1446
Vragen van de leden Van Oosten en Wörsdörfer (beiden VVD) aan de
Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat over de verhaalspositie van het MKB bij onbetwiste
geldvorderingen (ingezonden 7 februari 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 15 maart
2018) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1321.
Vraag 1
Bent u bekend met de op 1 juli 2016 in werking getreden wetgeving in België
die ondernemingen de mogelijkheid biedt om hun onbetwiste vorderingen op
andere ondernemingen zonder de tussenkomst van de rechtbank in te
vorderen?
Ja
Vraag 2
Zou ook in Nederland dergelijke regelgeving toegevoegde waarde kunnen
hebben bij in te vorderen schulden die een onbetwist karakter hebben, maar
nu wel een verplichte gang naar de rechter verlangen met bijbehorende
(juridische) kosten?
De Belgische procedure Invordering van Onbetwiste Schulden (hierna:
IOS-procedure) verloopt in vier fasen: 1) de aanmaning door de gerechtsdeurwaarder,
2) de reactie van de schuldenaar uiterlijk binnen een maand, 3) bij
het uitblijven van een reactie: het opmaken van een proces-verbaal door de
gerechtsdeurwaarder acht dagen na het verstrijken van de termijn van een
maand en 4) de registratie van het proces-verbaal in het Centraal register
voor de invordering van onbetwiste schulden en de toevoeging van een
formulier van tenuitvoerlegging, waardoor het proces-verbaal een titel tot
tenuitvoerlegging krijgt. De IOS-procedure is in juli 2016 in werking getreden
en staat alleen open voor vorderingen in zogenaamde business to businessrelaties.
De meerwaarde van een dergelijke procedure voor Nederland is niet zonder
meer duidelijk. Zo is niet te zeggen of een Nederlandse variant van de
IOS-procedure zal voorzien in een snellere procedure. In Nederland worden
verstekzaken bij de kantonrechter gemiddeld binnen een maand afgehandeld,
terwijl de duur van de IOS-procedure een maand en acht dagen kan
bedragen.1 Bovendien dient bij betwisting alsnog een normale gerechtelijke
procedure te worden gestart, waardoor de duur verder op loopt. Verder
constateer ik dat niet duidelijk is in hoeverre deze procedure – geheel buiten
de rechter om – voldoende rechtsbescherming biedt. De rechtsstatelijke
waarborging van buitengerechtelijke geschiloplossingsmethoden zoals
arbitrage en bindend advies, is – zo bleek ook in een recentelijk gepubliceerd
rapport over dit onderwerp – onder meer gelegen in het gegeven dat men
voor een titel voor tenuitvoerlegging naar de rechter moet.2
Ik kan me, ten slotte, voorstellen dat een Nederlandse variant van de
IOS-procedure voor zowel de schuldeiser als de schuldenaar goedkoper zou
kunnen zijn. Vanwege de hoogte van de griffierechten zou dit met name
kunnen gelden voor vorderingen tussen € 500 en € 12.500. Tijdens de
begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid op 29 november 2017 heb ik
een onderzoek toegezegd naar de verschillende scenario’s voor het verlagen
van de griffierechten voor mkb-ers en de (financiële) gevolgen hiervan.
Hierover bericht ik u uiterlijk eind maart.
Vraag 3
Hoe vaak worden nu in zogenaamde «business-to-business» relaties
verstekvonnissen gewezen terzake onbetwiste vorderingen?
Mij zijn geen precieze gegevens bekend over het aantal verstekvonnissen ten
aanzien van onbetwiste vorderingen in business to business-relaties. Uit
gegevens afkomstig van de Rechtspraak blijkt dat ongeveer 70% van het
totaal aantal afdoeningen van de kantonrechter bestaat uit verstekvonnissen.
Het gaat hierbij om onbetwiste vorderingen in alle soorten relaties, waaronder
ook business to business-relaties.
Vraag 4
Welke meerwaarde zou een met België vergelijkbare constructie voor
Nederland kunnen hebben als het gaat om het versterken van de verhaalspositie
van het midden- en kleinbedrijf (mkb)?
