Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Groothuizen over het fenomeen ‘voorgenomen beslissing’

In antwoord op uw brief van 18 oktober 2019 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van de leden Van Dam (CDA) en Groothuizen (D66) over het fenomeen ‘voorgenomen beslissing’ worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

Antwoorden Kamervragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Dam (CDA) aan de minister van Justitie en Veiligheid over het fenomeen ‘voorgenomen beslissing’ (ingezonden 18 oktober 2019, nr. 2019Z20025)

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden van 14 oktober 2019 op de Kamervragen over het bericht ‘Bewijs voor bemoeienis proces Wilders, PVV leider overweegt stappen’? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u nader duiden wat u bedoelt met de term ‘vrijwel alle strafrechtelijke onderzoeken’ in de eerste zin van het antwoord op

vraag 2? Worden hiermee bedoeld werkelijk álle strafrechtelijke onderzoeken of gaat het hier (bijvoorbeeld) om grootschalige en op basis van gevoelige zaken?

Vraag 3

Kunt u zich voorstellen dat de vragenstellers – beiden oud-officier van justitie – geschrokken zijn van de stelling dat ten aanzien van (vrijwel) alle strafrechtelijke onderzoeken voorafgaand aan het uitbrengen van de

dagvaarding de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen, te meer omdat zij deze werkwijze niet herkennen als zijnde de standaardwerkwijze in het gros van de zaken? Is dit een wat ongelukkige weergave van de werkelijkheid, is dit een nieuwe werkwijze van het openbaar ministerie of hebben de vragenstellers al die jaren niet op zitten letten?

Antwoord op vraag 2 en 3

Allereerst merk ik ter verduidelijking op dat het woord ‘zienswijze’ in de beantwoording van de vragen 12 en 13 van de Kamervragen van het lid Wilders (PVV) van 14 juni 2019 en in de aanbiedingsbrief bij de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van 3 juli 2019 doelt op het geven van een zienswijze over de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de verdenking. Dit vindt plaats in een verhoor van verdachte, in de zin van het Wetboek van Strafvordering.

Naar aanleiding van onderhavige vragen heeft het OM mij nogmaals laten weten dat het gebruikelijk is dat ten aanzien van (vrijwel) alle strafrechtelijke onderzoeken voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding de verdachte wordt verhoord. Een uitzondering op dit principe zal zich bijvoorbeeld voordoen als een verdachte onvindbaar is.

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 364

Indiener(s)