Antwoord op vragen van het lid Karabulut over doorvoer van munitie naar de Verenigde Arabische Emiraten

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karabulut over doorvoer van munitie naar de Verenigde Arabische Emiraten. Deze vragen werden ingezonden op 13 maart 2019 met kenmerk 2019Z04933 .

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Sigrid A.M. Kaag

[Ondertekenaar 2]

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]


Antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Karabulut (SP) over doorvoer van munitie naar de Verenigde Arabische Emiraten

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Munitiedoorvoer naar VAE – mogelijke inzet in Jemen’? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat ondanks het in oktober 2018 afgekondigde beleid om geen wapens meer te leveren aan Saudi-Arabië, Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), vanwege hun betrokkenheid bij de oorlog in Jemen, eind december toestemming is verleend voor de doorvoer van twee zendingen munitie naar de VAE? Zo nee, wat zijn dan de feiten?

Antwoord

Nee, dat klopt niet. De lading betreft een door een bondgenoot [1] (Tsjechië) goedgekeurde transactie die zonder overlading door Nederland wordt vervoerd. Dergelijke zendingen zijn in Nederland niet vergunningplichtig.

De reden waarom Nederland doorvoer zonder overlading van of naar een bondgenoot niet eigenstandig toetst is omdat deze lading al onder effectieve exportcontrole staat. De zending is immers afkomstig van een bondgenoot die een exportcontrolesystematiek hanteert dat gelijkwaardig is aan, of overeenkomsten heeft met, het Nederlandse systeem. Indien de zending afkomstig is van een EU-lidstaat – zoals bij de huidige transactie het geval is – heeft toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt al plaatsgevonden. [2]

Het in november 2018 aangescherpte beleid geldt voor allevergunningaanvragen ten aanzien van uitvoer, doorvoer [3] en tussenhandel van militaire goederen. Dat zijn transacties waarvoor een vergunningplicht geldt. De Nederlandse overheid toetst die zelf allemaal individueel – mede n.a.v. het aangescherpte beleid t.a.v. het conflict in Jemen – aan de acht criteria uit het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.

Vraag 3

Klopt het dat deze doorvoer ruim 57 miljoen kogelpatronen (9 mm voor kleine wapens) uit Tsjechië betreft? Zo nee, wat zijn dan de feiten?

Antwoord

Het betreft twee doorvoerzendingen. De eerste zending dateert van 21 december 2018 en betreft 3.888.000 9X19mm kogelpatronen. De tweede zending dateert van 28 december 2018 en betreft 53.520.000 9x19mm kogelpatronen.

Vraag 4

Klopt het dat Nederland geen eigen toetsing heeft gedaan van de levering van deze munitie aan de VAE? Zo ja, waarom is dat het geval? Gaat u er van uit dat Nederland dezelfde afweging zou hebben gemaakt als Tsjechië?


Antwoord

Voor eerste deel vragen, zie antwoord op vraag 1. Ten aanzien van de laatste vraag: het Nederlandse beleid ten aanzien van de uitvoer van wapens naar de VAE, Egypte en Saoedi-Arabië is in november 2018 aangescherpt. Volgens dit nationale beleid zullen vergunningaanvragen voor de export van wapens naar deze landen alleen worden toegekend indien het onomstotelijk vaststaat dat de desbetreffende goederen niet kunnen worden ingezet bij de strijd in Jemen. Om die reden zal een vergelijkbare zending een Nederlandse exportcontroletoets waarschijnlijk niet hebben doorstaan. Hoewel Nederland andere landen regelmatig aanspoort om net zo restrictief te zijn – zoals tijdens zittingen van de VN Veiligheidsraad en bijeenkomsten van de Raad Buitenlandse Zaken – kan Nederland hen daartoe niet verplichten.

