1540
Vragen van de leden Wörsdörfer en Veldman (beiden VVD) aan de
Staatssecretaris van Economisch Zaken en Klimaat over het omzeilen van de
Wet Markt en Overheid (ingezonden 9 februari 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat)
(ontvangen 23 maart 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2017–2018, nr. 1388.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Wethouder Elfrink (SP) ziet geen problemen
bij horeca-lening Focus Filmtheater»?1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat de verstrekte lening kenmerken heeft van overheidssteun
en dat zo oneerlijke concurrentie gecreëerd wordt?
Of de verstrekte lening kwalificeert als staatssteun in de zin van artikel 107,
eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU), is afhankelijk van een aantal criteria. Het eerste criterium is dat de
door een overheid verstrekte lening niet marktconform is en een voordeel
voor een bepaalde onderneming oplevert. Andere criteria zijn dat dit voordeel
potentieel de concurrentie binnen de interne markt vervalst of dreigt te
vervalsen en dat dit voordeel het handelsverkeer tussen de lidstaten
ongunstig beïnvloedt. Of er in onderhavige situatie sprake is van staatssteun,
is in de eerste plaats aan de gemeente om te beoordelen. De gemeente kan
door de toezichthouder op de staatssteunregels, de Europese Commissie,
onder toezicht van het Europese Hof van Justitie, gecontroleerd worden en
ook de nationale rechter kan door belanghebbenden gevraagd worden of er
sprake is van staatssteun. Staatssteun kan toelaatbaar of ontoelaatbaar zijn.
Alleen bij ontoelaatbare staatssteun zal sprake zijn van oneerlijke concurrentie.
Dit zal bijvoorbeeld niet het geval zijn als andere ondernemingen
waarmee het theater concurreert onder gelijke voorwaarden aanspraak
kunnen maken op een lening.
Vraag 3, 4
Welke regels zijn van toepassing op de voorwaarden waaronder een
gemeente leningen mag verstrekken?
Wie dient erop toe te zien of een gemeente leningen tegen marktconforme
vergoedingen verstrekt? Bent u bereid deze situatie nader te (laten) onderzoeken?
Antwoord 3, 4
Zowel de staatsteunregels als de Wet markt en overheid zijn bedoeld om
oneerlijke concurrentie te voorkomen. Naast deze wettelijke kaders spelen
overheden en hun controlerende organen uiteraard ook een rol in het
voorkomen van oneerlijke concurrentie.
Beide wettelijke kaders zijn onder omstandigheden ook van toepassing op het
verstrekken van leningen waaruit een situatie van oneerlijke concurrentie kan
voortkomen. Zoals bij de beantwoording van vraag 2 al genoemd, kan een
lening verstrekt door een gemeente mogelijk worden gezien als staatssteun.
In dat geval zijn de voorwaarden opgenomen in de staatssteunkaders van de
Europese Commissie van toepassing. Het is aan de steunverlenende
gemeente primair zelf om de Europese staatssteunregels na te leven. De
Europese Commissie ziet toe op handhaving van de staatssteunregels door
de lidstaten, inclusief de handhaving door decentrale overheden in de
lidstaten. Ook de nationale rechter kan gevraagd worden te beoordelen of
door een gemeente onrechtmatige staatssteun is gegeven.
Wanneer geen sprake is van staatssteun, kan in twee situaties de Wet markt
en overheid (hoofdstuk 4b van de Mededingingswet) van toepassing zijn. De
eerste is wanneer de lening wordt verstrekt aan een overheidsbedrijf (een
bedrijf waarvan een gemeente in staat is het beleid te bepalen2
).
