Antwoord op vragen van de leden Baudet en Hiddema over het financiële fiasco rondom het Haagse Institute for Global Justice (IGJ)

Vragen van de leden Baudet en Hiddema (FvD) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën over het financiële fiasco rondom het Haagse Institute for Global Justice (IGJ) (ingezonden 6 april 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) mede namens de Minister van Financiën en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 4 juni 2018)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Bal van de verdampte miljoenen» over het financiële fiasco rondom het Haagse Institute for Global Justice (IGJ)?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u bevestigen of het Rijk, via het Ministerie van Economische Zaken, een subsidie van in totaal 17,5 miljoen euro heeft verstrekt aan IGJ? Zijn er bovenop dit bedrag nog andere subsidies of andere gunsten door het Rijk verstrekt aan IGJ? Zo ja, welke precies?

Antwoord 2

In 2010 heeft de Minister van Economische Zaken, namens het Rijk, een subsidie van maximaal € 17,45 miljoen aan de stichting The Hague Institute for Global Justice (IGJ) verleend. Oorspronkelijk voor een periode van vijf jaar (2011 – 2015). In 2014 is, op verzoek van het IGJ, de periode verlengd met 1 jaar tot en met 2016. Dit om het IGJ voldoende tijd voor het opbouwen van de organisatie te geven. Het maximale subsidiebedrag is niet aangepast. Over de verlening van de subsidie is de Kamer op de hoogte gesteld (Kamerstuk 29 697, 15). Door het Rijk zijn verder geen subsidies aan het IGJ verstrekt.

Vraag 3 en 4

Kunt u een overzicht aan de Kamer verstrekken over de voorwaarden die zijn of waren verbonden aan de verschillende subsidies die aan IGJ zijn verstrekt? Zo nee, waarom niet?

Kunt u de overeenkomst(en) tussen een of meerdere ministeries en IGJ aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3 en 4

Ja. De beschikkingen treft u, behoudens de daarin opgenomen persoonsgegevens, als bijlagen bij de beantwoording van deze vragen aan.2

Vraag 5

Klopt het dat het Rijk verdere verzoeken tot het verlenen van subsidies heeft geweigerd? Zo ja, kunt u dan aangeven wanneer welke subsidieverzoeken geweigerd zijn en op welke gronden?

Antwoord 5

Het Rijk heeft geen formele subsidieverzoeken van het IGJ, anders dan een verzoek om de eerder genoemde subsidie van maximaal € 17,45 miljoen, ontvangen.

Vraag 6

Klopt het dat de gemeente Den Haag in totaal ook nog eens 3,5 miljoen euro subsidie heeft verstrekt aan IGJ bovenop de 17,5 miljoen euro subsidie van het Ministerie van Economische Zaken?

Antwoord 6

In de subsidievoorwaarden is opgenomen dat de gemeente Den Haag

€ 1 miljoen bijdraagt aan de kosten van het IGJ. Aan deze voorwaarde heeft de gemeente Den Haag voldaan.

Vraag 7

Kunt u zo gedetailleerd mogelijk aangeven wat de 20 miljoen euro subsidies voor Nederland, de Nederlandse bevolking en de gemeente Den Haag concreet hebben opgeleverd? Is dit belastinggeld volgens u goed besteed?

Antwoord 7

Het IGJ voerde in de subsidieperiode, veelal in samenwerking met diverse (inter)nationale partners, diverse projecten en activiteiten op het gebied van vrede, recht en veiligheid uit. Hiermee leverde het IGJ een bijdrage aan de positionering van Den Haag als «Internationale Stad van Vrede en Recht» en leverde daarmee een impuls aan de Randstad als duurzame en economisch sterke regio.

Om u een beeld te geven waar de middelen door het IGJ aan zijn besteed, volgen hier enkele voorbeelden van de activiteiten die zijn uitgevoerd:

  • 1. Diverse projecten zijn uitgevoerd zoals «The Hague Approach»: het opstellen van een handboek met zes unieke principes die helpen bij duurzame vredesopbouw, het project «Conflict prevention in The Hague and the metropolian area», het project «Water diplomacy» en het project «Governance of climate change adaptation in small island developing states».

  • 2. Het leveren van een bijdrage aan de «Commission on Global Security, Justice and Governance» wat resulteerde in het rapport «Confronting the crisis of global governance» en het voeren van het secretariaat van het kennisplatform voor veiligheid en internationale rechtsorde.

  • 3. De organisatie van (meerdaagse) bijeenkomsten zoals de bijeenkomst «Re-thinking governance in fragile states» en de bijeenkomst «Save Wildlife: Act Now or Game Over».

  • 4. De «Distinguished Speaker Series» die sprekers van naam aantrokken en invulling gaven aan één van de taken van het IGJ om kennis en kunde bijeen te brengen en te delen.

  • 5. Voor de kennisverspreiding gebruikte het IGJ diverse communicatiekanalen zoals het uitbrengen van het blad Intersections en een digitale nieuwsbrief.

