteit een ombudsfunctionaris worden aangesteld. Naast het verbeteren van de hulp- en zorgstructuur, gaat het ook om het creëren van bewustzijn en een cultuurverandering.
Antwoord
Uit het NRC artikel #metoo-klacht heeft zelden gevolgen[4] blijkt dat sinds de #metoo beweging in 2017 begon het aantal klachten bij universitaire klachtencommissies en het aantal meldingen bij vertrouwenspersonen van universiteiten is gestegen. Juist de aandacht voor sociale veiligheid - ook voor wat hierin niet goed gaat - en de in gang gezette verbeteringen, kunnen de meldingsbereidheid verder vergroten.
Antwoord
Ik verwacht dat het advies van de KNAW voor december 2021 wordt uitgebracht.
Antwoord
Ik heb geen aanwijzingen dat de coronacrisis impact heeft (in positieve of negatieve zin) op de sociale veiligheid.
Vooropgesteld staat dat ik het van groot belang acht dat universiteiten een zodanig veilige en bewuste werk- en studieomgeving creëren dat wangedrag zoveel mogelijk voorkomen kan worden. Universiteiten nemen hierin hun verantwoordelijkheid door: de hulp- en zorgstructuur uit te breiden, wangedrag bespreekbaar te maken, adequaat in te grijpen en slachtoffers toereikende hulp te bieden. Ik heb er vertrouwen in dat de acties die reeds in gang zijn gezet daartoe bijdragen, en tevens een cultuurverandering in gang zetten.
Daarnaast verwacht ik dat het KNAW-advies (over de preventie en aanpak van ongewenst gedrag) concrete handvatten zal bieden om de huidige wetenschapscultuur en –structuur te veranderen. Zodoende levert het advies – naast de huidige maatregelen van universiteiten – een bijdrage om op een (meer) preventieve manier een veilig en duurzaam leer- en onderzoeksklimaat teweeg te brengen.
[1] NRC Handelsblad, 'De wrange afloop van MeToo-klacht bij de UvA', 16 december 2020
[2] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020-2021, nr. 937
[3] Motie van de leden Kerstens en Van den Hul over een nationaal meldpunt voor seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs, Kamerstuk 29 338, nr. 232
[1] Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 240
[2] Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 240
[3] Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 240
[4] NRC, #metoo-klacht heeft zelden gevolgen, 18 december 2020