2019Z04100
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het niet naleven van de wettelijke bepaling om de Wet dieren te evalueren(ingezonden 5 maart 2019)
1
Bent u zich ervan bewust dat in artikel 10.11 van de Wet dieren is vastgelegd dat ‘Onze Minister binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk’? 1)
2
Bent u zich ervan bewust dat de Wet dieren op 1 januari 2013 in werking is getreden, dus ruim zes jaar geleden?
3
Zouden we kunnen stellen dat u hiermee uw eigen wet hebt overtreden?
4
Kunt u uiteenzetten hoe het zo is gekomen dat u de wettelijk vastgelegde termijn voor de uitvoering van de evaluatie van de Wet dieren niet bent nagekomen?
5
Bestaan er op uw ministerie problemen met de prioriteit die aan dierenwelzijn wordt gegeven, zoals te weinig menskracht of een cultuur waarin aan dierenwelzijn te weinig gewicht wordt toegekend?
6
Is de evaluatie inmiddels wel in gang gezet? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de stappen die u tot nu toe hebt gezet?
7
Was u van plan de Kamer te betrekken bij de opzet van de evaluatie en de formulering van de onderzoeksvragen? Zo ja, hoe en wanneer? Zo nee, waarom niet?
8
Wie zal de evaluatie van de Wet dieren uitvoeren?
9
Welke partijen worden bij de evaluatie van de Wet dieren betrokken?
10
Worden ook alle onderliggende besluiten, zoals het Besluit houders van dieren - waarin veel open normen zijn opgenomen, waarvan gerede twijfel bestaat of deze wel (kunnen) worden gehandhaafd - meegenomen in de evaluatie? Zo nee, waarom niet?
11
Wordt de handhavingscapaciteit meegenomen in de evaluatie? Zo nee, waarom niet?
12
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
1) https://wetten.overheid.nl/BWBR0030250/2019-01-01#Hoofdstuk10_Artikel10.11