Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van
Voordewind (ChristenUnie) over Poolse wet die
bepaalde uitingen over de rol van Polen in de Holocaust strafbaar stelt.
Vraag 1
Hoe beoordeelt u de wet die onlangs in Polen is aangenomen, die het strafbaar
maakt om “publiekelijk en tegen de feiten in, verantwoordelijkheid of
medeverantwoordelijkheid voor nazi-misdaden begaan door het Derde Rijk,
toeschrijft aan de Poolse natie of de Poolse staat”? 1
Vraag 2
Wat zal deze wet betekenen voor mensen die in het publieke debat in Polen
beweren dat er Polen zijn geweest die betrokken waren bij de vervolging van Joden
tijdens de Tweede Wereldoorlog?
Vraag 3
Bent u bereid aan de Poolse ambassadeur te vragen wat de wet betekent voor
mensen die zich openlijk uiten over Poolse betrokkenheid bij de vervolging van
Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog? Bent u ook bereid deze vragen te stellen
aan uw Poolse ambtsgenoot, bijvoorbeeld bij de Raad Buitenlandse Zaken?
Antwoord op de vragen 1, 2 en 3
Voorop staat dat het kabinet grote waarde hecht aan de Stockholm Verklaring, het
oprichtingsdocument van de International Holocaust Remembrance Alliance. Alle
participerende landen hebben zich in die Verklaring verbonden om gezamenlijk het
onderzoek naar en het onderwijs over de Holocaust - in al zijn dimensies - te
bevorderen, te herinneren en de feiten over de Holocaust te bekrachtigen ten
overstaan van mensen die deze feiten ontkennen.
Ook Polen heeft zich aan deze doelstelling gecommitteerd en dat land zal zich, net
als Nederland en andere leden, moeten blijven inspannen om recht te doen aan de
Verklaring. In dat kader is relevant dat Nederland tijdens bijeenkomsten van de
International Holocaust Remembrance Alliance zijn zorgen over de voorgenomen
aanpassing van de Poolse wet heeft geuit en dat een delegatie van de Alliance in
december 2016 Warschau bezocht om het wetsvoorstel met de Poolse regering te
bespreken.
Het kabinet constateert dat binnen en buiten Polen thans onrust bestaat over de
wet, die op 1 maart jl. in werking trad. In reactie op de kritiek, wijst de Poolse
regering op het beperkte toepassingsbereik van de wet. Die zou alleen de
reputatie van de Poolse natie of staat tegen historische onjuistheden willen
beschermen maar niet gelden voor het debat over de rol van Poolse individuen of
groepen tijdens de Holocaust. Niettemin heeft de Poolse president de wet na
ondertekening aan het Constitutioneel Hof voorgelegd om na te gaan of de wet
geen inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting.
Zoals bekend volgt het kabinet de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen op de
voet en met aanzienlijke zorg. De wet in kwestie draagt niet bij aan een
vermindering hiervan. In deze context volgt het kabinet de verdere ontwikkelingen
rond deze specifieke wet dan ook nauwlettend. Het kabinet zal zich zo nodig
opnieuw in verbinding stellen met de Poolse autoriteiten om, in aanvulling op de
eerdergenoemde reeds geuite zorgen, nadere opheldering te vragen over de wet.
Ook andere landen zijn in gesprek met Polen over de wet. Zo kwam begin deze
maand voor het eerst een Pools-Israëlische werkgroep bijeen die sprak over doel
en strekking van de wet. Gesprekken met andere bezorgde landen gaan eveneens
door. Of de uitspraak van het Hof en/of dit internationaal overleg ook zal resulteren
in een herziening of verduidelijking van de wet, die de bezwaren en zorgen weg
kan nemen, moet nog blijken.
Vraag 4
Bent u het eens met Europarlementariër Hans van Baalen dat deze wet moet
worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie?
Voor een oordeel van het Hof van Justitie is plaats wanneer de Poolse wet inbreuk
maakt op een EU-verplichting. Het kabinet betwijfelt of hier sprake is van een
dergelijke inbreuk. Weliswaar bevat het EU-Handvest van de Grondrechten in
artikel 11 een bepaling die de vrijheid van meningsuiting waarborgt, maar het EUHandvest
is volgens artikel 51 alleen van toepassing op de EU-lidstaten wanneer
zij EU-recht ten uitvoer brengen. Daarvan lijkt in het geval van de Poolse wet geen
sprake te zijn.
Vraag 5
Klopt het dat Litouwen en Letland al enkele jaren dergelijke wetten kennen die de
openlijke discussie over de betrokkenheid van landgenoten bij de Holocaust
bemoeilijken?2
Zo ja, hoe beoordeelt u deze wetten? Zouden deze wetten volgens
u ook voorgelegd dienen te worden aan het Hof van Justitie van de Europese Unie?
Uit navraag in Litouwen en Letland blijkt dat daar geen wetten bestaan die
vergelijkbaar zijn met de voorgenomen wetgeving in Polen. Discussies over de
betrokkenheid van genoemde landen als natie of staat bij de Holocaust zijn
toegestaan.
Vraag 6
Klopt het dat Oekraïne, waarmee de Europese Unie een associatieakkoord heeft
gesloten, ook sinds 2015 een dergelijke wet kent? Hoe beoordeelt u deze wet?
Sinds mei 2015 is in Oekraïne een wet van kracht die het communistische regime
en het Naziregime veroordeelt en het propageren van de daaraan gelieerde
symbolen verbiedt. Deze wet is onderdeel van een wetgevingspakket, bestaande
uit vier wetten, dat gericht is op het ‘decommuniseren’ van Oekraïne.
De Venetië Commissie van de Raad van Europa erkent het recht van staten om
wetgeving te implementeren die het gebruik en propageren van symbolen van
totalitaire regimes verbiedt en heeft geoordeeld dat Oekraïne gerechtvaardigd is
om bovengenoemde wet in te voeren. Tegelijkertijd stelt de Venetië Commissie dat
de wet kan resulteren in intolerantie ten aanzien van afwijkende meningen. In
reactie daarop is een wijzigingsvoorstel naar het Oekraïense parlement gestuurd
dat de originele wet amendeert. Dit voorstel moet nog in tweede lezing worden
behandeld.
Met de Venetië Commissie is Nederland van mening dat deze wet er niet toe mag
leiden dat het recht op de vrijheid van meningsuiting en het recht op de vrijheid
van vereniging wordt ingeperkt.