Vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut (beiden SP) aan de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het verdringen van reguliere arbeid (ingezonden
1 juli 2020).
Vraag 1
Waarom wordt in de Participatiewetfactsheet van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid geen informatie gegeven over toetsing op verdringing van reguliere
arbeid?1
Vraag 2
Waaruit bestaan de «overige werkplekken» precies die in de factsheet genoemd worden?
Vraag 3
Kunt u ervoor zorgen dat er in een volgende editie in ieder geval onderscheid wordt
gemaakt tussen de tegenprestatie trajecten en de «overige werkplekken»?
Vraag 4
Hebben gemeenten altijd een toets uitgevoerd bij de participatieplaatsen (7120) en
de tegenprestatie (onderdeel van de 15.130 overige werkplekken), gezien het feit dat
met betrekking tot de participatieplaats en de tegenprestatie in de Participatiewet
is vastgelegd dat de werkzaamheden additioneel moeten zijn en niet mogen leiden tot
verdringing op de arbeidsmarkt? Zo nee, hoe vaak hebben gemeenten in 2019 een verdringingstoets
dan wel uitgevoerd?
Vraag 5
Welke gemeenten hebben geen verdringingstoets uitgevoerd?
Vraag 6
Wat gaat u richting deze gemeenten ondernemen?
Vraag 7
Hoe vaak is in 2019 verdringing geconstateerd?
Vraag 8
Tot welke vervolgacties heeft dit geleid?
Vraag 9
Welke cijfers zijn beschikbaar over het uitvoeren van de verdringingstoets door gemeenten?
Vraag 10
Welke cijfers en onderzoeken zijn beschikbaar over verdringing van reguliere arbeid?
Vraag 11
Welke inspanningen pleegt u om verdringing van reguliere arbeid tegen te gaan?
Vraag 12
Welke inspanning pleegt u om het inzetten van de verdringingstoets te bevorderen?
X Noot
1Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mei 2020 «Factsheet Participatiewet»