Antwoord op vragen van het lid Lodders over de aangifte omzetbelasting (btw)

Geachte voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op Kamervragen van het lid Lodders (VVD) over de aangifte omzetbelasting (btw) (ingezonden 20 november 2018).

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

Menno Snel

2018Z21542

Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over de aangifte omzetbelasting (btw). (ingezonden 20 november 2018)

1

Kunt u aangeven wanneer een ondernemer uiterlijk zijn aangifte omzetbelasting (btw) moet doen en wanneer het bedrag aan af te dragen btw aan de Belastingdienst betaald moet worden?

Kunt u aangeven binnen welke termijn de Belastingdienst een btw-teruggaaf moet voldoen? Is er verschil tussen een maand-, kwartaal- en jaaraangifte? Wat zijn de sancties als de ondernemer te laat is met betalen? Wat zijn de sancties als de Belastingdienst te laat is met betalen?

Antwoord

Bij de beantwoording van deze vraag wordt uitgegaan van de situatie dat deze ondernemer bekend is bij de Belastingdienst en dat deze ondernemer is uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de omzetbelasting. De inspecteur stelt bij de uitnodiging tot het doen van aangifte het tijdvak vast waarover de ondernemer aangifte dient te doen. Het tijdvak is normaliter een kwartaal. Het tijdvak kan een kalendermaand zijn als de inspecteur dat vordert of als de belastingplichtige over een kalendermaand aangifte wil doen. In bijzondere gevallen kan het tijdvak ook op een jaar worden gesteld. De aangifte omzetbelasting wordt gedaan binnen een door de inspecteur gestelde termijn van tenminste een maand na het einde van het tijdvak. De ondernemer is daarnaast gehouden de verschuldigde omzetbelasting binnen één maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte aan de ontvanger te voldoen.

Na ontvangst van een verzoek om teruggaaf via de ingediende aangifte omzetbelasting heeft de inspecteur een redelijke termijn om op het verzoek te beslissen door middel van een zogenoemde teruggaafbeschikking. Deze redelijke termijn bedraagt op grond van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maximaal acht weken. Indien de inspecteur niet binnen deze acht weken een teruggaafbeschikking kan geven, kan hij belastingrente verschuldigd worden bij de alsnog gegeven teruggaafbeschikking. In ieder geval deelt hij de belastingplichtige een redelijke termijn mee waarbinnen de teruggaafbeschikking wel kan worden gegeven. Na het geven van de teruggaafbeschikking heeft de ontvanger zes weken na de dagtekening de tijd om het terug te geven bedrag uit te betalen. Indien deze termijn niet worden gehaald zal invorderingsrente worden vergoed. In het reguliere geval betaalt de Belastingdienst de teruggaaf binnen een week na de datum van de teruggaafbeschikking. Voor de genoemde termijnen en mogelijke te vergoeden rente door de Belastingdienst geldt geen verschil tussen een maand-, kwartaal- of jaaraangifte.

Aan een ondernemer die belastingplichtig is voor de omzetbelasting en niet, niet geheel of niet tijdig aan zijn betalingsplicht voldoet, kan een verzuimboete van ten hoogste € 5.278 worden opgelegd. Indien een belastingplichtige ondernemer door opzet of grove schuld niet, niet geheel of niet tijdig aan zijn belastingplicht heeft voldaan, kan aan hem een vergrijpboete worden opgelegd. De vergrijpboete bedraagt maximaal 100 procent van het bedrag dat door opzet of grove schuld niet of niet tijdig is betaald. De verzuim- of vergrijpboete wordt in principe gelijktijdig met de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag kan tot vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan worden opgelegd.

Verder zijn in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst beleidsregels opgenomen hoe de Belastingdienst omgaat met het opleggen van de verzuim- of vergrijpboete. De uiteindelijke hoogte van de fiscale boete dient passend en geboden te zijn.

2

Kunt u aangeven wanneer een ondernemer uiterlijk zijn suppletieaangifte moet doen en wanneer het bedrag aan af te dragen btw aan de Belastingdienst betaald moet worden? Kunt u aangeven binnen welke termijn de Belastingdienst de suppletieaangifte moet beoordelen? Wat zijn de gemiddelde doorlooptijden? Hoeveel tijd heeft een ondernemer om het te betalen btw-bedrag af te dragen aan de Belastingdienst? Binnen welke termijn dient de Belastingdienst een btw-teruggaaf te voldoen?

