Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Westerveld over het voortgezet onderwijs in met name Groningse en Drentse krimpregio’s dat bij de nieuwe rijksbekostiging op het hakblok gaat

2018Z17004

Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van den Hul (PvdA) en Westerveld (GroenLinks) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake het voortgezet onderwijs in met name Groningse en Drentse krimpregio's dat bij de nieuwe rijksbekostiging op het hakblok gaat (ingezonden d.d. 27 september 2018).

1

Klopt het dat krimpregio’s, maar ook andere gebieden in het Noorden, door het nieuwe bekostigingsmodel te maken krijgen met sluiting van vestigingen? [1]

Antwoord:

Nee. De vraag impliceert dat de vereenvoudiging van de bekostiging in het voortgezet onderwijs er de primaire oorzaak van is dat vestigingen in krimpregio’s zouden worden gesloten. Dat beeld klopt niet. De vereenvoudiging van de bekostiging leidt tot beperkte herverdeeleffecten tussen schoolbesturen. Of het Groningse en Drentse onderwijsaanbod dekkend, toekomstbestendig en bereikbaar blijft, hangt niet af van de vereenvoudiging van de bekostiging, maar van de gezamenlijke inspanning van schoolbesturen om goed te anticiperen op de leerlingendaling. Dat vormt de primaire uitdaging voor schoolbesturen in de komende jaren en vraagt nu al om actie. Besturen zijn genoodzaakt om in samenspraak met elkaar het regionale onderwijsaanbod kwalitatief goed, dekkend en bereikbaar te houden. Het vormgeven daarvan kan in sommige situaties leiden tot het sluiten van losse vestigingen en scholen. Het open houden van vestigingen en scholen is echter geen doel op zich. De toegankelijkheid van het onderwijsaanbod voor leerlingen, ook in krimpregio’s, is dat wel.

2

Klopt het dat de herverdeling van het geld betekent dat het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) minder krijgt en de veelal brede scholen in krimpregio’s met veel vmbo-leerlingen daardoor moeten beknibbelen op begeleiding en ondersteuning?

Antwoord:

Nee. In het vereenvoudigde bekostigingsmodel is bewust onderscheid gemaakt tussen leerlingen in het algemeen vormend en in het beroepsgericht onderwijs. Leerlingen in de bovenbouw van het vbo krijgen in de nieuwe bekostiging een fors hoger bedrag dan leerlingen die bijvoorbeeld havo volgen. Dit geldt straks voor alle soorten besturen, zowel smalle vmbo-scholen als brede scholengemeenschappen. Op die manier ontvangen schoolbesturen voor vmbo-leerlingen hetzelfde bedrag. Scholen hebben vrijheid om de bekostiging naar eigen inzichten te besteden. Ik laat mij niet uit over waar scholen hun bekostiging aan moeten uitgeven.

3

In hoeverre speelt dit ook in de andere krimpgebieden?

Antwoord:

De in het antwoord op vraag 1 geschetste uitdaging voor schoolbesturen om in tijden van leerlingendaling het regionale onderwijsaanbod kwalitatief goed, dekkend en bereikbaar te houden, geldt voor het gehele land.

4

Wat is uw reactie op het pleidooi van de drie noordelijke provinciebesturen voor een krimpcheck?[2]

Antwoord:

In mijn brief van 1 oktober 2018 aan uw Kamer over de gevolgen van de nieuwe bekostigingssystematiek in het voortgezet onderwijs in relatie tot leerlingendaling ben ik reeds op de brief van de Provincie Friesland in gegaan.

5

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg van 3 oktober a.s.?

Antwoord:

Ja.



[1] “Voortgezet onderwijs in Noorden op hakblok” in: Dagblad van het Noorden, editie Zuidoost-Drenthe, 26 september 2018

Indiener(s)