Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Futselaar over zwangerschapsdiscriminatie bij studenten

Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van den Hul (PvdA) en Futselaar (SP) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake zwangerschapsdiscriminatie bij studenten (2020Z02405, ingezonden d.d. 07 februari 2020).

 

  1. Bent u bekend met de publicatie: 'Discriminatie-aanklacht studente tegen hoger beroepsonderwijs: Ze vonden mijn zwangerschap mijn probleem'?[1]

 

Ja, daar ben ik mee bekend.

 

 

  1. Erkent u dat een zwangerschap logischerwijs kan leiden tot studievertraging?

 

Ja, dat erken ik.

 

  1. Deelt u de mening dat zwangere studenten het recht zouden moeten hebben om met zwangerschapsverlof te gaan, alsook aanspraak moeten kunnen maken op een individueel examenprogramma om eventuele studievertraging zo veel mogelijk te beperken?

 

  1. Hoe legt u uit dat studenten in het middelbaar beroepsonderwijs dit recht inmiddels wel hebben, maar studenten in het hoger onderwijs niet?

 

  1. Bent u bereid om de rechten voor zwangere studenten in het middelbaar beroepsonderwijs ook te borgen voor zwangere studenten in het hoger onderwijs? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

 

(Antwoord vraag 3,4 en 5)

Tijdens het debat over de Wet versterken positie mbo-studenten op 3 maart jl., gaf ik aan dat anders dan het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger onderwijs geen wettelijke aanwezigheidsplicht kent. Hogescholen en universiteiten hebben (mede daarom) voldoende ruimte voor maatwerk. Zoals het maken van afspraken over een aangepast studie- en/of examenprogramma en voor tegemoetkomingen in het kader van het Profileringsfonds om zo eventuele studievertraging zoveel mogelijk te beperken. Naar aanleiding van dit debat is ook een motie aangenomen die de regering verzoekt in kaart te brengen wat ervoor nodig is om zwangerschapsverlof in het hoger onderwijs mogelijk te maken. Ik ga hier over in gesprek met de VH en de VSNU en deskundigen en zal u hier na de zomer over informeren.

 

  1. Heeft u zicht op hoe verschillende onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs momenteel omgaan met de positie van zwangere studenten?

 

De Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn waarin de VH en de VSNU, de universiteit voor Humanistiek, studentenbonden, het Expertisecentrum Inclusief hoger onderwijs (ECIO) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samenwerken, besteedt ook aandacht aan de positie van zwangere studenten en aan de vraag hoe instellingen voor hoger onderwijs voor deze groep het gewenste maatwerk kunnen leveren. De werkgroep had in mei een conferentie gepland voor het delen van good practices binnen instelling met betrekking tot studentenwelzijn, waaronder maatwerk voor zwangere studenten. In verband met de Coronacrisis zal deze conferentie op een ander moment worden georganiseerd.

 

  1. Bent u bekend met het aantal meldingen, uitgesplitst naar mbo- en hoger beroepsonderwijs-studenten, bij Stichting Steunpunt Studerende Moeders? Zo ja, bent u bereid deze met de Kamer delen? 2)

 

De Stichting Steunpunt Studerende Moeders (SSSM) heeft het volgende ‘indicatieve’ overzicht van het aantal meldingen over de periode van augustus 2019 t/m februari 2020 (7 maanden) met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gedeeld:

 

Middelbaar beroepsonderwijs:         9 meldingen

Hoger onderwijs:                  11 meldingen

 

Er komen jaarlijks ongeveer 36 klachten (in totaal) binnen. Daarnaast zijn er ongeveer 25 meldingen per jaar van jonge moeders in het middelbaar beroepsonderwijs over discriminatie op grond van geslacht.

 

[1] https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/discriminatie-aanklacht-studente-tegen-hbo-ze-vonden-mijn-zwangerschap-mijn-probleem

Indiener(s)