Antwoord op vragen van het lid Ploumen over het doodvonnis voor de Jemenitische bahá’í de heer Hamed bin Haydara

 

Geachte voorzitter,

 

Hierbij bied ik de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ploumen over het doodvonnis voor de Jemenitische bahá’í de heer Hamed bin Haydara. Deze vragen werden ingezonden op 1 mei 2019 met kenmerk 2019Z08939.

 

 

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 

 

 

Stef Blok

 

  

Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Ploumen (PvdA) over het doodvonnis voor de Jemenitische bahá’í de heer Hamed bin Haydara

 

Vraag 1

Is het u bekend dat ondanks aandringen van de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, de vervolging van de heer Hamed bin Haydara niet is gestaakt en het hoger beroep op 30 april 2019 zal plaatsvinden? (1) Zo ja, is het u ook bekend dat tegen hem de doodstraf wordt geëist? Zo ja, welke actie gaat u nu in internationaal verband ondernemen?

 

Antwoord

Ja, het was mij bekend dat op 30 april een volgende zitting zou plaatsvinden in het kader van het hoger beroep in de zaak van de heer Haydara, en dat in deze zaak de doodstraf wordt geëist. Nederland heeft hiervoor, net als eerder in deze en andere zaken tegen de bahá’í, aandacht gevraagd binnen de EU.

 

Vraag 2
Heeft u contact opgenomen met de Houthi-autoriteiten om uw afkeuring van de doodstraf uit te spreken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u dat bilateraal of in multilateraal verband gedaan?

 

Vraag 3
Heeft u de Houthi-autoriteiten gewezen op het naleven van de mensenrechten, waaronder het recht op een eerlijk en onafhankelijk proces? Zo nee, waarom niet?

 

Vraag 4
Blijft u zich inzetten, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, om de vervolging van de bahá'í te staken en de bahá'í-gevangenen vrij te laten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welk verband doet u dit?

 

Antwoord 2 t/m 4

Nederland blijft zich, in het kader van de inzet voor vrijheid van religie en levensovertuiging, inzetten voor de positie van de bahá'í, en roept landen op de bahá'í gemeenschap niet te vervolgen voor het uitoefenen van hun religie. Nederland heeft alleen incidenteel contact met sommige Houthi-vertegenwoordigers tijdens bezoeken aan Sana’a, en heeft dus ook niet zelf deze zaak bij hen aan de orde kunnen stellen. Nederland treedt zoveel mogelijk op in EU-kader, en heeft gevraagd of de EU Vertegenwoordiger voor Jemen de zorgen over deze zaak kan aankaarten bij de Houthi-autoriteiten.

 

Vraag 5

Heeft u contact opgenomen of laten nemen met de advocaat van de heer Haydara om te bezien of en hoe u deze zou kunnen (laten) ondersteunen?

 

Antwoord

Nederland heeft geen contact met de advocaat van de heer Haydara. Omdat er geen diplomatieke staf aanwezig is op de ambassade in Sana’a is het voor Nederland niet mogelijk om aanwezig te zijn bij de rechtszittingen.

 

Vraag 6

Is het u bekend dat de Houthi-autoriteiten de bahá’í-gemeenschap vervolgen en bedreigen, de instellingen van de gemeenschap ontbinden en doodvonnissen uitvaardigen? Zo ja, heeft u uw zorgen hierover kenbaar gemaakt aan de Houthi-autoriteiten? Zo nee, bent u bereid de houding van de Houthi-autoriteiten ten opzichte van de bahá’í-gemeenschap in Jemen te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?

 

Antwoord

De bedreigingen van de Houthi-autoriteiten t.a.v. van de baha’i zijn mij bekend. Nederland volgt de situatie van de gemeenschap in Jemen op de voet, als onderdeel van de bredere situatie in het land, en zal de Kamer op de hoogte blijven houden van relevante ontwikkelingen. Zoals bekend heeft Nederland zich in de VN Mensenrechtenraad ingezet voor een onafhankelijk onderzoek naar alle mensenrechtenschendingen en schendingen van internationaal oorlogsrecht in Jemen. Daaronder valt ook de behandeling van de bahá’ í gemeenschap.

 

 

Indiener(s)

Stef  Blok