2018Z03797
Vragen van het lid Grashoff (GroenLinks) aan de minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid over de hervorming van een goed pensioenstelsel.
(ingezonden 6 maart 2018)
1
Bent u bekend met het artikel ‘De hervorming van een goed pensioenstelsel’
van Han de Jong, Chief Economist bij ABN AMRO? 1)
Ja, daar ben ik mee bekend.
2
Constaterende dat dit artikel laat zien dat het pensioenvermogen is
toegenomen van 110% tot 180% van het BBP, maar dat de gemiddelde
dekkingsgraad is gedaald van 144% naar 106%, kunt u aangeven welke
factoren (waaronder de lage rentestand en hogere levensverwachting) hierin
een rol hebben gespeeld? Kunt u per factor kwantificeren hoe groot de rol
was?
Het CPB heeft er in een eerdere studie op gewezen dat een daling van de
rente met 1%-punt leidt tot een stijging van de verplichtingen van
pensioenfondsen met gemiddeld 20%. Volgens de rentetermijnstructuur van
DNB is de 30-jaarsrente tussen 31-12-2007 en 31-12-2017 gedaald van 4,9%
naar 1,6%. Uitgaande van genoemde vuistregel, impliceert een rentedaling
van 3,3%-punt een stijging van de verplichtingen van circa 66%. Daarnaast
zijn de verplichtingen gestegen door een stijging van de levensverwachting,
een stijging van de brutolonen en de werkgelegenheidsgroei. Deze hebben
allen een kleiner effect op de verplichtingen dan de gedaalde rente. 2)
Een dalende rente heeft daarentegen een positief effect op het vermogen van
een fonds. Een daling van de rente leidt namelijk tot hogere koersen voor
vastrentende waarden, zoals obligaties. Het CPB stelt in dezelfde studie dat
een daling van de rente met 1%-punt leidt tot een stijging van het vermogen
van pensioenfondsen van gemiddeld 8%. Gegeven de rentedaling tussen eind
2007 en eind 2017 impliceert dit een stijging van de fondsvermogens met
ruim 25%. Daarnaast is het vermogen van de pensioenfondsen de afgelopen
tien jaar gegroeid doordat de waarde van de aandelenportefeuille is gestegen
en door ontvangen dividenden en interest.
3
Constaterende dat volgens dit artikel de redenen die het regeerakkoord noemt
onvoldoende rechtvaardiging vormen voor een stelselwijziging die zo
ingrijpend lijkt te worden, in hoeverre kunt u zich vinden in deze analyse?
Ik kan mij niet vinden in deze analyse. Veranderingen op de arbeidsmarkt, de
stijgende levensverwachting, de financiële crisis en de dalende rente hebben
de kwetsbaarheden van ons stelsel bloot gelegd. Verwachtingen worden
onvoldoende waargemaakt, er zijn spanningen tussen generaties en het stelsel
sluit niet meer aan bij de veranderende arbeidsmarkt. Daarom is een
hervorming waarbij deze kwetsbare elementen worden aangepakt en de sterke
elementen worden behouden van groot belang.
4
Bent u het eens met de stelling in het artikel dat het uitstekend is dat zoveel
mogelijk mensen verplicht pensioenvermogen opbouwen? Zo ja, hoe gaat u er
voor zorgen dat zoveel mogelijk Nederlanders verplicht pensioenvermogen
opbouwen?
We kennen in Nederland een verplichtstelling waardoor de overgrote
meerderheid van de werknemers aanvullend pensioen opbouwt. De huidige
verplichte deelname aan bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen blijft in een
vernieuwd stelsel gehandhaafd. Daarnaast vergroot een vernieuwd stelsel de
mogelijkheden voor zelfstandigen om zich vrijwillig aan te sluiten of
aangesloten te blijven.
5
Deelt u de stelling in het artikel dat het delen van risico een van de sterkste
punten is van ons stelsel? Bent u dan ook van mening dat het
beleggingsrisico, het risico op arbeidsongeschiktheid, het overlijdensrisico en
het langlevenrisico collectief gedeeld moeten blijven?
Het gezamenlijk delen van risico’s is een van de pijlers van het Nederlandse
pensioenstelsel. Ook in een vernieuwd pensioenstelsel zal het delen van
risico’s een belangrijk uitgangspunt moeten blijven. De SER onderzoekt
daarom de mogelijkheid van een persoonlijk pensioenvermogen
gecombineerd met het behoud van collectieve risicodeling.
6
Constaterende dat dit artikel het opmerkelijk noemt dat we naar een meer
individualistisch ingericht systeem zouden moeten om de solidariteit te
versterken, hoe kijkt u hier tegen aan? Deelt u de angst dat een persoonlijke
pensioenpot een eerste stap kan zijn richting verdere individualisering die
uiteindelijk de solidariteit en collectiviteit volledig zal uithollen?
Het arbeidsvoorwaardelijk opbouwen van pensioen blijft een
verantwoordelijkheid van de sociale partners. De Nederlandse overheid stelt
de kaders vast. Het kabinet wil daarom samen met sociale partners de stap
zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel. Een vernieuwing die de
kwetsbaarheden in het huidige pensioenstelsel adresseert en waarmee de
sterke elementen (verplichtstelling, collectieve uitvoering, risicodeling en
fiscale ondersteuning) gehandhaafd blijven. Eerder heeft de SER een
verkenning uitgevoerd naar een nieuw pensioencontract met een persoonlijk
pensioenvermogen. Hierdoor wordt inzichtelijk wat je als deelnemer hebt
opgebouwd. Ik ben van mening dat dit het vertrouwen onder de deelnemers
vergroot.
