Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de herziening van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand
1806
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming
over de herziening van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand
(ingezonden 4 april 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 17 april
2018)
Vraag 1
Klopt het dat er een programmateam rechtsbijstand op het Ministerie van
Justitie en Veiligheid in het leven is geroepen om zich te buigen over de
«redesign» van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand?
Ik heb in navolging van de opdracht uit het regeerakkoord om het stelsel van
rechtsbijstand te herzien en om uitvoering te geven aan de motieGroothuizen
c.s.1 een programma ingericht. Voor een nadere toelichting
verwijs ik u naar mijn brief van 9 april 2018 aan uw Kamer (Kamerstuk
31 753, nr. 152)
Vraag 2 en 3
Op welke manier wordt bij deze «redesign» precies gebruik gemaakt van de
rapporten van de commissies-Wolfsen, Barkhuysen en Van Der Meer?2 Welk
nut hebben deze onderzoeken dan precies gehad?
Waarom wordt ervoor gekozen om over te gaan tot «redesign», terwijl er al
drie rapporten liggen met verschillende «designs»?
In het regeerakkoord is het voornemen opgenomen om het stelsel van
gesubsidieerde rechtsbijstand binnen de bestaande budgettaire kaders te
herzien langs de lijnen van de rapporten van de commissies Wolfsen en Van
der Meer. In mijn brief aan uw Kamer van 27 november 20173 heb ik
toegelicht dat dit voornemen leidt tot de opgave een stelsel vorm te geven
waarbinnen kwalitatief goede rechtsbijstand wordt geleverd als dat nodig is,
door de persoon of instantie die daarvoor het meest is aangewezen. Daarbij
wordt ook hetgeen door de commissie Barkhuysen is gesteld, betrokken. Het
programma bouwt daarmee voort op hetgeen in bovenstaande rapporten is
neergelegd.
Vraag 4
Waarom wordt er opnieuw een beroep gedaan op de zogenaamde denkkracht
van verschillende organisaties, terwijl zij dit al meermalen op verschillende
manieren en bij verschillende gelegenheden hebben gedaan?
Het programma kan haar opdracht niet uitvoeren zonder de kennis, expertise
en ervaring van betrokken professionals. Ik vind het belangrijk dat het
probleemoplossend vermogen en de denkkracht die zich in het veld bevinden
optimaal worden benut en samen worden gebracht met de inzichten die de
rapporten van de commissies Wolfsen en Van der Meer ons geven. Bovendien
verwacht ik met deze aanpak het belang van de burger goed te dienen.
In mijn eerdergenoemde brief aan uw Kamer heb ik aangegeven organisaties
binnen en buiten het stelsel uit te nodigen om mee te doen en mee te
denken. Daarnaast wil ik relevante kennis, ervaring en expertise ook via
andere wegen ontsluiten. Zo is er een LinkedIn-groep opgezet.4 Daarnaast
vindt hoog ambtelijk overleg plaats met bestuurders van het Juridisch Loket,
de Raad voor Rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten en waar
nodig met andere organisaties, zoals de Raad voor de Rechtspraak en het
OM.
Vraag 5 en 6
Klopt het dat het thema van één van de bijeenkomsten «wat te doen met 400
miljoen» inhield? Kunt u dit uitgangspunt toelichten, mede gezien de
conclusie van de commissie-Van Der Meer dat er geld bij moet?5
Waarom wordt koste wat kost vastgehouden aan bestaande budgettaire
kaders, terwijl dankzij de onafhankelijke commissie-Van Der Meer duidelijk is
geworden dat men hiermee niet uit de voeten kan waar het gaat om het
garanderen van de toegang tot het recht zoals vastgelegd in de Grondwet?
De belangrijkste bevinding van de commissie Van der Meer is dat de huidige
puntentoekenningen over vrijwel de gehele linie niet meer overeenkomen
met de werkelijke tijdsbesteding door rechtsbijstandverleners die zij geacht
worden uit te drukken. De commissie heeft vier scenario’s geschetst voor de
wijze waarop aan haar bevindingen opvolging kan worden gegeven. Zoals de
commissie Van der Meer in haar voorwoord stelt, is het aan de beleidsverantwoordelijken
om op basis van het rapport de noodzakelijke scherpe keuzes te
maken zodat de vergoeding voor gesubsidieerde rechtsbijstand duurzaam en
evenwichtig zal zijn. De conclusie die in de vraagstelling wordt getrokken
naar aanleiding van het rapport van de commissie Van der Meer, deel ik niet.
Zoals hierboven al genoemd, vinden op dit moment ontwerpsessies plaats.
Op 3 april jl. heeft de eerste ontwerpsessie plaatsgevonden. Geïnteresseerden
worden op de hoogte gehouden via de hierboven genoemde LinkedIn-groep.
De eerste vier ontwerpsessies kennen een algemeen thema. In de uitnodiging
voor deze sessies zijn wel randvoorwaarden gesteld. Eén van die randvoorwaarden
is dat een herziening van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand
plaatsvindt binnen de bestaande budgettaire kaders. Deze randvoorwaarde
is in lijn met het regeerakkoord. De budgettaire kaders zijn ook aan
de orde geweest in het genoemde hoog ambtelijk overleg met bestuurders.
Bronnenlijst
1 Kamerstuk 34 775 VI, nr. 65.
2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/11/30/herijking-rechtsbijstand-naareen-duurzaam-stelsel-voor-de-gesubsidieerde-rechtsbijstand,
http://njb.nl/Uploads/2017/2/
Eindrapport-cie-duurzaam-def.pdf en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-47-9.html
3 Kamerstuk 31 753, nr. 143.
4 https://www.linkedin.com/showcase/18503934/
5 http://www.advocatenblad.nl/2017/10/25/meer-127-miljoen-extra-rechtsbijstand/