Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Dik-Faber (CU) over het
aanbieden van scholing over euthanasie bij psychiatrie door het Expertisecentrum Euthanasie van de Levenseindekliniek (2019Z13430).
Vraag 1:
Bent ervan op de hoogte dat het Expertisecentrum Euthanasie van de
Levenseindekliniek nascholing aanbiedt voor onder meer euthanasie bij
psychiatrie?[1]
Antwoord 1:
Ik ben op de hoogte dat het Expertisecentrum Euthanasie van de Levenseindekliniek nascholing aanbiedt voor onder meer euthanasie bij psychiatrie.
Vraag 2:
Deelt u de mening dat het primair aan de beroepsgroep is om scholing aan te
bieden over euthanasie bij psychiatrie? Wordt deze scholing momenteel door
de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) actief aangeboden aan
psychiaters? Zo nee, bent u bereid om de NVvP te stimuleren deze scholing
aan te bieden?
Antwoord 2:
Ik zie het als een belangrijke taak van de beroepsgroep om scholing aan te
bieden over euthanasie bij psychiatrie. Ook de nascholing van de
Levenseindekliniek kan een belangrijke bijdrage leveren aan kennis over dit
thema. Op dit moment biedt de NVvP een training ‘Levensbeëindiging op
verzoek met mensen met een psychische stoornis’ aan. Deze training is door
het Amsterdam UMC, locatie VUmc, ontwikkeld in samenwerking met het
Onderwijsbureau van de NVvP om psychiaters (in opleiding) te ondersteunen
bij het omgaan met verzoeken om levensbeëindiging in de psychiatrische
praktijk. De module is beschikbaar als keuzeonderwijs en betreft een
combinatie van online onderwijs en face-to-face bijeenkomsten.
Vraag 3:
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is rond de implementatie van de
nieuwe NVvP-richtlijn over euthanasie bij psychiatrie?
Antwoord 3:
Voor een richtlijn geldt in het algemeen dat implementatie plaatsvindt door
beroepsbeoefenaars en instellingen zelf. Van de NVvP heb ik wel begrepen
dat zij voortvarend de Richtlijn ’Levensbeëindiging op verzoek bij
patiënten met een psychische stoornis’ onder de aandacht heeft gebracht. De
richtlijn is inmiddels gepubliceerd in de richtlijndatabase van de
Federatie Medisch Specialisten. Daarnaast wordt de richtlijn binnenkort als
geheel op de website van de NVvP geplaatst. Er is een uitgebreide
samenvatting gemaakt die ook op de website NVvP wordt geplaatst. Ook is de
richtlijn via diverse platforms toegelicht, bijvoorbeeld op het symposium
van de NVVE op 11 oktober 2018 over euthanasie bij psychiatrie en tijdens
het afgelopen voorjaarscongres van de NVvP. De NVvP werkt tot slot - in
samenwerking met het ledenplatform euthanasie & psychiatrie en de KNMG
- aan het stimuleren dat psychiaters zich beschikbaar stellen voor een
second opinion en het bevorderen dat meer psychiaters de SCEN opleiding
volgen en SCEN-arts worden. Het ledenplatform euthanasie en psychiatrie
stelt zich ten doel kennis en ervaring te delen en te bevorderen met
betrekking tot psychiatrische patiënten met een euthanasiewens,
bijvoorbeeld door deskundigheidsbevordering.
Vraag 4:
Is er al een invloed merkbaar van deze richtlijn op het aantal
doorverwijzingen naar de Levenseindekliniek?
Antwoord 4:
De richtlijn van de NVvP is op 28 september 2018 gepubliceerd. Het is te
vroeg om conclusies te verbinden aan het effect van de richtlijn op het
aantal doorverwijzingen naar de Levenseindekliniek. In de
Voortgangsrapportage Medische Ethiek van 3 juli jl. heb ik uw Kamer
geïnformeerd dat ik de Levenseindekliniek heb gevraagd onderzoek te doen
naar de groep patiënten met een psychiatrische aandoening die bij hen een
euthanasieverzoek doet. De Levenseindekliniek onderzoekt daarbij de
euthanasieverzoeken in de jaren 2012 tot en met 2018, in het bijzonder via
welke weg de patiënten terechtkomen bij de Levenseindekliniek. Het
onderzoek loopt tot het eind van dit jaar en ik verwacht u in het begin van
2020 over de uitkomsten te kunnen informeren.
Vraag 5:
Deelt u de mening dat psychiaters bij een verzoek tot euthanasie zelf meer
het gesprek moeten aangaan? Zo ja, hoe wilt u dit stimuleren?
Antwoord 5:
Hoewel ik het uitgangspunt ondersteun dat een euthanasieverzoek wordt behandeld binnen de relatie met de eigen arts, staat voor mij de zorgvuldigheid van de euthanasiepraktijk voorop. De zorgvuldigheid kan gewaarborgd worden in de behandelrelatie, bijvoorbeeld doordat de behandelend psychiater de patiënt en de behandelgeschiedenis goed kent. De zorgvuldigheid kan echter ook gewaarborgd worden door een doorverwijzing naar een collega of naar de Levenseindekliniek. Het staat een arts altijd vrij om zelf te bepalen of hij of zij een euthanasieverzoek in behandeling neemt of de patiënt doorverwijst. In dat geval is het noodzakelijk om dit in een zo vroeg mogelijk stadium aan de patiënt kenbaar te maken en dus het gesprek met de patiënt aan te gaan over een eventuele stervenswens.
De Levenseindekliniek is opgericht voor mensen wiens euthanasieverzoek voldoet aan de wettelijke eisen, maar waarbij de behandelend arts om wat voor reden dan ook het euthanasieverzoek niet in behandeling wil nemen. Daarbij fungeert de Levenseindekliniek als een vangnet voor de meer complexe euthanasieverzoeken, zoals bij psychiatrie. Hun expertise en werkwijze hebben toegevoegde waarde voor dergelijke verzoeken. Overigens kan de nascholing van de Levenseindekliniek omtrent euthanasie bij psychiatrie er ook aan bijdragen dat de behandelend arts zelf dergelijke euthanasieverzoeken behandelt.