1546
Vragen van het lid Asscher (PvdA) aan de Minister-President over de eerste
honderd dagen van het kabinet (ingezonden 6 februari 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
(ontvangen 23 maart 2018) Zie ook Kamerstuk 34 775, nr. 81
Vraag 10
Hoeveel betaalbare woningen worden naar verwachting gerealiseerd in de
periode 2018–2021?
Corporaties hadden eind 2016 plannen voor nieuwbouw in de periode 2017
tot en met 2021 van circa 85.000 woningen in het segment tot de aftoppingsgrens
en 33.000 woningen tot de liberalisatiegrens. De verwachte jaarlijkse
nieuwbouw van corporaties in deze periode is 24.000 woningen. Dit is een
forse toename ten opzichte van de 12.000 woningen die in 2016 werden
gerealiseerd.
Gemeenten en corporaties hebben het beste inzicht in de lokale behoefte aan
betaalbare woningen. Ik zal daarom in overleg met de meest gespannen
woningmarktregio’s bezien hoe we de bouw van woningen, aansluitend op
de lokale behoefte, kunnen versnellen. Daarbij is voldoende plancapaciteit
een aandachtspunt. In de Staat van de Volkshuisvesting 2018 zal ik Uw Kamer
informeren over de plancapaciteit en de woningbehoefte, naar aanleiding van
de motie Ronnes/Koerhuis.
Vraag 11
Voor hoeveel woningen voor lage- en middeninkomens is tot nu toe opdracht
gegeven?
Voor bijna 70 duizend nieuw te bouwen huur- en koopwoningen werd in 2017
een bouwvergunning afgegeven. Dat is 30 procent meer dan in 2016. Deze
bouwvergunningen kunnen niet aan inkomensgroepen worden gekoppeld.
Veel woningzoekende huishoudens met lage en middeninkomens zijn
aangewezen op de sociale huursector. In het antwoord op vraag 10 is de
(verwachte) bouwproductie van corporaties aangegeven.
Vraag 12
Waarom wordt er € 138 mln. bezuinigd op huurders via het schrappen van
de KAN-bepaling in de regeling voor huurtoeslag?
Door afschaffing van de KAN-bepaling stijgt de huurtoeslag iets minder sterk.
Tegelijkertijd wordt de harde inkomensgrens in de huurtoeslag geschrapt.
Daardoor verliezen mensen die iets meer gaan verdienen niet meer ineens
hun hele huurtoeslag. Dit kan honderden euro’s op jaarbasis schelen.
Bovendien is in het regeerakkoord een forse lastenverlichting afgesproken. De
belastingtarieven worden flink verlaagd en de algemene heffingskorting
wordt verhoogd. Per saldo hebben ook mensen met een huurwoning straks
meer te besteden.
Vraag 13
Hoeveel euro per maand leveren mensen die afhankelijk zijn van de
huurtoeslag in als gevolg van deze bezuiniging van € 138 mln.?
Voor het antwoord verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 30 januari
2018 (Kamerstuk 27 926, nr. 281).
Vraag 27
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle overheidsfunctionarissen niet meer dan het
inkomen van een Minister gaan verdienen?
Het kabinet streeft naar een sober beloningsbeleid in de (semi-)publieke
sector. Met de Wet normering topinkomens (WNT) wordt gestuurd op het
tegengaan van bovenmatige bezoldiging voor topfunctionarissen in de
semipublieke sector. Inzake de uitbreiding van de personele reikwijdte van de
WNT heb ik u per brief geïnformeerd op 14 november 2017 (Kamerstuk
30 111, nr. 104).
Mede op grond van het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel
ter uitbreiding van de reikwijdte van WNT naar niet-topfunctionarissen
(WNT-3) heeft het kabinet besloten af te zien van indiening van dit wetsvoorstel.
De WNT-3 is een te grofmazig instrument, omdat slechts een zeer kleine
groep binnen de honderdduizenden werknemers werkzaam in de (semi)publieke
sector meer dan het bezoldigingsmaximum verdient. Waar nodig
kunnen gerichte maatregelen worden getroffen, zoals bijvoorbeeld recent is
gebeurd met het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep
(BPPO). Specifiek voor externe inhuur hanteert de rijksoverheid een maximumtarief
en is er een maximum gesteld aan het aandeel van de personele
kosten dat aan externe inhuur mag worden besteed, de zogenaamde
Roemernorm.
Vraag 28
Deelt u de mening dat, als mensen bij de overheid meer gaan verdienen, het
dan om agenten, leraren, militairen en verpleegkundigen moet gaan en niet
om topsalarissen? Zo nee, waarom niet?
Bij de CAO-onderhandelingen van betreffende sectoren wordt onderhandeld
over de bezoldiging van genoemde functies. Met de Wet normering topinkomens
wordt gestuurd op het tegengaan van bovenmatige bezoldiging voor
topfunctionarissen.
