De Minister voor Rechtsbescherming,
Sander Dekker
2019Z20125
(ingezonden 21 oktober 2019)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen
«Rechtsbijstandverlener tart
advocatenregels»1 en «Kleine bedrijven
vinden de rechter te duur»?
Antwoord 1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat de kosten voor
rechtsbijstand voor mensen met een
middeninkomen en voor kleine
ondernemers dragelijk moeten zijn?
Antwoord 2
Ja, ik deel deze opvatting. Eén van de
kernwaarden van onze rechtsstaat is immers
de mogelijkheid je te kunnen wenden tot een
onafhankelijke en onpartijdige rechter
(vastgelegd in artikel 17 Grondwet, artikel
6 EVRM, artikel 14 van het Internationaal
verdrag inzake burgerrechten en politieke
vrijheden en artikel 47 EU-Handvest). De
eventuele kosten voor rechtsbijstand mogen
hierbij geen onevenredig grote
belemmeringen vormen. Dit geldt voor alle
rechtzoekenden, ook voor mensen met een
middeninkomen en voor kleine ondernemers.
Vraag 3
Ligt het in de lijn der verwachting dat
het uurtarief van een advocaat, dat nu
tussen 100 en 600 euro exclusief btw en
kantoorkosten ligt, zou kunnen dalen
indien er meer concurrentie tussen en
makkelijker toetreding voor aanbieders
voor rechtsbijstand zou zijn?
Antwoord 3
Vanuit het algemene economische beginsel
ligt het in de lijn der verwachting dat
door meer en gevarieerd aanbod van
rechtsbijstandverleners, prijsdalingen
ontstaan.
Vraag 4
Is het juist dat de Nederlandse Orde
van Advocaten (NOvA) het met de
loondienstregel aan advocaten in
loondienst thans verbiedt
rechtsbijstand te verlenen aan klanten
zonder rechtsbijstandsverzekering en
dat dit advocaten dankzij de Legal
Services Act in het Verenigd Koninkrijk
sinds 2011 juist wel is toegestaan
waardoor er in het Verenigd Koninkrijk
sprake is van een minder gesloten
markt? Zo ja, wat zijn de Britse
ervaringen met de Legal Services Act
ten aanzien van de kosten voor
rechtsbijstand?
Antwoord 4
In de Verordening op de praktijkuitoefening
in dienstbetrekking, die door de NOvA is
vastgesteld, is bepaald dat het advocaten
in Nederland slechts in een limitatief
aantal genoemde gevallen is toegestaan de
praktijk in dienst van een werkgever uit te
oefenen. Tot die toegelaten werkgevers
behoort o.a. een praktijkrechtspersoon en
een organisatie met een ideële
doelstelling. De werkgever kan ook een
rechtsbijstandsverzekeraar zijn. In dat
geval mag de rechtsbijstand uitsluitend
worden verleend aan de bij die werkgever
verzekerden.
De huidige regulering in Engeland en Wales
is gebaseerd op de Legal Services Act van
2007. Deze wet reguleert in principe zes
gereserveerde juridische diensten, zoals
vertegenwoordiging in de rechtbank,
procesvoering, en het optreden als notaris.
Deze juridische diensten en de
beroepsbeoefenaars die deze diensten mogen
aanbieden zijn onderworpen aan toezicht
door verschillende toezichthoudende
organen. Toezichthoudende organen kunnen
individuele professionals bevoegd verklaren
om gereserveerde diensten te verlenen door
middel van het toekennen van een
beroepstitel. Daarnaast kunnen zij een
vergunning verlenen aan zogeheten
Alternative Business Structures (ABS), op
grond waarvan niet-juristen manager,
investeerder of (mede)eigenaar kunnen
worden van een onderneming die
gereserveerde juridische diensten aanbiedt.
