Het bericht ‘Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van fiscale zaken’

2020Z04538

(ingezonden 9 maart 2020)

Vragen van de leden Lodders en Van Wijngaarden (beiden VVD) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Rechtsbescherming over het bericht ‘Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van fiscale zaken’.

  1. Bent u bekend met het bericht ‘Grote verschillen tussen rechters bij beoordelen van fiscale zaken’? 1)
  2. Wat vindt u van het onderzoek waaruit naar voren komt dat belastingbetalers bij de ene rechtbank meer kans hebben om te winnen dan bij de andere?
  3. Wat zegt dit onderzoek en de uitkomst over de uniformiteit van regels en met name over de toepassing van regels?
  4. Kan uit het onderzoek worden afgeleid dat er een gebrek is aan rechtseenheid voor belastingbetalers? Zo nee, waarom niet?
  5. Welke stappen heeft u gezet om rechtseenheid tussen rechtscolleges op het gebied van belastingrechtspraak te garanderen?
  6. Kunt u in gesprek gaan met de commissie rechtseenheid bestuursrecht om de rechtseenheid in belastingzaken te bevorderen?
  7. In hoeveel procent van de rechtszaken die belastingbetalers aanspannen wint de belastingbetaler (graag een uitsplitsing per gerechtelijke instantie en per belasting en over de afgelopen 10 jaar)?
  8. Herinnert u zich het antwoord van uw voorganger op de vragen van het lid Lodders 2): "…merk ik op dat de rechten van belastingbetalers in Nederland goed zijn geborgd. In Nederland is veel aandacht besteed aan een zorgvuldige vormgeving van de juridische relatie tussen belastinginspecteur en ontvanger aan de ene kant en belastingplichtigen aan de andere kant.”?
  9. Kunt u een verklaring geven voor het feit dat u aan de ene kant stelt dat de rechten van belastingbetalers goed zijn geborgd en aan de andere kant dit onderzoek bevestigt dat er wel degelijk grote verschillen zijn in de toepassing van de regels?
  10. En hoe duidt u de verschillende recente voorbeelden zoals de kinderopvangtoeslagproblematiek, het bijhouden van een niet toegestane zwarte lijst en het onterecht niet uitbetalen van invorderingsrente waarbij waar belastingbetalers en toeslagenontvangers onterecht zijn ‘vermalen’ door de eigen overheid in relatie tot de positie van de belastingbetaler?
  11. Hoe verklaart u het sinds 2013 afnemend aantal belastingbetalers dat een zaak wint bij de rechtbank in vergelijking met het eerder onder vraag 8 genoemde antwoord?
  12. Welke stappen bent u voornemens te zetten om het voor de belastingbetaler inzichtelijker te maken wanneer procederen tegen de Belastingdienst wel zin heeft?
  13. Welke EU-landen hebben reeds een handvest met de rechten van belastingplichtigen, een handvest dat belastingplichtigen meer duidelijkheid moet geven in de strijd tegen een soms log overheidsapparaat dat veel meer middelen ter beschikking heeft om de rechtszaak naar zich toe te trekken?
  14. Deelt u de mening dat gezien de uitkomsten van het onderzoek van Deloitte en de schrijnende zaak rond de kinderopvangtoeslag, ook de Nederlandse belastingbetaler baat heeft bij een handvest met de rechten van belastingbetalers? Bent u alsnog bereid om een handvest voor de rechten van de belastingbetaler op te stellen zoals eerder gevraagd in schriftelijke vragen van het lid Lodders 3)? Zo nee, waarom niet?
  15. Deelt u de mening dat, zoals ook uit het artikel blijkt, er voldoende reden is tot vervolgonderzoek? Zo ja, bent u voornemens dit onderzoek te gaan uitvoeren en hoe wordt dit onderzoek vormgegeven? Zo nee, waarom niet?


1) https://fd.nl/economie-politiek/1336919/rechters-beslissen-heel-verschillend-in-belastingzaken

2) Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2017-2018, nr. 2682

3) Ibid.

Indiener(s)