Antwoord op vragen van het lid Buitenweg over het gebrek aan onderzoekscapaciteit naar mogelijke politiefraude

In antwoord op uw brieven van 15 januari 2019 en 17 januari 2019 deel ik u mee, dat de schriftelijke vragen van het lid Buitenweg (GroenLinks) inzake het bericht ‘ het gebrek aan onderzoekscapaciteit naar mogelijke politiefraude’ en de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen en Den Boer (D66) over het bericht ‘Pon-affaire op herhaling’, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

Antwoorden kamervragen van het lid Buitenweg (GroenLinks) aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het gebrek aan onderzoekscapaciteit naar mogelijke politiefraude (ingezonden 15 januari 2019, nr. 2019Z00409)

Vraag 1

Kent u het bericht dat een aangifte tegen de politie over mogelijke misstanden rond een grote aanbestedingsprocedure al een half jaar ligt te sudderen bij de Rijksrecherche? 1) Zo ja, klopt dit bericht?

Antwoord 1

Ja, dit bericht is mij bekend. Zoals ook in antwoord 2 van vragen van de leden Groothuizen en Den Boer (2019Z00659) die gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer zijn gezonden wordt aangegeven, heeft aangever al eerder aangiften gedaan tegen de politie. Enkele van deze aangiften zijn inmiddels afgedaan door de zaaksofficier van justitie. Aangever heeft in 2018 opnieuw aangifte gedaan maar ook een artikel 12 SV-klacht ingediend. Vanwege mogelijke overlap tussen de aangifte en de artikel 12 SV-klacht moest worden beoordeeld of nieuw onderzoek opportuun was. Hierdoor heeft het onderzoek langer geduurd. Inmiddels ligt het dossier ter beoordeling voor aan het Openbaar Ministerie.

Vraag 2

Wat is er waar van de bewering dat door capaciteitsgebrek bij de Rijksrecherche misstanden binnen de politieorganisatie onuitgezocht blijven?

Antwoord 2

De ontwikkelingen in de criminaliteit hebben geleid tot een toenemende complexiteit van strafrechtelijke corruptieonderzoeken en een verdere stijging in het werkaanbod van de Rijksrecherche. Daarop zijn er versterkingen en investeringen gepleegd bij onder andere de Rijksrecherche. Deze investeringen nemen niet weg dat onderzoeken soms noodgedwongen in omvang worden beperkt en in bepaalde gevallen de keuze moet worden gemaakt om het strafrechtelijk financieel onderzoek niet uit te voeren. In een enkel geval worden zaken ook (nog) niet opgepakt. Om de gevolgen van een groeiend aanbod van rijksrecherchezaken bij een schaarste capaciteit zo veel mogelijk te beperken, wordt door de Rijksrecherche met man en macht gewerkt om een gelijke productie neer te zetten. Dit gebeurt door het zoeken naar oplossingen door bijvoorbeeld samen te werken met de politie, de FIOD en de KMAR of door zaken in onderling overleg over te dragen aan andere opsporingsdiensten.

Vraag 3

Klopt het dat door het toenemende aantal bedreigingen van burgemeesters corruptieonderzoeken bij de Rijksrecherche op de plank blijven liggen? Zo ja, sinds wanneer is deze ontwikkeling bekend en welke maatregelen zijn sindsdien overwogen om de onderzoekscapaciteit bij de Rijksrecherche uit te breiden?

Antwoord 3

Nee. De Rijksrecherche is niet de aangewezen opsporingsinstantie voor deze zaken, maar ziet wel meer onderzoeken waarbij sprake is van een kwetsbaar openbaar bestuur dat vatbaar is voor beïnvloeding van criminelen dan wel criminele organisaties.


1) De Telegraaf, 14 januari 2019, https://www.telegraaf.nl/nieuws/3018580/pon-affaire-op-herhaling

Indiener(s)