Arresten van de Hoge Raad in de Valkenburgse zedenzaak

2018Z03231 Vragen van het lid Van Oosten (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over arresten van de Hoge Raad in de Valkenburgse zedenzaak (ingezonden 22 februari 2018).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de arresten van de Hoge Raad d.d. 20 februari 2018 waaruit volgt dat de wet toestaat dat van het zogenaamde «taakstrafverbod» kan worden afgeweken als naast de taakstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van slechts één dag wordt opgelegd?1

Vraag 2
Deelt u het standpunt dat een celstraf van maximaal één dag een wel erg summiere straf is afgezet tegen de inbreuk op de seksuele integriteit van een minderjarige?

Vraag 3
Kunt u uitleggen wat de meerwaarde van een taakstraf kan zijn bij een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf? Bent u bereid de wet aan te passen in die zin dat een taakstraf niet langer tot de mogelijkheden behoort bij dergelijke ernstige schendingen? Zo ja, wanneer kunnen op dit punt stappen van u worden verwacht?

Vraag 4
Zo nee, geeft het arrest u dan wel aanleiding artikel 22b Wetboek van Strafrecht zodanig aan te scherpen dat tenminste een substantiële celstraf opgelegd dient te worden bij een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zodanig dat niet meer kan worden volstaan met gevangenisstraf van slechts één dag?

1 https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Hoge-Raad-der-Nederlanden/ Nieuws/Paginas/Strafoplegging-Valkenburgse-zedenzaak-blijft-in-stand.aspx

Indiener(s)