Vragen van de leden Lodders en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de
Staatssecretaris van Financiën over het feit dat zonnepanelen
meegenomen worden in de onroerendezaakbelasting (ingezonden 10
september 2018).
1 Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
van 17 april 2018? Wat is de achtergrond van deze zaak?
2 Tellen zonnepanelen ook mee in de WOZ-waarde en de grondslag van de
onroerendezaakbelasting (ozb) wanneer zij door de huiseigenaar
verwijderd en meegenomen worden bij de verhuizing? Zo ja, waarom? Hoe
verhoudt zich dit tot de grondslag, te weten «de prijs welke door de
meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de
voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding»?
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak. Op 17 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] uitspraak gedaan in een beroepsprocedure over de WOZ-waarde van een woning. Onderdeel van het geschil was de vraag of bij de waardering in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) terecht de invloed op de waarde van de aanwezige zonnepanelen op het dak van de woning is meegenomen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
Het uitgangspunt bij de WOZ-waardering is dat de onroerende zaak (de woning) met alle onroerende delen in de waarde wordt betrokken. De vraag is derhalve of zonnepanelen op een dak al dan niet onroerend zijn.
In zijn uitspraak van 17 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de zonnepanelen in de betreffende casus als onroerende delen van de woning aangemerkt omdat deze naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Daarbij heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de (technische) mogelijkheid dat de eigenaar bij verhuizing de zonnepanelen meeneemt, niet relevant geacht.
Dat deze mogelijkheid niet van invloed is op de vraag of zonnepanelen al dan niet in de waarde moeten worden betrokken, acht ik in lijn met de grondslag in de Wet WOZ. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde wordt immers uitgegaan van de marktwaarde van een woning op de waardepeildatum. De intenties van een eigenaar, zoals het meenemen van de zonnepanelen bij een verhuizing, zijn hierbij niet van belang.
3
Welke gemeenten hebben naar aanleiding van dit arrest besloten
zonnepanelen mee te nemen in de te betalen ozb?
4 Wat betekent dit voor de ozb van huiseigenaren met zonnepanelen?
Hoeveel gaan zij meer betalen aan ozb?
5 Wat betekent dit voor bedrijfspanden die willen verduurzamen en vaak
een groter oppervlakte gebruiken voor zonnepanelen?
Het gevolg van de huidige systematiek van de waardebepaling in het kader
van de Wet WOZ is dat zonnepanelen in principe worden meegenomen in de
WOZ-waarde. De te betalen onroerendezaakbelasting (hierna: ozb) wordt
berekend op basis van de WOZ-waarde.
Gemeenten hebben op grond van artikel 220d van de Gemeentewet de
mogelijkheid in de gemeentelijke belastingverordening bij de bepaling van
de heffingsmaatstaf voor de ozb uitzonderingen op te nemen voor specifieke
(gedeelten van) onroerende zaken. Er is geen overzicht beschikbaar van hoe
gemeenten omgaan met de waardering van zonnepanelen en of zij al dan niet
gebruik maken van de uitzonderingsbepaling in de Gemeentewet.
Door de systematiek van de ozb zullen woningeigenaren meer ozb moeten
betalen wanneer de aanwezigheid van zonnepanelen tot een hogere WOZ-waarde
leidt en zonnepanelen niet zijn uitgezonderd van de heffing van ozb. In de
praktijk zal dit bedrag echter beperkt zijn doordat de investering in
zonnepanelen vaak beperkt is in relatie tot de totale marktwaarde van een
woning. De toename van de marktwaarde is in de regel slechts een gedeelte
van deze investering. Uitgaande van een gemiddeld ozb-tarief voor woningen
zal het bedrag dat de eigenaar van de zonnepanelen potentieel meer aan ozb
moet betalen voor een gemiddeld huishouden, naar schatting tussen de € 5 en
€ 10 per jaar liggen. In de casus die is beschreven in de uitspraak van het
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 was de toename van het
verschuldigde bedrag aan ozb ongeveer € 6,25.
De situatie voor bedrijfspanden wijkt niet wezenlijk af van de situatie
voor woningen. Net als bij woningen kunnen investeringen leiden tot een
verhoging van de WOZ-waarde. Het effect hiervan moet ook hier gezien worden
in relatie tot de marktwaarden van deze bedrijfspanden.
Vraag 6 Hoe verhoudt dit arrest en dit potentieel beleid van gemeenten
zich tot het streven van het kabinet om verduurzaming en duurzame
energie te bevorderen?
Vraag 7 Is er sprake van structureel overleg met gemeenten zodat
(fiscaal) beleid van gemeenten en overheid om verduurzaming te
stimuleren elkaar niet tegenwerkt? Zo ja, kan deze kwestie ook
meegenomen worden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8 Voldoet de huidige systematiek van de ozb nog wel aan de
vereisten van deze tijd, zoals rond verduurzaming? Wanneer is de
systematiek voor het laatst tegen het licht gehouden?
Vraag 9 Is het kabinet voornemens dit systeem in deze kabinetsperiode
te evalueren? Zo ja, wanneer?
Vraag 10 Deelt u de mening dat fiscaal beleid niet op een dergelijke
wijze verduurzaming bij particulieren zou moeten tegengaan, zeker niet
wanneer dit gepaard gaat met hogere lasten?
Aan alle sectortafels van het Klimaatakkoord is gevraagd om bij het maken
van afspraken ook specifiek te kijken naar alle vormen van wet- en
regelgeving die nodig zijn om de opgave te halen en te laten passen in de
langetermijntransitie. Het gaat daarbij zowel om bestaande wet- en
regelgeving die in de huidige vorm een belemmering vormt, als om nieuwe
wet- en regelgeving die noodzakelijk wordt geacht om de opgave te
realiseren.
Het kabinet is daarnaast op 14 februari 2018 met de decentrale overheden
een interbestuurlijk programma (hierna: IBP) gestart om de komende tijd een
aantal uitdagingen, waaronder de energietransitie, gezamenlijk op te
pakken. In het IBP staan negen maatschappelijke opgaven centraal. Binnen
het IBP wordt ook gesproken over benodigde, dan wel belemmerende wet- en
regelgeving, indien dit nodig is om deze opgaven aan te pakken. Hieronder
valt ook fiscale wet- en regelgeving voor decentrale overheden. Hoewel de
ozb systematiek nog tegen het licht is gehouden bij de verkenning voor de
hervorming van het lokaal belastinggebied, hetgeen leidde tot een brief aan
de Tweede Kamer [2],
zal uit bovengenoemde trajecten moeten blijken of hier verdere evaluaties
ten aanzien van de lokale belasting of de ozb uit voortkomen. Het kabinet
wacht de uitkomsten van deze overleggen af, alvorens een definitief
standpunt in te nemen.