Vraag 31
Kunt u aangeven waarom bouwen in stedelijke gebieden niet meer mogelijk
is en waarom het noodzakelijk is om in het groen te bouwen?
Voor mij staat voorop dat regio’s voldoende woningen bouwen om te
voorzien in de woningbehoefte. Er is zeker nog ruimte om te bouwen binnen
bestaand stedelijk gebied en ik verwacht dat regio’s deze ruimte optimaal
benutten. Maar op de langere termijn is dit niet in elke regio voldoende om in
de woningbehoefte te voorzien. Op 13 maart stuurde ik uw Kamer een brief
met als titel «meer prioriteit voor woningbouw». In deze brief licht ik de
berichtgeving in de media onder de titel «bouwen in het groen» nader toe.
Vraag 32
Hoe wordt het gat van € 200 mln. gedekt dat is overgebleven na overheveling
van de Omgevingswet naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Kunt
u bevestigen dat dit niet ten koste zal gaan van huurders, die al geraakt
worden door een bezuiniging op de huurtoeslag?
Op de financiering van het tekort door de overheveling van de Omgevingswet
naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kom ik na
besluitvorming over de voorjaarsnota terug, zoals ik eerder heb gemeld in
mijn brief van 8 december (Kamerstuk 33 118, nr. 100). In het wetgevingsoverleg
van 11 december heb ik gezegd dat ik niet van plan ben om dit tekort
af te wentelen op huurders.
Vraag 33
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de wachtlijsten voor sociale huurwoningen niet
verder oplopen?
De woningbehoefte is primair een regionaal vraagstuk. Concrete oplossingen
voor vraagstukken moeten met name op dat niveau gevonden worden.
Medeoverheden, bewoners, corporaties, marktpartijen en andere belanghebbenden
spreken hierover met elkaar bij het opstellen van woonvisies en het
maken van prestatieafspraken. Thema’s als wachtlijsten en de omvang en
bereikbaarheid van de sociale woningvoorraad zijn daarbij natuurlijke
onderwerpen. De komende tijd ga ik in gesprek met verschillende regio’s over
deze onderwerpen en hoe het Rijk hen daarin kan ondersteunen. Daarnaast
ben ik op landelijk niveau in gesprek met de relevante partijen om te komen
tot een nationale woonagenda, waarin afspraken kunnen worden gemaakt
over breder spelende thema’s en landelijke regelgeving.
Vraag 56
Wat gaat u doen tegen speculanten en huisjesmelkers?
Kwaadwillende speculanten en verhuurders kunnen misbruik maken van de
huidige schaarste op de woningmarkt. Daarom zet het kabinet in op de bouw
van meer woningen en specifiek voor studenten werk ik samen met het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de studentenhuisvesters,
gemeenten, onderwijsinstellingen en de studenten zelf, aan een aanpak
om het aanbod aan studentenhuisvesting te vergroten. Dit doe ik mede in het
licht van de motie-Futselaar (Kamerstuk 33 104, nr. 14). Een ander element
van de aanpak betreft een verruiming van de bevoegdheden van de
Huurcommissie. Onlangs is het wetsvoorstel Modernisering huurcommissie
(Kamerstuk 34 652) in uw Kamer aangenomen, dat regelt dat verhuurders die
herhaaldelijk in het ongelijk worden gesteld bij bepaalde huurprijsgeschillen
hogere leges moeten betalen. Ook heb ik campagne gevoerd in sociale
media, om jongeren in de kennissteden erop te wijzen dat zij de huurprijs van
hun kamer kunnen laten toetsen en heb ik samen met NVM en Vastgoed
Belang informatie over het huurrecht op een rij gezet voor beginnende
particuliere verhuurders. Ten slotte ben ik, zoals ik uw Kamer in december
heb bericht, met het veld in gesprek over hoe het instrumentarium in de
praktijk uitpakt en welke verbeteringen op het bestaande instrumentarium
nodig en wenselijk zijn. Daarmee geef ik ook uitvoering aan de aangenomen
motie Van Eijs/Ronnes over de aanpak van huisjesmelkers (Kamerstuk 34 775
XVIII, nr. 29).
Vraag 66
In hoeveel (overheids)-sectoren spelen nu cao-conflicten?
Er wordt met verschillende overheids- en onderwijssectoren gesproken over
een cao. In de sector Voortgezet Onderwijs en de sector Rijk zijn gesprekken
over een nieuwe cao vastgelopen.
Vraag 67
Welke concrete maatregelen tegen desinformatie en politieke beïnvloeding
door buitenlandse mogendheden heeft u genomen?
