Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over eerdere signalen van misstanden bij interlandelijke adoptie

In antwoord op uw brief van 7 december 2018 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) over eerdere signalen van misstanden bij interlandelijke adoptie worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister voor Rechtsbescherming,

Sander Dekker

Antwoorden Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister voor Rechtsbescherming over eerdere signalen van misstanden bij interlandelijke adoptie (ingezonden 7 december 2018,

nr. 2018Z23263)

Vraag 1

Welke signalen heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid de afgelopen jaren ontvangen van geadopteerden of anderszins over mogelijke misstanden rondom interlandelijke adopties uit het verleden en de rol van de Nederlandse overheid daarbij? 1)

Antwoord op vraag 1

Mijn ministerie heeft de afgelopen jaren verschillende signalen van geadopteerden en hun belangenorganisaties ontvangen. Deze signalen zagen op mogelijke misstanden rondom interlandelijke adopties die in de jaren zeventig tot en met negentig hebben plaatsgevonden.

De landen waarover mijn ministerie signalen van mogelijke misstanden heeft ontvangen, zijn de vijf landen die ik genoemd heb in mijn brief aan uw Kamer d.d. 6 december jongstleden [1], te weten: Brazilië, Colombia, Indonesië, Sri Lanka en Bangladesh. Het aangekondigde onafhankelijke onderzoek door een externe commissie zal zich primair op deze vijf landen richten.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de opmerking van Patrick Noordoven, die zegt: “Acht jaar heb ik staan bonzen op de deur van de staat. Jarenlang hoorde ik: er is geen informatie. Dus al het onderzoek heb ik zelf moeten verrichten. Nu weet ik: de informatie was er wél.” 2)

Vraag 5

Waarom waren er WOB-verzoeken voor nodig om hier achter te komen, waarom is het ministerie niet zelf actiever op zoek gegaan naar de waarheid van deze geschiedenis?

Antwoord op vraag 2 en 5

Vanaf 2011 heeft de heer Noordoven op verschillende momenten gecorrespondeerd met het ministerie van Buitenlandse Zaken over zijn illegale adoptie en het verlenen van consulaire bijstand bij het traceren van zijn familie. In 2015 heeft de toenmalige advocaat van de heer Noordoven met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over zijn zaak gecorrespondeerd. Bij beide ministeries is geen informatie over zijn zaak aangetroffen. Mijn ministerie heeft in 2014 een brief van de toenmalige advocaat van de heer Noordoven ontvangen. In de correspondentie van de heer Noordoven is destijds geen aanleiding gezien om de signalen van mogelijke misstanden nader te onderzoeken.

De zoektocht in de archieven van mijn ministerie naar aanleiding van het Wob-verzoek van de heer Noordoven leverde dusdanige aanwijzingen voor betrokkenheid van de Nederlandse overheid op dat die mij deden besluiten alsnog zelf een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren. Met de kennis van nu betreur ik dat de signalen van de heer Noordoven niet eerder diepgravend zijn onderzocht. Ik heb de heer Noordoven uitgenodigd voor een gesprek.

Vraag 3

Wat is uw reactie op een geadopteerde die als eerste reactie op het aangekondigde onderzoek laat weten: “Ik vind het jammer dat er totaal niet met ons wordt gecommuniceerd over de illegale adopties, ons niet serieus heeft genomen, terwijl het Ministerie alle informatie van ons heeft gekregen die voldoende aanleiding geeft om nader onderzoek te verrichten, en nu ineens hebben ze besloten om wel onderzoek te gaan doen”? 3)

Antwoord op vraag 3

In het afgelopen jaar zijn verschillende gesprekken gevoerd met (belangen)organisaties van geadopteerden waarin signalen over mogelijke misstanden naar voren zijn gekomen. Deze signalen zagen – anders dan de informatie van de heer Noordoven en de informatie die nu naar aanleiding van het Wob-verzoek uit de archieven naar voren is gekomen – niet op een actieve betrokkenheid van de Nederlandse overheid.

Ik zal in overleg met deze (belangen)organisaties alle ontvangen informatie ter beschikking stellen aan de commissie. Ook zal ik (belangen)organisaties van geadopteerden uitnodigen voor een gesprek over de op te richten commissie.

Vraag 4

Waarom heeft u tot nu toe volgehouden dat de Nederlandse overheid steeds zorgvuldig heeft gehandeld, terwijl er dus kennelijk al meerdere signalen bij het ministerie bekend waren?

Antwoord op vraag 4

In mijn brieven van 10 januari en 26 april 2018 [2] heb ik aangegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige afstandsprocedure en de bijbehorende dossiervorming bij de zendende landen lag en ligt. In mijn brief van 6 december 2018 heb ik aan uw Kamer toegelicht dat mijn aanname hierbij was dat de Nederlandse overheid steeds zorgvuldig heeft gehandeld bij interlandelijke adopties in het verleden en dat de informatie die recent bij de behandeling van een Wob-verzoek naar illegale adopties uit Brazilië naar boven was gekomen, daar een ander licht op heeft geworpen. In tegenstelling tot wat mij tot dusver bekend was, bevat die informatie concrete aanwijzingen voor een mogelijke actieve betrokkenheid van één of meerdere aan de Nederlandse overheid verbonden personen bij illegale adopties uit Brazilië in de jaren zeventig en tachtig. Ook blijkt uit de stukken dat er mogelijk een verzoek is gedaan om deze betrokkenheid buiten beschouwing te laten bij een strafrechtelijk onderzoek. Die informatie is voor mij aanleiding om een externe commissie in te stellen die onafhankelijk onderzoek gaat uitvoeren naar interlandelijke adopties die in het verleden hebben plaatsgevonden.

Vraag6

Wat betekent dit vanaf nu voor de hulp van de Nederlandse overheid bij de zoektocht van geadopteerden naar hun herkomst en eventuele financiële tegemoetkoming daarbij ?

Antwoord op vraag 6

Ik heb de afgelopen periode diverse (belangen)organisaties van geadopteerden gesproken om te horen waar zij bij het zoeken naar hun herkomst tegenaan lopen en of, en zo ja, welke behoefte aan ondersteuning zij hebben. Ook heeft mijn ministerie met Fiom een brainstormsessie georganiseerd om samen met de (belangen)organisaties van geadopteerden, vergunninghouders en NGO’s te bekijken hoe de hulp aan interlandelijk geadopteerden die zoeken naar hun roots verbeterd kan worden.

Naast Fiom houden veel (belangen)organisaties van geadopteerden zich bezig met het zoeken naar roots en de begeleiding daarbij. Ik acht het van belang dat deze organisaties nauwer gaan samenwerken. Ik nodig de gevestigde organisaties en de (belangen)organisaties van geadopteerden uit om met een realistisch, gezamenlijk plan te komen voor een effectief en passend ondersteuningsaanbod in aanvulling op het huidige ondersteuningsaanbod. [3] Dat plan kan zich richten op een bredere toegankelijkheid tot adoptiedossiers in Nederland en andere hulp bij zoekacties. Ik houd uw Kamer op de hoogte van dit plan.



[1] Kamerstukken II 2018/19, 31265, nr. 66.

[2] Kamerstukken II 2017/18, 31265, nr. 63 en 65.

[3] Het huidige ondersteuningsaanbod gefinancierd door de rijksoverheid betreft internationale zoekacties door Fiom via ISS-kanalen, een helpdesk van Fiom voor geadopteerden en adoptieouders en gratis inzage in dossiers die onder beheer van de rijksoverheid vallen.

Indiener(s)