De Wet
markt en overheid geeft aan dat een gemeente een overheidsonderneming
niet mag bevoordelen boven ondernemingen waarmee dat overheidsbedrijf
in concurrentie treedt, bijvoorbeeld via een lening beneden de integrale
kostprijs. Het tweede geval is wanneer een overheid in zijn hoedanigheid als
marktdeelnemer door het verstrekken van een lening een economische
activiteit verricht en concurreert met andere kredietverstrekkers. Een overheid
mag een lening dan niet beneden de integrale kosten verstrekken. Of de Wet
markt en overheid van toepassing is en wordt overtreden, is aan de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) als toezichthouder op de wet.
Vraag 5
Welke vervolgstappen kunt u zetten indien geconstateerd wordt dat sprake is
van het verstrekken van een lening tegen voorwaarden die gunstiger zijn dan
marktvoorwaarden door een lokale overheid?
Als een lening tot oneerlijke concurrentie leidt, is het in eerste instantie aan
de ondernemers om dat bij de betreffende overheid aan te geven. Daarnaast
kunnen belanghebbenden een klacht indienen bij de Europese Commissie, of
naar de rechter gaan, indien ze vinden dat sprake is van ongeoorloofde
staatsteun, of een klacht indienen bij de ACM indien ze vinden dat een
gemeente de Wet markt en overheid overtreedt.
Vraag 6, 7, 8
Bent u bekend met het feit dat Koninklijke Horeca Nederland (KHN) in de
constructie een meer gebruikte «Horeca BV-truc» herkent waarmee de Wet
Markt en Overheid omzeild wordt? Deelt u de mening van KHN? Zo nee,
waarom niet?
Deelt u de mening dat dergelijke constructies tot oneerlijke concurrentie
kunnen leiden waar ondernemers schade van kunnen ondervinden?
Op welke wijze dient de Wet Markt en Overheid aangepast te worden om
deze oneerlijke concurrentie een halt toe te roepen?
Antwoord 6, 7, 8
In de beantwoording ga ik ervan uit dat u met de «Horeca BV-truc» bedoelt
dat een vereniging of stichting zijn horeca-activiteiten in een BV onderbrengt.
Hierbij kan het, zoals ook de KHN suggereert, zijn dat de «Horeca-BV»
meeprofiteert van een subsidie aan een stichting of vereniging die bijvoorbeeld
bedoeld is voor cultuur- of sportactiviteiten.3 Dit leidt tot een risico op
oneerlijke concurrentie.
Deze discussie gaat over de vraag of de BV profiteert van de subsidie voor de
stichting of vereniging. Om oneerlijke concurrentie met subsidies te
voorkomen kunnen voorwaarden worden gesteld voor, en verplichtingen
worden verbonden aan een subsidie. Dit kan niet op basis van de Wet markt
en overheid maar wel op basis van de Algemene wet bestuursrecht en op
basis daarvan opgestelde gemeentelijke verordeningen. Een overheid kan
onder andere voorwaarden en verplichtingen aan een subsidie verbinden om
oneerlijke concurrentie en nadelige gevolgen voor derden uit te sluiten.
Indien een ondernemer oneerlijke concurrentie ervaart door een subsidieverstrekking
of lening, dan kan de onderneming hiertegen bezwaar en beroep
instellen. De vraag of een subsidie leidt tot oneerlijke concurrentie is in eerste
instantie aan het bestuursorgaan zelf (bij het nemen van het primaire besluit
en eventueel bij de beoordeling van een bezwaarschrift) en indien beroep
wordt ingediend, aan de rechter. Daar waar bij de subsidie sprake is van
ongerechtvaardigde staatssteun, kan een ondernemer hierover een klacht
indienen bij de Europese Commissie.
1 http://www.arnhem-direct.nl/berichten/wethouder-elfrink-sp-ziet-geen-problemen-bij-horecalening-focus-filmtheater/
2 Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een overheid de meerderheid van de bestuurders kan
benoemen.
3 Een voorbeeld is wanneer een BV de horecaruimte beneden de kostprijs huurt van de stichting,
omdat de stichting, doordat het al een subsidie ontvangt voor cultuur, niet genoodzaakt is de
kosten te dekken.