7
Constaterende dat dit artikel verwijst naar het SER-rapport uit 2015 waarin
wordt gesteld dat ervaringen in het buitenland laten zien dat veel
keuzevrijheid op het gebied van pensioenopbouw over het algemeen leidt tot
fors lagere pensioenen, in hoeverre neemt u deze buitenlandse ervaringen mee
in uw visie op het pensioenstelsel?
Ik laat mij breed informeren. Zo heeft het CPB reeds in 2015 als onderdeel
van de Nationale Pensioendialoog in opdracht van mijn voorganger de
ervaringen in de pensioenstelsels van een aantal referentielanden
geïnventariseerd. Er dient waar het gaat om het bieden van
keuzemogelijkheden goed gekeken te worden naar verstandige
standaardopties (defaults) en een goede informatievoorziening op basis
waarvan deelnemers de voor hen relevante keuzes kunnen maken. 3)
8
Hoe beoordeelt u de stelling in het artikel dat de marktrente geen enkele
feitelijke invloed heeft op de ontwikkelingen van de pensioenfonds
verplichtingen?
De stelling beoordeel ik als onjuist. Door de dalende marktrente wordt de
opbouw van nieuwe pensioenverplichtingen duurder.
9
Constaterende dat dit artikel stelt dat bij het vaststellen van de
kostendekkende premie gerekend mag worden met verwachte rendementen
en dat het inconsistent lijkt om dat bij de berekening van de dekkingsgraad
niet te doen, is dit inderdaad inconsistent? Waarom wordt er bij de premies
wel gekeken naar verwacht rendement en bij de verplichtingenkant niet?
Fondsen hebben binnen het huidige kader de mogelijkheid om bij het
vaststellen van de kostendekkende premie te rekenen met verwacht
rendement. Dit voorkomt dat premies erg fluctueren. Tegelijkertijd kan
premiedemping er toe leiden dat (tijdelijk) geen sprake is van werkelijk
kostendekkende inkoop. Een deel van de nieuwe opbouw wordt dan
gefinancierd uit het eigen vermogen. In de evaluatie van het financieel
toetsingskader wordt er op gewezen dat een dergelijke bekostiging, als deze
langdurig wordt volgehouden, op gespannen voet staat met de eis van een
evenwichtige afweging van belangen.
In de aanbiedingsbrief bij het rapport met de evaluatie van het financieel
toetsingskader heb ik aangegeven dat ik de uitkomsten van het onderzoek wil
meenemen bij de voorstellen voor de vernieuwing van dat stelsel. Dit
voorkomt dat we vooruitlopen op onderwerpen waarover de SER nog geen
definitieve richting heeft bepaald en waarover het kabinet nog met sociale
partners wil overleggen.
10
Klopt het dat Nederland de laagste disconteringsvoet van alle (bij het
onderzoek van de European Insurance and Occupational Pensions Authority
(EIOPA) betrokken) landen gebruikt? Hoe kan het dat de Nederlandse
disconteringsvoet zoveel lager ligt dan die van Duitsland?
Disconteringsvoeten zijn moeilijk vergelijkbaar tussen landen omdat het
stelsel en de aard van de verplichtingen verschilt tussen landen. Zo moet
worden meegewogen dat de werkgever soms garant staat voor de
pensioenverplichtingen (onder andere gebruikelijk in het VK en Ierland) of
anderszins reserves op de bedrijfsbalans aanhoudt (onder andere Duitsland).
In Nederland is de risicovrije rente het uitgangspunt, mede omdat pensioen
wordt beloofd met een hoge mate van (nominale) zekerheid en om te
voorkomen dat ex ante herverdeling plaatsvindt.
11
Hoe beoordeelt u de conclusie van het artikel dat we moeten overstappen naar
het gebruik van een rekenrente die is gebaseerd op de verwachte rendementen
van de beleggingen van een fonds (uiteraard met serieuze buffers)? Zou u
deze optie serieus willen overwegen?
Ik deel deze conclusie niet. Er zijn meerdere redenen waarom de Pensioenwet
marktwaardering als uitgangspunt heeft. In de eerste plaats heeft het rekenen
met een hogere rekenrente tot gevolg dat nog te behalen rendementen reeds
worden ingeboekt en uitgedeeld. Als sprake is van een collectieve pot waarin
gezamenlijk risico’s worden gedeeld leidt dat tot herverdeling tussen
generaties. In de tweede plaats beloven pensioenfondsen pensioen dat met een
hoge mate van (nominale) zekerheid wordt waargemaakt. Om te zorgen dat
zij aan die hoge zekerheidsmaatstaf kunnen voldoen, moeten ze te allen tijde
voldoende geld in kas hebben. In de derde plaats opent het loslaten van
marktwaardering de deur naar subjectieve wijzigingen van de rekenrente voor
pensioenfondsen, waarbij de financiële belangen van deelgroepen binnen het
pensioenstelsel leidend gaan worden. De rekenrente wordt dan een speelbal
van conflicterende belangen binnen het pensioenstelsel, waardoor het
vertrouwen in het stelsel verder wordt ondermijnd.
12
Zou u deze vragen kunnen beantwoorden voor uw eerste termijn van de
plenaire behandeling “Tijdelijke wet aanpassing disconteringsvoet”?
Ja