Antwoord

Indien er bij een belastingplichtige onjuistheden of onvolledigheden in de gegevens of inlichtingen die van belang zijn voor de belastingheffing bekend zijn, of bekend zijn geworden, moet de belastingplichtige dit uit eigen beweging mededelen aan de inspecteur op basis van artikel 10a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Voor de omzetbelasting gebeurt dit door middel van een suppletieaangifte. Op basis van artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 moet een suppletieaangifte worden gedaan zodra een belastingplichtige constateert dat hij een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan en er hierdoor te veel of te weinig belasting is betaald. Dit moet in ieder geval gebeuren voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden. Wanneer de fout per saldo minder dan € 1.000 betreft, mag dit in de eerstvolgende aangifte verwerkt worden. Een suppletieaangifte kan leiden tot een naheffingsaanslag omzetbelasting; deze moet op grond van artikel 9, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald binnen veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Voor de beoordeling van een verzoek om teruggaaf dat via de aangifte is ingediend, is de inspecteur op grond van artikel 31, negende lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 gehouden aan de termijnen van de Awb. Deze termijnen van de Awb worden in principe ook gehanteerd voor ingediende suppletieaangiften die leiden tot een teruggaaf. Een negatieve suppletie die binnen de bezwaartermijn wordt ingediend wordt behandeld als een bezwaarschrift. Hierop volgt binnen de gebruikelijke termijn een uitspraak op bezwaar. In andere gevallen zal de negatieve suppletie worden behandeld als een verzoek om ambtshalve teruggaaf.
Na ontvangst van het verzoek om teruggaaf moet de inspecteur de teruggaafbeschikking binnen een redelijke termijn afgeven. Deze redelijke termijn is in elk geval verstreken na acht weken na ontvangst van de aanvraag. Als het de inspecteur niet lukt binnen acht weken te beslissen op de aanvraag, moet hij dat binnen die termijn meedelen aan de aanvrager en een redelijke termijn noemen waarbinnen de teruggaafbeschikking wel wordt afgegeven.

Van de ingediende suppleties (positief, negatief en nihil) worden de langs geautomatiseerde weg behandelde suppleties binnen acht weken afgedaan. Dit betrof in 2017 ruim 70 procent van het totaal aantal ingediende suppleties. Gewoonlijk krijgt de ondernemer de teruggaafbeschikking binnen één maand nadat het verzoek om teruggaaf is ingediend. Als de inspecteur een (boeken)onderzoek instelt, kan het langer duren. Ook voor de meerderheid van deze suppleties wordt evenwel de termijn van acht weken gehaald.

3

Welke termijnen worden door de Belastingdienst gehanteerd als er controle plaatsvindt op de btw-aangifte?

Antwoord

Indien een negatieve btw-aangifte wordt geselecteerd voor controle, geeft de Belastingdienst de ondernemer standaard drie weken de tijd om de vragenbrief naar aanleiding van een ingediende aangifte te beantwoorden. Daarna hanteert de Belastingdienst een termijn van maximaal zes weken om een standpunt in te nemen, waarna er twee weken worden gerekend voor het administratief afhandelen en uitbetalen. Overigens kan dan ook eventueel een vervolgactie in werking worden gezet, zoals een boekenonderzoek of nadere vragen. Reageert de ondernemer niet binnen de termijn van drie weken op de vragenbrief, dan wordt een week later een rappelbrief verstuurd. Hierin staat de volgende passage: "Nadat ik de informatie heb ontvangen, ga ik verder met de behandeling van uw verzoek. Maximaal zes weken na de dag waarop ik de informatie van u heb ontvangen, laat ik u mijn beslissing weten. Als ik bij de verdere behandeling van uw verzoek nader onderzoek nodig acht, ontvangt u hierover bericht. In dat geval verleng ik de beslistermijn tot maximaal zes weken nadat dit onderzoek is afgerond.”