Uit een evaluatie van de algemeen
toezichthouder LSB over de periode
2011-2017 maak ik op dat de voorlopige
conclusie is dat – in tegenstelling tot wat
eerder was voorzien – de introductie van
ABS niet heeft geleid tot grote
veranderingen in de markt voor juridische
dienstverlening. (LSB, 2017).
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het signaal van MKB
Nederland dat kleine bedrijven de
kosten van een advocaat hoog en
onvoorspelbaar vinden?
Antwoord 5
Zoals ik in mijn eerdere antwoord op vraag
2 heb aangegeven vind ik dat de kosten van
rechtsbijstand ook voor de kleine bedrijven
dragelijk moeten zijn. Daarnaast vind ik
het van belang dat rechtzoekenden vooraf
een goed beeld hebben van de te leveren
diensten, de kwaliteit daarvan en tegen
welke kosten. Uit het recent verschenen
WODC rapport ‘Geschillen in het MKB’ blijkt
dat de advocaat, samen met de accountant,
de meest ingeschakelde juridische
professional is en dat de meeste
ondernemers over het geheel genomen (zeer)
tevreden zijn over de dienstverlener die ze
hebben ingeschakeld (T Geurtz & M.J.
ter Voert, Geschillen in het MKB, WODC
2019, p. 6). Wel leid ik uit ditzelfde
rapport af dat de voorspelbaarheid van de
kosten van de advocaat beter kan. Uit het
rapport blijkt immers dat ondernemers
advocaten negatiever beoordelen dan de
andere dienstverleners voor wat betreft de
onduidelijkheid vooraf over de kosten (T
Geurtz & M.J. ter Voert, Geschillen in
het MKB, WODC 2019, p. 86).
Vraag 6
Acht u het vanuit het oogpunt vanuit
een open en vrije markt voor nieuwe
toetreders wenselijk dat procederen
onder de vlag van een advocaat van de
NOvA alleen mag als de organisaties die
dat doen voor het merendeel in het
bezit zijn van advocaten?
Antwoord 6
In onze rechtstaat dient kwaliteit voorop
te staan bij de toetreding van nieuwe
aanbieders. Rechtzoekenden verdienen
toegankelijke, onafhankelijke, integere en
kwalitatief hoogwaardige rechtsbijstand.
Het is dan ook legitiem en wenselijk dat de
NOvA als publiekrechtelijke
beroepsorganisatie, vanuit de
verantwoordelijkheid voor een goede
rechtsbedeling, eisen stelt aan de wijze
waarop advocaten hun beroep uitoefenen.
Deze eisen dienen echter wel te passen
binnen wet- en regelgeving en mogen geen
onnodige belemmeringen opwerpen. De NOvA
heeft dan ook een belangrijke
verantwoordelijkheid om onnodige
belemmeringen voor toetreding tot de markt
of innovatieve werkwijzen te voorkomen. Ik
verwacht van de NOvA dat zij regels
kritisch tegen het licht houdt op het
moment dat nieuwe vormen van
dienstverlening ontstaan.
De NOvA heeft mij aangegeven zich bewust te
zijn van veranderende marktomstandigheden
en zich verantwoordelijk te voelen om
regels bij de tijd te houden. Ook de NOvA
heeft met de initiatiefnemers die in het
eerste artikel worden genoemd gesproken en
aangegeven dat deze ontwikkeling door de
NOvA wordt beoordeeld op nieuwe
mogelijkheden voor dienstverlening. De NOvA
geeft aan dat regulering die met zijn tijd
mee gaat met behoud van de kernwaarden het
leidende principe is. De NOvA buigt zich
momenteel over dit vraagstuk en heeft
aangegeven mij hierover te informeren. Ik
ga er vanuit dat de NOvA voortvarend en op
constructieve wijze omgaat met dit
probleem. Ik zal de Kamer over de uitkomst
informeren met de voortgangsrapportage over
de stelselherziening rechtsbijstand, die is
aangekondigd voor het eind van dit jaar.