Het IGJ bracht na elk exploitatiejaar schriftelijk verslag uit over de voortgang van het project. Hierbij hoorde een financiële jaarrekening en een accountantsverklaring. Uit deze verantwoordingsdocumenten, bleken gedurende het subsidietraject geen aanwijzingen dat de subsidie niet conform het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder deze verleend was, is besteed.

Vraag 8 en 10

Wat is momenteel de financiële situatie van IGJ? Zijn er nog openstaande rekeningen bij IGJ? Zo ja, hoe hoog is dit bedrag?

Kunt u aangeven in hoeverre de berichten in de media kloppen dat er sprake is van een dreigend faillissement bij IGJ?

Antwoord 8 en 10

Op 4 april jl. maakte de Raad van Toezicht bekend dat het IGJ ophoudt te bestaan en de stichting wordt ontbonden vanwege het ontbreken van een voldoende financiële basis. De beëindiging van de activiteiten vond plaats na de subsidieperiode die liep tot en met 2016. De Raad van Toezicht van het IGJ stelde een vereffenaar aan om de nog lopende zaken af te wikkelen, openstaande vorderingen te innen en schulden te inventariseren. Op basis van deze inventarisatie is een aanvraag voor faillissement bij de rechtbank ingediend. Op 8 mei jl. heeft de rechtbank het faillissement uitgesproken.

Vraag 9

Is het Rijk of de gemeente Den Haag aansprakelijk voor eventuele schulden van IGJ?

Antwoord 9

Het Rijk is niet aansprakelijk voor eventuele schulden van het IGJ.

Vraag 11

Is er in het kader van de royale subsidieverstrekking door het Ministerie van Economische Zaken en de gemeente Den Haag ook financiële verantwoording afgelegd aan het Ministerie van Economische Zaken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze verantwoording aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord 11

Het IGJ legde na elk exploitatiejaar financiële verantwoording af via een financiële jaarrekening en een accountantsverklaring. Deze verantwoordingsdocumenten treft u, behoudens de daarin opgenomen persoonsgegevens, als bijlagen bij de beantwoording van deze vraag aan.

Vraag 12, 13, 14, 15, 16 en 17

Waarom heeft u geen maatregelen genomen toen al snel na aantreden van de «dean» bleek dat hij een van zijn belangrijkste taken, namelijk fondsenwerving, niet adequaat uitvoerde?

Is er volgens u sprake geweest van wanbeleid bij IGJ?

Deelt u de opvatting dat er – op z’n minst – sprake is van slecht bestuur en falend toezicht bij IGJ?

Deelt u de opvatting dat de Raad van Toezicht had moeten ingrijpen om het wanbeleid bij IGJ bij te sturen?

Hoe beoordeelt u de taakvervulling van de heer Dick Benschop in zijn hoedanigheid als toezichthouder van IGJ? Hoe beoordeelt u de taakvervulling van de heer Jozias van Aartsen, die van 2010 tot 2014 bestuurder was van IGJ?

Deelt u de opvatting dat de heer Benschop ernstig tekort heeft geschoten in zijn taak als toezichthouder van IGJ?

Antwoord 12, 13, 14, 15, 16 en 17

De subsidie is aan de stichting The Hague Institute for Global Justice verleend als eenmalige bijdrage in de aanloop- en exploitatiekosten voor het oprichten van het kennisinstituut The Hague Institute for Global Justice. Deze subsidieverlening was gebaseerd op een projectplan waarin de na te streven doelstellingen en de daarvoor te verrichten activiteiten zijn beschreven. Eén van de doelstellingen was het vormen van een instituut dat na de subsidieperiode zijn inkomsten uit de markt haalt. Hiermee rustte er op het IGJ een inspanningsverplichting om met de uit te voeren activiteiten tot een instituut te komen dat na de subsidieperiode financieel op eigen benen staat. Het IGJ heeft met deze subsidie, ook in samenwerking met (inter)nationale partners, projecten uitgevoerd en activiteiten verricht. De bijgevoegde verantwoordingsdocumenten geven daar inzicht in. De daarmee gemaakte kosten kwamen voor subsidie in aanmerking en om die reden zijn voorschotten aan het IGJ betaald en is het subsidiebedrag vastgesteld.

Uit de Midterm Review en ook uit de financiële jaarrekeningen 2014 en 2015 kwam echter wel naar voren dat de verwerving van externe inkomsten een aandachtspunt vormde. Dat was voor mij dan ook aanleiding om in mondelinge en schriftelijke contacten, onder andere per brief van 26 november 2014 en van 30 juli 2015, het belang hiervan richting het IGJ te benoemen en het IGJ te wijzen op een passende interne organisatie om dit te realiseren. Het tijdelijk bestuur van IGJ was zich bewust van de noodzaak van verwerving van aanvullende financiële middelen en nam in 2013 beslissingen om de interne organisatie van het IGJ daarop in te richten. Er werd een executive director aangesteld en de Raad van Toezicht is benoemd ter vervanging van het tijdelijk bestuur. In 2015 werd een herijkte strategie voor het verwerven van externe middelen opgesteld.