4

Hoe vaak is de Belastingdienst te laat met terugbetalen? Kunnen de cijfers voor de laatste paar jaar gegeven worden? Bent u bekend met de casus waarbij een ondernemer werkzaam in de landbouw (akkerbouw) zijn btw-aangifte over mei, juni en juli voor 31 augustus 2018 heeft gedaan, in verband met een controle van de vijf rekeningen met het hoogste bedrag uit de aangifte heeft overlegd en tot op heden (16 november 2018) de btw-teruggaaf nog niet ontvangen heeft vanwege een controle van de aangifte? Hoe vaak gebeuren dit soort incidenten?

Antwoord

De Belastingdienst heeft het proces rond de behandeling van negatieve btw-aangiften zo georganiseerd dat de terugbetalingen binnen de wettelijke kaders plaats vinden. Daarbij spant de Belastingdienst zich in om te late terugbetalingen na afgifte van een teruggaafbeschikking te vermijden. Zo is het betalingsproces dat aanvangt na het geven van de teruggaafbeschikking sterk geautomatiseerd, waardoor de kansen op fouten en vertragingen geminimaliseerd is. Het proces dat daarvoor ligt ziet op het toezicht door de Belastingdienst. Dit toezichtproces wordt weliswaar geautomatiseerd ondersteund maar het blijft wel deels mensenwerk, waardoor de kans op fouten niet uitgesloten kan worden. Cijfers over hoe vaak de Belastingdienst te laat terugbetaalt zijn niet beschikbaar.

Indien en voor zover hierover signalen van ondernemers worden ontvangen, worden deze opgepakt en behandeld, waarna, indien gerechtvaardigd, uitbetaling volgt. Bij gebrek aan specifieke gegevens is het niet mogelijk gebleken de beschreven casus bij de Belastingdienst te achterhalen. De Belastingdienst ontvangt jaarlijks circa twee miljoen negatieve aangiften, zodat zonder nadere gegevens niet kan worden beoordeeld of hier sprake is van een bijzonderheid.

5

Bent u bekend met dat in bepaalde sectoren, zoals in deze casus de akkerbouw, in bepaalde perioden van het jaar de liquide middelen laag kunnen zijn omdat er vooral kosten zijn zoals de aanschaf van pootgoed-aardappelen, zaaizaad en gewasbeschermingsmiddelen? Deelt u de mening dat niet alleen de ondernemer tijdig moet betalen maar dat ook verwacht mag worden dat de Belastingdienst tijdig overgaat tot het terugbetalen van btw omdat bedrijven in sommige sectoren in de problemen kunnen komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik ben er mee bekend dat in sommige sectoren de verdeling van omzet en kosten gedurende het jaar kan variëren. De Belastingdienst is zich er van bewust dat ondernemers graag de teruggaaf zo snel mogelijk willen ontvangen. Omdat dit proces gevoelig is voor misbruik en fraude houdt de Belastingdienst hierop afzonderlijk toezicht, zoals in het antwoord op vraag 4 is beschreven. Zowel de ondernemer als de Belastingdienst is erbij gebaat om het toezichtproces op een efficiënte wijze in richten. Daarom heeft de Belastingdienst een geautomatiseerd risicomodel ontwikkeld om de risicovolle posten te selecteren. Hierdoor kunnen de posten met een lager risicoprofiel zonder vertraging behandeld worden en kan de btw snel uitbetaald worden. Het verbeteren van dit risicomodel is een continu proces.

Ondanks de inspanningen van de Belastingdienst is het niet te voorkomen dat in voorkomende gevallen een langere termijn nodig is om de teruggaafbeschikking af te geven

6

Wat zijn de doorlooptijden van btw-teruggaaf in normale situaties? Wat zijn de doorlooptijden van btw-teruggaaf als er een controle plaatsvindt en er aanvullende stukken overlegd moeten worden na ontvangst van de bewijsstukken? Hoe vaak vinden er controles plaats? Hoeveel klachten krijgt de Belastingdienst jaarlijks over de aangifte omzetbelasting?