Vraag 5

Hoe kunt u uitsluiten dat dit type munitie ingezet wordt in het conflict in Jemen? Staat onomstotelijk vast dat deze munitie niet kan worden ingezet in de strijd in Jemen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Gelet op de aard van de goederen (munitie) kan inzet in Jemen waarschijnlijk niet onomstotelijk worden uitgesloten. Aangezien de vergunningaanvraag voor deze zending echter in Tsjechië is ingediend en behandeld, beschikt het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken niet over alle gegevens horende bij deze transactie om daarover een duidelijk oordeel te vellen.

Wel heeft Nederland naar aanleiding van deze zending contact gezocht met de Tsjechische exportcontroleautoriteiten. Nederland heeft vragen gesteld over het eindgebruik van de goederen en heeft daarbij nogmaals gewezen op het aangescherpte Nederlandse exportcontrolebeleid t.a.v. de VAE, Egypte en Saoedi-Arabië.

Vraag 6

Hoe is het mogelijk, gegeven het strikte beleid van Nederland en de EU-wapenexportcriteria in het algemeen, dat deze wapens geleverd zijn aan de VAE? Hoe kon de levering van deze munitie de toetsing van de acht criteria doorstaan? Kan dat toegelicht worden?

Antwoord

Aangezien de vergunningaanvraag voor deze zending in Tsjechië is ingediend en behandeld, beschikt het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken niet over alle gegevens horende bij deze transactie om daarover een duidelijk oordeel te vellen. Dit gegeven laat onverlet dat een vergelijkbare zending een Nederlandse exportcontroletoets waarschijnlijk niet zou hebben doorstaan.

Vraag 7

Deelt u de mening dat toetsing van de doorvoer van militair materieel aan landen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen gelijk zou moeten zijn aan de toetsing die plaatsvindt bij wapenexporten vanuit Nederland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ja. Het in november 2018 aangescherpte beleid geldt daarom voor alle vergunningaanvragen ten aanzien van uitvoer, doorvoer en tussenhandel van militaire goederen. Dat zijn transacties waarvoor een vergunningplicht geldt. Doorvoerzendingen zonder overlading afkomstig van een bondgenoot zijn echter niet vergunningplichtig, waardoor de verantwoordelijkheid voor de toetsing niet bij Nederland is belegd (zie ook het antwoord op vraag 1). Ook daarom acht het kabinet het wenselijk dat het aangescherpte Nederlandse beleid wordt overgenomen door andere EU-lidstaten. De huidige casus toont opnieuw het belang aan van verdere harmonisatie binnen de EU ten aanzien van het wapenexportcontrolebeleid in het algemeen en een aangescherpt beleid t.a.v. de landen die militair betrokken zijn bij het conflict in Jemen in het bijzonder. Om die reden spoort het kabinet andere landen regelmatig aan om net zo restrictief te zijn als Nederland, zoals de minister van Buitenlandse Zaken onlangs deed in november 2018 tijdens een zitting van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (conform motie Sjoerdsma van 14 november 2018, kamerstuk 21 501-02 nr 1924) en onlangs tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 maart 2019 (conform ook de motie Van Ojik van 17 oktober 2018, kamerstuk 21 501-20 nr 1368). Helaas kan Nederland hen daartoe niet verplichten. Desalniettemin zal ik onverminderd aandacht blijven vestigen op het aangescherpte Nederlandse beleid en ga ik graag het gesprek hierover aan met mijn EU-collega’s.

1) http://www.stopwapenhandel.org/node/2259 , 11 maart 2019.



[1] Onder bondgenoten worden in dit geval verstaan EU-lidstaten, NAVO bondgenoten, Australië, Japan, Nieuw Zeeland en Zwitserland.

[2] Een gedetailleerde toelichting van het Nederlandse doorvoerbeleid zal op korte termijn aan uw Kamer worden verzonden.

[3] Inclusief de algemene doorvoervergunning NL007, deze is sinds 8 juli 2016 niet meer bruikbaar voor Saoedi-Arabië, VAE en Jemen en sinds 13 februari 2019 ook niet meer voor Egypte.

Indiener(s)