Het vervolgingsbeleid bij verbaal geweld tegen publieke dienstverleners

Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het vervolgingsbeleid bij verbaal geweld tegen publieke dienstverleners (ingezonden 8 juli 2020).

Vraag 1

Kent u het bericht «Agent wil vervolging afdwingen van man die hem bedreigde met fysiek geweld»1 en herinnert u zich het rapport «Afspraak is afspraak. Evaluatie van de landelijke afspraken rondom opsporing en vervolging van geweld tegen werknemers met een publieke taak» (2020) en uw reactie daarop?2

Vraag 2

Deelt u de mening dat in het geval en agent met fysiek geweld bedreigd wordt dat in zijn algemeenheid vervolging van de verdachten voor de hand ligt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Wat is uw mening over de bevinding uit het genoemde rapport dat er twijfels bestaan over de naleving van de afspraak dat er een hoge prioriteit wordt gegeven aan opsporing en vervolging in het geval van geweld tegen publieke ambtsdragers en de bevinding dat er bij het openbaar ministerie (OM) arrondissementen lijken te zijn waar deze zaken niet met meer prioriteit worden opgepakt?3Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze hoge prioriteit er wel overal komt?

Vraag 4

Weet u waarom in het geval van zaken in het kader van een Veilige Publieke Taak er in 8 procent van de zaken sprake is van onvoorwaardelijke seponering en in 5 procent van voorwaardelijke seponering?4

Vraag 5

Kan de huidige definitie van bedreiging zoals die in wetgeving en jurisprudentie tot stand is gekomen vervolging in de weg staan in gevallen waar vervolging wel aangewezen zou kunnen zijn? Zo ja, waarom en vormt dit voor u aanleiding om de wettelijke definitie van bedreiging daarop aan te passen? Zo nee, waarom niet?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Nispen en Van Raak (beiden SP), ingezonden 8 juli 2020 (vraagnummer 2020Z13712).


X Noot
2

Kamerstuk 28 684, nr. 596, bijlage

X Noot
3

Kamerstuk 28 684, nr. 596, bijlage, p. 112/113

X Noot
4

Kamerstuk 28 684, nr. 596, bijlage, p. 54

Indiener(s)