Vraag 7
Sluit u uit dat de loondienstmaatregel
in strijd is met het mededingingsrecht
en artikel 56 VWEU en derhalve contra
legem? Zo ja, waarom en hoe? Zo nee,
bent u bereid deze maatregel door de
Autoriteit Consument & Markt (ACM)
te laten onderzoeken?
Antwoord 7
Het is aan de onafhankelijk toezichthouder
om zich hier een oordeel over te vormen De
ACM kan in het kader van haar toezichttaken
na een tip of melding een onderzoek doen
naar een marktsector. Een belanghebbende
kan vanuit de markt een klacht indienen bij
de ACM.
De Mededingingswet gaat uit van een
self-assessment door ondernemingen en
organisaties. Het is in de eerste plaats
aan de NOvA om te oordelen hoe haar
verordening zich verhoudt tot het
mededingingsrecht. Ik kan daarop niet
vooruitlopen, maar zal ook dit betrekken
bij het gesprek met de NOvA over hun
zienswijze op deze kwestie.
Vraag 8
Welke bevoegdheden kunt u uitoefenen en
welke juridische stappen kunt u of een
belanghebbende nemen tegen de
loondienstmaatregel indien u zulks
opportuun en wenselijk zou achten?
Antwoord 8
De NOvA heeft als publiekrechtelijke
beroepsorganisatie verordenende
bevoegdheden en het is primair aan de NOvA
om de Verordening tegen het licht te
houden. De NOvA heeft aangegeven zich te
buigen over dit vraagstuk en heeft
aangegeven mij hierover te informeren.
Vraag 9
Zou het artsen zijn toegestaan in hun
beroepsregels te eisen dat zij alleen
patiënten mogen helpen indien de
kliniek waar zij medische zorg leveren
voor het merendeel in eigendom is van
artsen? Zo nee, waarom is dit advocaten
dan wel toegestaan?
Zo ja, op grond waarvan?
Antwoord 9
De beperkingen die aan diverse gereguleerde
beroepen (zoals artsen en advocaten) mogen
worden gesteld ten aanzien van bijvoorbeeld
de structuren waarbinnen het beroep mag
worden uitgeoefend zijn afhankelijk van de
aard van het beroep en daarmee telkens
anders en niet een op een te vergelijken.
Zoals ik heb aangegeven bij vraag 6 heeft
de NOvA de bevoegdheid om regels te stellen
aan de beroepsuitoefening door de advocaat,
mits deze binnen de wet- en regelgeving
passen en geen belemmerende werking hebben.
In de huidige Verordening op de
praktijkuitoefening in dienstbetrekking is
bepaald dat het advocaten in Nederland
slechts in een limitatief aantal genoemde
gevallen is toegestaan de praktijk in
dienst van een werkgever uit te oefenen. In
het geval een advocaat zijn beroep
uitoefent in dienst van een werkgever is er
sprake van een hiërarchische verhouding en
hoeven de belangen van de werkgever en
advocaat-werknemer of de cliënt niet zonder
meer met elkaar overeen te stemmen. Om de
onafhankelijke beroepsuitoefening van de
advocaat in een dergelijk geval te
waarborgen worden daaraan voorwaarden
gesteld. Zo dient er een professioneel
statuut te zijn dat de onafhankelijkheid
van de advocaat in dienstbetrekking beoogt
te waarborgen.
Het is de vraag of de huidige beroepsregels
nog steeds passend zijn. Zoals ik hiervoor
onder vraag 7 heb aangegeven is het in
eerste instantie aan de NOvA om dat te
beoordelen. Ik ga ervan uit dat de NOvA bij
de heroverweging ook regulering bij andere
beroepsgroepen waarbij onafhankelijke
oordeelsvorming en onafhankelijk optreden
uitgangspunt is, betrekt.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen nog voor het
algemeen overleg over gesubsidieerde
rechtsbijstand op 7 november 2019 te
beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
|