Antwoord

De Belastingdienst is voor de behandeling en de doorlooptijden van de btw-teruggaaf gehouden aan de wettelijke termijnen. Voor de doorlooptijden verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 en vraag 4. Op alle binnengekomen negatieve aangiften vindt controle plaats, via geautomatiseerde weg dan wel via (boeken)onderzoek. Er zijn geen gegevens bij de Belastingdienst beschikbaar hoeveel klachten over de btw-aangifte per jaar worden ontvangen.

7

Vindt u het acceptabel dat een ondernemer na een controle en het overleggen van controlestukken meer dan drie maanden op zijn/haar btw-teruggaaf moet wachten waarbij er meerdere keren geïnformeerd is naar de voortgang en een telefonische goedkeuring op de stukken is gegeven? Zo ja, waarom?

Antwoord

Dit hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. Verder merk ik op dat een telefonische goedkeuring in de procedure zoals hiervoor geschetst als zodanig geen rol speelt en derhalve ook niet de formele aanleiding kan vormen voor de uitbetaling van een teruggaaf.

8

Klopt het dat als de af te dragen btw niet op tijd wordt betaald er een boeterente wordt opgelegd aan de ondernemer? Klopt het dat als de Belastingdienst er langer dan bijvoorbeeld vier weken over doet om de btw-teruggaaf te betalen er geen rente wordt vergoed? Wat vindt u daarvan?
9

Kan de Belastingdienst in gevallen waarbij de ondernemer niets te verwijten is overgaan tot het uitkeren van een rente? Zo ja, welke voorwaarden of regels zijn hiervoor vastgelegd?

Antwoord vragen 8 en 9

Aan een ondernemer die niet, niet geheel of niet tijdig de omzetbelasting heeft betaald, kan een naheffingsaanslag worden opgelegd. Indien de naheffingsaanslag wordt opgelegd na het einde van het kalenderjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft, kan er conform de wettelijke bepalingen ook belastingrente hierover in rekening gebracht worden. Er wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de naheffingsaanslag het gevolg is van een suppletieaangifte die is gedaan binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft.

Als een ondernemer wel juist en volledig aangifte heeft gedaan, maar de betalingstermijn voor de naheffingsaanslag omzetbelasting overschrijdt, wordt er invorderingsrente in rekening gebracht.

De ondernemer ontvangt in voorkomende gevallen belastingrente van de Belastingdienst als op verzoek teruggaaf van belasting wordt verleend. Het gaat dan om een teruggaaf als gevolg van bijvoorbeeld een negatieve aangifte, een bezwaarschrift, een suppletieaangifte of een bijzondere teruggaaf. De ondernemer ontvangt pas belastingrente als de Belastingdienst besluit de teruggaaf te verlenen na afloop van acht weken nadat het verzoek om die teruggaaf is ontvangen. De belastingrente wordt dan ook alleen berekend over de periode dat de Belastingdienst de termijn van acht weken heeft overschreden. Als de Belastingdienst binnen de termijn van acht weken op het teruggaafverzoek beslist, heeft de ondernemer geen recht op vergoeding van belastingrente. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt acht weken na ontvangst van het verzoek, doch niet eerder dan drie maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar waarop de teruggaaf betrekking heeft en eindigt 14 dagen na de dagtekening van de teruggaafbeschikking. Verder wordt invorderingsrente vergoed indien de ontvanger niet binnen zes weken na de dagtekening van de teruggaafbeschikking het bedrag heeft uitbetaald. Hierbij geldt als hoofdregel dat de invorderingsrente enkelvoudig wordt berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na de dagtekening van de tot uitbetaling strekkende beschikking en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling.

De systematiek van de belastingrente is nader toegelicht in de op 7 juni 2017 beantwoorde Kamervragen van het lid De Vries over belastingrente [1] en in mijn brief over het onderzoek naar de regeling van de belastingrente van 5 juli 2018 aan de Tweede Kamer[2]. Voorts verwijs ik naar mijn antwoorden van 10 oktober jl. op de schriftelijke vragen over het bericht ‘bescherm de rechten van belastingbetalers beter’ [3].



[1] Aanhangsel Handelingen II, 2016/17, 2043.

[2] Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 34 785, nr. 99.

[3] Aanhangsel Handelingen II, 2018-2019, 244.

Indiener(s)