Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Kuik (CDA) over de berichtgeving dat de gezondheid van modellen in de mode-industrie ondanks beloftes nog steeds ver onder de maat is. (2018Z15167)
1.
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van NOSop3, waaruit blijkt dat er
weinig terechtkomt van de afspraken om het dunne schoonheidsideaal in de
mode-industrie te veranderen? 1)
1.
Ja
2.
Hoe beoordeelt u de uitkomsten van het onderzoek?
2.
Er is met enkele tientallen modellen gesproken. De gesprekken geven een beeld hoe modellen hun vak kunnen ervaren. Mijn beeld is dat problemen ontstaan omdat meisjes op jonge leeftijd gescout worden, waarna hun lichaam nog verandert. Cruciaal is de begeleiding die modellen krijgen. Zorgwekkend vind ik dat een aantal gesproken modellen niet in beeld wil komen uit angst. ‘The Model’s Health Pledge’ (TMHP) spant zich in om deze onveiligheid weg te nemen. De gedane beloftes van de mode-industrie gaan in deze pledge niet over heupmaten, maar over het beschermen van de gezondheid van modellen, o.a. door het scheppen van realistische verwachtingen, zorgen voor goede arbeidsvoorwaarden en het geven van een goede begeleiding. Daarnaast dragen de partners bij aan en realistische beeldvorming van het modellenvak in de media.
3.
Deelt u de mening dat de mode-industrie op deze manier bijdraagt aan een
onrealistisch en ongezond beeld waaraan meisjes zouden moeten voldoen?
3.
De nadruk op dunne modellen vanuit de high fashion draagt daar naar mijn idee zeker aan bij. In de rapportage worden gelukkig ook positieve ontwikkelingen gesignaleerd zoals de groeiende aandacht voor ‘curvy’ modellen en het verschijnen van een minder dunne Barbie pop.
4.
Hoe beoordeelt u de hartenkreten van de modellen die aangeven zich nog
altijd gedwongen te voelen om af te vallen en ongezond dun te zijn?
4.
Die hartenkreten van jonge mannen en vrouwen die zich gedwongen voelen om
ongezond dun te zijn raken mij. Het is natuurlijk vreselijk als jonge
mensen zich gedwongen voelen om ongezond te zijn. Daarom steun ik ook het
werk van ‘The Model’s Health Pledge’ (TMHP). Het modellenvak past niet bij
iedereen. Als bij het ouder worden duidelijk wordt dat je niet geschikt
bent voor de high fashion is het de verantwoordelijkheid van opvoeders en
begeleiders, zoals modellenbureau’s, te helpen met dit inzicht en te helpen
hier op een goede en gezonde manier mee om te gaan.
5.
In hoeverre worden de afspraken geëvalueerd die uw voorganger,
staatssecretaris Van Rijn, op initiatief van de CDA-fractie met de
mode-industrie heeft gemaakt? Is er gesproken over evaluatiemomenten?
5.
Mijn voorganger heeft geen afspraken met de mode industrie gemaakt. Wél
heeft hij partijen bij elkaar gebracht en verkend met de partijen wat zij
vanuit de branche kunnen doen. Dit heeft geleid tot ‘The Models Health
Pledge’ (TMHP).
Partijen die onderdeel uitmaken van deze pledge wilden graag dat zaken
werden geëvalueerd. Onderzoeksbureau Sardes heeft daarom kortgeleden een
enquête gehouden onder 300 modellen in overleg met de TMHP. Deze uitkomsten
kunnen helpen om de pledge verder te ontwikkelen.
6.
Welke resultaten heeft het in 2016 gesloten convenant met een aantal
partners in de mode-industrie tot nu toe opgeleverd?
6.
Het convenant moet bijdragen aan het beschermen en vergroten van de
weerbaarheid van modellen. Resultaten zijn o.a. dat er na deze
ondertekening in 2016, in oktober 2017 een platform is gelanceerd met een
meldpunt en een vertrouwenscommissie, er is inmiddels ook een nieuwe norm
voor naaktfotografie (sowieso niet onder de 18 en niet als het van tevoren
niet is gemeld), een stappenplan voor identificatie van en omgang met
eetstoornissen en een checklist voor shows tijdens de Amsterdam Fashion
Week. Er zijn inmiddels 55 ondertekenende partners die de beloften van de
TMHP hebben ondertekend en zich inzetten voor de gezondheid van modellen.
7.
Heeft u enige indicatie welk deel van de mode-industrie zich actief inzet
om de gezondheid van modellen te verbeteren en geen werk verschaft aan (te)
magere modellen? Is het draagvlak breed genoeg om de problematiek aan te
pakken?
9.
In hoeverre kan Nederland volgens u leren van de Deense aanpak met een
ethisch convenant of van het verbod op inzet van modellen met een te lage
Body Mass Index (BMI) in Frankrijk?
7. en 9.
Die precieze indicatie heb ik niet. Wel weet ik dat er inmiddels 55 partners zijn die de beloften van de TMHP hebben ondertekend en zich inzetten voor de gezondheid van modellen.
Voor de ontwikkeling van de TMHP is nadrukkelijk gekeken naar het Deense
convenant en wat daarvan kon worden geleerd. TMHP is net als in Denemarken
een groeiende beweging, die daar over de jaren heen steeds groter is
geworden. Ik hoop dus dat het aantal ondertekenaars in Nederland zal
blijven groeien en dat grote merken zich blijven aansluiten en daarmee de
impact zal toenemen.
De effecten van het Franse verbod wil ik graag in beeld hebben. Voordat een
vergelijkbaar verbod hier serieus wordt overwogen wil ik vooralsnog
inzetten op de aanpak van TMHP. Het platform van de TMHP is nu 1 jaar
onderweg om de industrie van binnenuit te veranderen in plaats van bovenaf
via wet- en regelgeving.
8.
Welke mogelijkheden ziet u om deze praktijken binnen de mode-industrie aan
te pakken?
8.
TMHP is een kansrijke aanpak. Daarbij is cruciaal dat de partijen dit zelf
omarmen en oppakken, en er nog meer partijen gaan tekenen. Dat heeft tijd
nodig, maar ik houd dit nauwlettend in de gaten. Ik ben voornemens deze
aanpak eind 2019 te evalueren en op basis daarvan zo mogelijk te beoordelen
of deze voldoende bescherming biedt aan modellen.