2018Z06929
Vragen van de leden Ziengs en Lodders (beiden VVD) aan de staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de
Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen (Kamerstuk 28 973).
(ingezonden 13 april 2018)
1
Kunt u aangeven of er in Nederland en Duitsland verschillende enkelvoudige en combiluchtwassers
worden gebruikt? Zo ja, hoe is de verdeling per luchtwasser en per provincie?
2
Kunt aangeven of er verschillende normen gelden voor luchtwassers in Nederland en
Duitsland? Zo ja, kunt u motiveren waarom deze in stand gehouden worden?
3
Zouden dezelfde luchtwassers in de Europese Unie niet aan dezelfde normen moeten
voldoen? Zo nee, waarom niet? Kunt u ingaan op de effecten, in met name de grensregio’s, bij
het gebruik van dezelfde luchtwassers maar bij gebruik van andere milieunormen? Kunt u
aangeven wat de effecten op de natuur en het milieu zijn?
4
Kunt u aangeven hoe het komt dat er grote verschillen zitten tussen metingen die gedaan zijn
door Nederlandse en Duitse laboratoria, terwijl beide metingen op basis van de Europese
norm voor geurmeting hebben plaatsgevonden?
5
Waarom zijn de verschillende metingen onderling niet te vergelijken? Kunt u de punten
opsommen waarop de vergelijking niet te maken is? Zo nee, waarom niet?
6
Bent u bekend met het feit dat Nederlandse leveranciers dezelfde combi-luchtwassers in
Duitsland en in Nederland hebben draaien en dat de luchtwassers in Duitsland jaarlijks
gecontroleerd worden en er geen rendementsproblemen zijn vastgesteld? Waarom haalt
eenzelfde luchtwasser in Duitsland wel het juiste rendement?
7
Waarom loopt u vooruit met het aanpassen van de normen terwijl het niet duidelijk is waar het
verschil in de metingen vandaan komt? Kunt u een uitgebreide toelichting hierop geven?
8
Op basis van welke informatie vindt u het gerechtvaardigd Nederlandse metingen als
uitgangspunt te nemen?
9
Deelt u de mening dat het rapport de aanpassing van de normen onvoldoende onderbouwt,
omdat er 48 van de 2.400 bedrijven met een luchtwasser zijn onderzocht, waarvan 45
bedrijven in de provincie Noord-Brabant en drie bedrijven in de provincie Gelderland?
10
Vindt u dat het onderzoek op basis van de getallen genoemd onder vraag 9 voldoende
statistische betrouwbaarheid geeft? En vindt u het onderzoek voldoende representatief is? Zo
ja, kunt u voor beide vragen een uitgebreide toelichting geven?
11
Bent u bekend dat van de 48 onderzochte bedrijven er 28 bedrijven met een combiluchtwasser
waren, waarvan er 18 luchtwassers niet juist in werking waren? Op basis van
welke onderbouwing kunt u de normen van de geurreductiepercentages van de combiluchtwassers
in de Regeling geurhinder en veehouderij aanpassen?
12
Bent u ermee bekend dat in het rapport alleen wordt gesproken over reductie van de
percentages van luchtwassers, terwijl in de Regeling geurhinder en
veehouderij geuremissiefactoren per diercategorie en per luchtwasser zijn vastgesteld? Hoe
kan uit het rapport opgemaakt worden hoe hoog de werkelijke geuremissie uit de stal was en
of de geuremissiefactor per dier wel gehaald wordt? Hoe kan het onderzoek dan leiden tot
aanpassing van de geurreductie percentages?
13
Welk orgaan is verantwoordelijk voor toezicht en of handhaving op goed functionerende
luchtwassers? Is dit onderdeel van een milieuvergunning? Hoeveel controles hebben er door
de verschillende handhavingsdiensten plaatsgevonden in het jaar 2016 en 2017? Hoeveel
problemen zijn er in beide jaren (indien mogelijk per provincie) gesignaleerd en wat zijn de
vervolgstappen geweest?
14
Wie is verantwoordelijk voor de procesbewaking en processturing, zoals opgenomen in de
brief?
15
Erkent u dat de aangescherpte eisen grote gevolgen hebben voor veehouders, niet in de laatste
plaats vanwege de economische consequenties en het feit dat de sector met een eenzijdig en
beperkt onderzoek op slot wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
16
Wanneer worden de resultaten van het oriënterend- en vervolgonderzoek verwacht?
17
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Leefomgeving van 7 juni 2018 te
beantwoorden?