Als gezegd is de meerwaarde van de invoering van een Nederlandse variant
van de IOS-procedure niet op voorhand duidelijk. Naast de eerder genoemde
punten (zie de beantwoording van vraag 2), is niet inzichtelijk in hoeverre de
IOS-procedure in België heeft geleid tot het daadwerkelijk verkleinen van het
aantal oninbare vorderingen. Mij is dan ook niet bekend in hoeverre deze
wetgeving heeft geleid tot het versterken van de verhaalspositie van het
midden- en kleinbedrijf (mkb).
Vraag 5
In hoeverre zou dit systeem ook een ontlasting voor de rechterlijke macht
kunnen zijn, omdat de aandacht dan geheel gericht kan worden op de
behandeling van zaken waar een inhoudelijk geschil partijen verdeeld houdt?
Gelet op hetgeen in antwoord 3 is vermeld, is het lastig te voorspellen of een
dergelijke regeling tot een ontlasting van de rechterlijke macht zou leiden.
Daar komt bij dat de Rechtspraak gefinancierd wordt op basis van het aantal
zaken (een p x q financiering). Een afname van het aantal zaken bij de
Rechtspraak (de «q») zal leiden tot minder financiële middelen. Dat betekent
dat een afname van het aantal zaken op langere termijn vermoedelijk niet tot
een ontlasting van rechters en het overige personeel zal leiden.
Vraag 6
Is ook denkbaar dat met dergelijke regelgeving de positie van de debiteur
verbetert in die zin dat zijn schuldenpositie niet langer verhoogd wordt door
een proceskostenveroordeling? Zo nee, waarom niet?
Het is nog niet inzichtelijk wat precies de effecten van de wet zijn, nu de wet
pas recentelijk in werking is getreden. Relevant in dit verband is dat de
kosten in de Belgische IOS-procedure laag zijn gehouden, onder meer omdat
er geen registratiekosten per akte mogen worden gerekend en de advocaat
geen recht heeft op een «rechtsplegingsvergoeding». Bij betwisting van de
vordering kan de positie van de schuldenaar verslechteren, nu de kosten van
de IOS-procedure (bij een veroordelend vonnis) in aanvulling op de kosten
van de gerechtelijke procedure komen.
Vraag 7
Wat zijn de effecten voor juridische dienstverleners in het Nederlandse stelsel
indien dit systeem hier zou worden geïntroduceerd? Kunnen ook anderen dan
advocaten of deurwaarders hierbij een rol spelen?
De effecten voor de juridische dienstverleners (waaronder de eventuele
betrokkenheid van anderen dan advocaten en deurwaarders) zijn niet
inzichtelijk. Wel is duidelijk dat voor de gerechtsdeurwaarders zal gelden dat
zij een grotere rol krijgen bij de afhandeling van onbetwiste vorderingen.
Vraag 8
Bent u bereid een nadere verkenning te doen naar de mogelijke voordelen
van de recente Belgische wetgeving voor het Nederlandse rechtsstelsel en de
verhaalspositie van het mkb? Zo ja, wanneer mogen we de uitkomsten van
die verkenning verwachten? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen stelt u
dan voor cq. werkt u uit als het gaat om het versterken van de verhaalspositie
van het mkb?
Ik ben graag bereid een nadere verkenning te doen naar de mogelijke
voordelen van de Belgische wetgeving voor het Nederlandse rechtsstelsel en
de verhaalspositie van het mkb. Een eerste oriëntatie leerde mij wel dat de
ervaringen in België tot dusver zeer wisselend zijn. Ook is nog niet inzichtelijk
wat nu precies de effecten van de wet zijn, wat niet vreemd is, nu de wet pas
recentelijk in werking is getreden. Ik volg de ontwikkelingen in België en zal
de verkenning van de mogelijke voordelen van de Belgische wetgeving
uitvoeren als er meer zicht is op de werking van de wet. In aanvulling daarop
merk ik op dat de Europese procedure voor geringe vorderingen onlangs is
gewijzigd: sinds juli 2017 staat deze procedure open voor (grensoverschrijdende)
geschillen tot een waarde van € 5.000 in plaats van € 2.000. Mogelijk
draagt deze wijziging bij aan de versterking van de verhaalspositie van het
mkb. Ook voor deze wijziging geldt echter dat de wijziging te recent is om de
effecten te kunnen overzien.
1 Civiele rechtspraak – Factsheet 2018–1, WODC. 2 Bauw e.a., Rechtsstatelijke waarborging van buitengerechtelijke geschiloplossing, Utrecht 2017