Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland

Antwoorden van de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Financiën op de vragen van het lid Groothuizen (D66) over omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland(ingezonden 28 september 2018, nr. 2018Z17139)

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Transparency International: ‘Nederland doet nog steeds te weinig tegen omkoping in buitenland’? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusie uit het voortgangsrapport 2018 ‘Exporting Corruption’ van het Transparency Institute Nederland (TIN) dat Nederland beperkt handhaaft tegen omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? 2)

Antwoord op vraag 2

Het voortgangsrapport van TIN ziet op de jaren 2014-2017. In deze periode is in Nederland een extra investering gedaan in de bestrijding van corruptie. Zo is in september 2016 een anti-corruptie centrum bij de FIOD opgericht en is in 2017 een themateam corruptie bij het OM opgericht. Het aantal zaken op het gebied van buitenlandse corruptie dat strafrechtelijk is onderzocht is sinds 2013 dan ook toegenomen. Op dit moment loopt een aantal (nieuwe) strafrechtelijke onderzoeken. Strafrechtelijk onderzoek naar buitenlandse corruptie is per definitie arbeids- en tijdsintensief; het resultaat van de verhoogde inspanningen zal op termijn zichtbaar worden. Het OM verwacht dat de stijgende trend zich door zal zetten.

In de voor het voortgangsrapport gehanteerde methodiek is het aantal strafrechtelijke onderzoeken afgezet tegen de omvang van de Nederlandse export. Van belang is hierbij op te merken dat het leeuwendeel van de Nederlandse export naar landen gaat waar het corruptierisico relatief laag is. Dit gegeven is niet meegewogen bij het beoordelen van de verhouding van het aantal buitenlandse omkopingszaken tot het aandeel in de wereldexport.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de kritiek van het TIN over het gebrek aan transparantie en onafhankelijke rechterlijke toetsing van schikkingen getroffen met het openbaar ministerie (OM) in het kader van omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland? Kunt u uw beoordeling onderbouwen?

Vraag 4

Deelt u de mening dat onafhankelijke rechterlijke toetsing van deze schikkingen op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering alleen kan als de klager belanghebbende is en hij actief schriftelijk beklag moet indienen bij het gerechtshof en dat dit daarmee beperkend is ten aanzien van het voorstel van de Raad voor de rechtspraak begin dit jaar? 3)

Vraag 5

Ziet u mogelijkheden de beslissing een schikking te treffen transparanter te maken? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op de vragen 3, 4 en 5:

De in deze vraag genoemde schikking betreft de wettelijke afdoeningsmogelijkheid van artikel 74 Wetboek van Strafrecht, waarbij het OM een transactie aan de verdachte kan aanbieden ter voorkoming van rechtsvervolging. Een hoge transactie gaat sinds enige tijd vergezeld van een persbericht met uitgebreid feitenrelaas, waarmee zoveel mogelijk transparantie wordt beoogd.

In de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties is de toetsingsprocedure vastgelegd voor de desbetreffende categorieën transacties. Het betreft een zware toetsingsprocedure binnen het Openbaar Ministerie (via de parketleiding en de hoofdadvocaat-generaal en het College van Procureurs-Generaal). De aanwijzing schrijft voor dat het College een hoge transactie vooraf schriftelijk aan de Minister van Justitie en Veiligheid ter goedkeuring voorlegt.

De toetsingsprocedure behelst volgens de Aanwijzing een toetsing van de juridische aspecten van de zaak door de Hoofd Advocaat-generaal en een integrale toetsing van de voorgenomen transactie door het College. Centraal staat daarbij de vraag of de voorgenomen transactie, gezien de feiten en omstandigheden van het geval – en het te bereikten maatschappelijk effect -, een passende afdoening is.

De toets van de Minister van Justitie en Veiligheid beperkt zich tot het oordeel of het Openbaar Ministerie in redelijkheid kon komen tot het standpunt dat de zaak met een transactie kon worden afgedaan. De Minister past immers terughoudendheid bij bemoeienis met individuele strafzaken.

Zoals ik eerder in antwoord op Kamervragen [1] heb aangegeven, neem ik de kritieken van TIN en de Raad van de Rechtspraak ten aanzien van de hoge transactie zeer serieus. Op dit moment wordt de huidige praktijk tegen het licht gehouden. De inzichten hieruit worden meegenomen in het kader van de evaluatie Wet OM-afdoening. Daarop vooruitlopend zal de Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties in lijn worden gebracht met de staande praktijk op het gebied van transparantie.

1) https://www.volkskrant.nl/economie/transparency-international-nederland-doet-nog-steeds-te-weinig-tegen-omkoping-in-buitenland-~be596437/

2) https://www.transparency.nl/wp-content/uploads/2018/09/TI_Exporting-Corruption-Report_2018_Final-digital.pdf

3) https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Rechter-moet-megaschikkingen-kunnen-toetsen.aspx



[1] Kamerstukken II, 2017-18, Aanhangsel nrs. 2207, 2208 en 2209