In 2017 stelde het IGJ de eindverantwoording op. In deze eindverantwoording geeft de Raad van Toezicht aan dat deze strategie niet heeft geleid tot voldoende externe middelen voor de dekking van de kosten. Tevens gaf de Raad van Toezicht aan dat door de economische recessie de budgetten bij fondsen en opdrachtgevers verminderden en waarbij de concurrentie tussen (inter)nationale kennisinstituten op het gebied van vrede, recht en veiligheid ten aanzien van deze fondsen toenam. In 2016 voerde de Raad van Toezicht een kostenreductie door en stelde, op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken, een businessplan 2017–2019 op. Dit businessplan bood het IGJ de mogelijkheid om, met een kleinere omvang, na de subsidieperiode die eindigde in 2016, een doorstart te maken. Helaas heeft deze poging niet geleid tot een levensvatbaar instituut.

Vraag 18 en 23

Bent u bekend met het feit dat de heer Benschop is genoemd als voorkeurskandidaat voor de positie van CEO van Schiphol door de raad van commissarissen van Schiphol Group?

Deelt u de opvatting dat de benoeming van de heer Benschop voorlopig dient te worden opgeschort (in ieder geval tot een onderzoek zoals bedoeld in vraag 22 is afgerond)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 18 en 23

Schiphol is een staatsdeelneming waarop volgens het Burgerlijk Wetboek het volledige structuurregime van toepassing is, omdat Schiphol ook een private aandeelhouder heeft (Aeroports de Paris). Dit betekent dat Schiphol verplicht is ingericht met een raad van commissarissen. Ook is bij wet bepaald dat de raad van commissarissen de directie van Schiphol benoemt. Dit is ook zo vastgelegd in de statuten van Schiphol. De raad van commissarissen van Schiphol heeft de heer Benschop benoemd tot CEO Schiphol per 1 mei 2018. Het opschorten van de benoeming is dan ook niet aan de orde. Deze benoeming is met de Minister van Financiën als aandeelhouder afgestemd, zoals beschreven in de brief aan uw Kamer d.d. 12 maart 2018 (Kamerstuk 28 165, nr. 282). De Minister van Financiën heeft de benoeming ook afgestemd met de betrokken beleidsdepartementen.

Vraag 19

Bent u bekend met het, door headhunter Egon Zehnder opgestelde, profiel voor de CEO van de Schiphol Group waarin onder andere als vereisten voor de nieuwe Schiphol-CEO staan«outstanding project management and control skills», «a track record in leveraging (digital) technologies in a commercially viable service model» en «demonstrated outstanding change management skills»?3

Antwoord 19

Ja.

Vraag 20 en 21

In hoeverre bent u van mening dat de heer Benschop voldoet aan de eisen gesteld in het CEO-profiel van Schiphol (zie vraag 19), gezien zijn bewezen onvermogen om als toezichthouder van IGJ het IGJ-project tot wasdom te brengen, de financiële situatie van IGJ onder controle te krijgen en het herhaaldelijk en structureel nalaten om daadkrachtig in te grijpen en de situatie ten goede te keren? In hoeverre heeft de heer Benschop, volgens u, tijdens zijn jarenlange rol als toezichthouder bij IGJ getoond te beschikken over de – voor Schiphol – vereiste «outstanding change management skills»?

In hoeverre acht u de heer Benschop, gezien de gebrekkige taakvervulling van de heer Benschop bij IGJ – een organisatie met een budget van 20 miljoen euro en 30 medewerkers – in staat om leiding te geven aan Schiphol met een jaarlijkse omzet van 1,5 miljard euro, 2.180 medewerkers en een eigen vermogen van bijna 4 miljard euro?

Antwoord 20 en 21

Alle kandidaten zijn door de raad van commissarissen, aan de hand van een profielschets, beoordeeld. Gezien zijn publieke en commerciële ervaring acht de Minister van Financiën de heer Benschop goed in staat de functie van CEO van Schiphol te vervullen.

Vraag 22

Deelt u de opvatting dat een grondig onderzoek nodig is naar de omstandigheden bij IGJ en de rol van de verschillende bestuurders, waaronder de heer Van Aartsen en de heer Benschop als beoogd CEO van Schiphol Group? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en op welke termijn bent u van plan hier invulling aan te geven?

Antwoord 22

Op basis van de verantwoordingsdocumenten zijn er geen aanwijzingen dat de subsidie niet conform het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder deze verleend is, is besteed. Ik zie dan ook geen aanleiding onderzoek te doen naar de omstandigheden bij het IGJ en de rol van de verschillende bestuurders.

Vraag 24

Kunt u bovenstaande vragen voor 30 april 2018 beantwoorden, gelet op de voorgenomen benoeming van de heer Benschop per 1 mei als CEO van Schiphol Group?

Antwoord 24

Vanwege de benodigde interdepartementale afstemming was het niet mogelijk de gestelde vragen voor 30 april jl. te beantwoorden. De Kamer is hierover geïnformeerd per brief van 26 april 2018.


X Noot
1

De Volkskrant, 4 april 2018

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Indiener(s)