In de Kamerbrief van 18 december 2017 (Kamerstuk 26 643, nr. 508) ben ik
reeds op dit onderwerp ingegaan. Destijds heb ik al aangegeven dat de
betrokken departementen en diensten bijzondere aandacht hebben voor
desinformatie en andere vormen van (heimelijke) politieke beïnvloeding,
zeker in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen en het raadgevend
referendum. Voor een volledig overzicht van de genomen en voorgenomen
maatregelen verwijs ik naar de brief van 18 december.
Graag licht ik de genomen maatregelen ten aanzien van het verkiezingsproces
nogmaals hier uit: wat het verkiezingsproces betreft heb ik de Kamer eerder
al geïnformeerd over het gebruik van programmatuur voor het berekenen van
de uitslag. Om de totaaluitslag (en de zetelverdeling) van de gemeenteraadsverkiezing
en van het raadgevend referendum te berekenen, mogen
gemeenten een digitaal rekenhulpmiddel gebruiken, in casu is dat de
programmatuur (Ondersteunende software verkiezingen, OSV) die door de
Kiesraad beschikbaar wordt gesteld. Na de Tweede Kamerverkiezing heeft de
Kiesraad enige verbeteringen in OSV aangebracht. Gemeenten hebben in
december 2017 reeds instructies ontvangen voor het gebruik van OSV. Die
instructies betreffen onder meer het dubbel invoeren (door verschillende
personen) van de gegevens en het uitvoeren van controles om onjuistheden
te detecteren. Voor het berekenen van de uitslag van het raadgevend
referendum, dat gebeurt anders dan voor de gemeenteraadsverkiezingen
getrapt, is net als bij de Tweede Kamerverkiezing geen digitale overdracht
met gebruikmaking van gegevensdragers (zoals een USB-stick) toegestaan.
Recent heb ik nog in een brief samen met de voorzitter van de VNG de
burgemeesters en raadsgriffiers gevraagd om in gesprek te treden met de
politieke partijen die meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen en in die
gesprekken de partijen te informeren over mogelijke dreigingen zodat de
partijen zich daarvan bewust zijn en waar nodig maatregelen kunnen treffen.
Bij de brief is een factsheet gevoegd, gemaakt door de Informatiebeveiligingsdienst
(IBD) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met daarin
adviezen om de digitale weerbaarheid vergroten.
Vraag 71
Hoe gaat u zorgen dat mensen zeker zijn en blijven van betaalbaar wonen,
met voldoende aanbod maar ook met voldoende huurtoeslag?
De woningbehoefte is primair een regionaal vraagstuk. Op dat niveau worden
de concrete oplossingen gevonden, wanneer medeoverheden, bewoners,
corporaties, marktpartijen en andere belanghebbenden met elkaar spreken bij
het opstellen van woonvisies en het maken van prestatieafspraken. De
komende tijd ga ik in gesprek met de regio’s met het grootste en meest
complexe woningtekort om afspraken te maken over hoe regionaal de
woningbouw kan worden versneld en vergroot, de bestaande voorraad beter
kan worden benut en het wonen betaalbaar kan blijven. Op landelijk niveau
ben ik in gesprek met de relevante partijen om te komen tot een nationale
woonagenda, waarin afspraken kunnen worden gemaakt over breder
spelende thema’s en landelijke regelgeving. Ten aanzien van de huurtoeslag
verwijs ik naar het antwoord op vraag 12 en mijn brief van 30 januari 2018
(Kamerstuk 27 926 nr. 281).
Vraag 92
Hoe zorgt u dat voorzieningen in krimpregio’s overeind blijven?
Demografische ontwikkelingen als bevolkings- en huishoudensdaling,
ontgroening en vergrijzing kunnen leiden tot een cumulatie van problemen,
onder andere in het op peil houden van voorzieningen voor bewoners. De
zorg voor voorzieningen in krimpregio’s is een samenspel van overheden,
maatschappelijke organisaties en bedrijven.
De rijksoverheid draagt hieraan bij door voor diverse voorzieningen in beleid
en waar mogelijk in wet- en regelgeving rekening te houden met de effecten
van krimpproblematiek. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor leerlingendaling
in het onderwijs, cultureel erfgoed in krimpgebieden en toekomstbestendige
winkelgebieden. Er is ook aandacht voor bibliotheekvoorzieningen en
alternatieven voor regulier openbaar vervoer bij terugloop van de vervoersvraag.
Het Rijk ondersteunt samen met provincies, kennisinstituten en andere
relevante partijen ook de kennisontwikkeling over demografische transities.
Daarnaast ontvangen krimpregio’s een jaarlijkse decentralisatie-uitkering
vanuit het gemeentefonds voor de periode 2016 tot en met 2020. De regio’s
bepalen zelf waar de bijdrage aan wordt besteed, bijvoorbeeld aan het op peil
houden van voorzieningen.