Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Becker (VVD) over
‘weeshuistoerisme’ in Kenia’
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht “Kenia pakt weeshuistoerisme aan”? 1) Was u al
bekend met dit fenomeen en de gevolgen ervan voor kinderen in landen als Kenia?
Zo ja, is dit probleem onderwerp van gesprek geweest binnen het kabinet?
Het artikel past in de berichtgeving die we de laatste jaren in Nederlandse en
internationale media zien over de kritische omslag ten aanzien van
vrijwilligerswerk door Westerse jongeren (en ook volwassenen) in weeshuizen in
onder meer de in het artikel genoemde landen. Deze is vooral ingegeven door
inzicht in negatieve effecten dat dergelijk werk op kinderen in die landen kan
hebben en door misstanden zoals in het artikel beschreven.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken volgt ontwikkelingen op dit terrein, onder
meer via contacten met het Better Care Network (BCNN). Dit netwerk, waar
internationale organisaties als Unicef onderdeel van uitmaken, werkt aan deze
problematiek via voorlichting en bewustwording: richting (potentiële) vrijwilligers,
kleinschalige particuliere ontwikkelingsinitiatieven, bemiddelingsbureaus voor
internationaal vrijwilligerswerk, reisorganisaties etc. Landen die met dit fenomeen
worden geconfronteerd – zoals Kenia en Cambodja - nemen ondertussen zelf ook
maatregelen.
Inzake voorlichting en bewustwording in Nederland vervult daarnaast ook
kennisinstituut Movisie (https://www.movisie.nl) een rol met de website
www.vrijwilligerswerk.nl en het speciaal dossier
(https://vrijwilligerswerk.nl/voluntourism).
Vraag 2
Beschikt u inmiddels over cijfers van het aantal Nederlanders dat jaarlijks op
‘weeshuistoerisme’ gaat? Kunt u bevestigen dat het om duizenden jongeren gaat,
zoals De Volkskrant vorig jaar nog berichtte? 2)
De belangstelling van jongeren – en volwassenen – om te reizen en internationale
culturele en werkervaring op te doen heeft een grote vlucht genomen.
Internationaal vrijwilligerswerk is daar een onderdeel van. De overheid heeft daar
een beperkte rol in en houdt geen cijfers bij over vrijwilligersinzet op dit vlak. Ook
niet als het gaat om inzet in weeshuizen. De cijfers die in het Volkskrantartikel
worden genoemd betreffen overigens algemeen vrijwilligerswerk en niet werk in
weeshuizen.
Vraag 3
Steunt het kabinet ngo’s die direct of indirect betrokken zijn bij de financiering van
weeshuizen in Afrikaanse of Aziatische landen? Zo ja, welke ngo’s betreft het en in
welke landen zijn zij actief?
Nee. Het financieren van weeshuizen is geen specifiek doel binnen het
Nederlandse ontwikkelingsbeleid.
Vraag 4
Deelt u de mening dat, zonder iets af te doen aan de waarschijnlijk goede intenties
van de vrijwilligers, het niet zo mag zijn dat Nederlandse jongeren dergelijke
misstanden in stand houden of zelfs verergeren?
Het is positief dat voorlichting, bewustwording en actie vruchten afwerpen en dat
er meer aandacht is voor valkuilen en onbedoelde negatieve effecten. Dat geldt
ook internationaal. Het gaat immers om een veel breder fenomeen en ook niet
alleen om Nederlandse jongeren.
Positief is ook dat onder jongeren zelf – via sociale media - een discussie op gang
is gekomen over de ethische aspecten van vrijwilligerswerk in arme landen, over
de effecten daarvan en over onderliggende motieven en vooroordelen. Het
Nederlandse initiatief ID-Leaks (http://idleaks.nl/) is daar een voorbeeld van.
Internationale voorbeelden zijn Radi-Aid (http://www.rustyradiator.com/) en
BarbieSavior (http://www.barbiesavior.com/).
Maatschappelijke betrokkenheid moeten we uiteraard ook waarderen. Het is een
goede zaak dat jongeren hun blik verbreden, internationale en interculturele
ervaring opdoen en nadenken over en zich inzetten voor minder armoede en meer
inclusieve, duurzame ontwikkeling. Zaak is dat zij zich daar adequaat op
oriënteren. Op dat terrein zijn diverse gedegen organisaties actief. Die zijn
bijvoorbeeld te vinden via de eerder genoemde site van Movisie of het initiatief
Volunteer C orrect (http://volunteercorrect.org/nl/).
Vraag 5
Heeft het kabinet na eerdere berichtgeving over dit fenomeen reeds actie
ondernomen? Zo nee, is het kabinet bereid organisaties die dergelijke
programma’s aanbieden aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en hen te
wijzen op de gevolgen van deze vorm van toerisme?
Vraag 6
Is er in uw ogen een rol weggelegd voor het ministerie van Buitenlandse Zaken en
in het bijzonder voor diplomatieke posten in risicolanden? Bent u bereid - naar het
voorbeeld van het ontmoedigingsbeleid dat het kabinet ten aanzien van
ondernemers voert wanneer het risico op een bijdrage aan
mensenrechtenschendingen bestaat - te onderzoeken of het mogelijk is om vanuit
bijvoorbeeld de website van het ministerie of diplomatieke posten vrijwilligers te
wijzen op dit fenomeen, zodat zij zich op tijd bewust zijn van de problematiek?
Antwoord 5 en 6
Reislustige jongeren, potentiële vrijwilligers en ook toeristen hebben allereerst een
eigen verantwoordelijkheid om zich goed te oriënteren, voor te bereiden en zich
niet te laten misleiden. Intermediaire en reisorganisaties kunnen daarbij helpen.
Op dat vlak zijn er positieve ontwikkelingen. Verder is informatie over
‘weeshuistoerisme’ inmiddels breed beschikbaar en is er – onder meer op sociale
media – een levendige discussie. Dit is mede te danken aan initiatieven als van
BCNN. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in deze een beperkte rol.
BCNN weet het ministerie te vinden. Vanuit verschillende
ontwikkelingsprogramma’s onderhoudt het ministerie met een aantal BCNNlidorganisaties
een samenwerkingsrelatie.
Waar mogelijk en relevant wordt in externe contacten aan de problematiek
gerefereerd en gewezen op richtlijnen die zijn ontwikkeld. Ook via de
Facebookpagina ‘Ontwikkelingssamenwerking’ wordt er aandacht aan besteed.
Ambassades in landen waar kinderhuizen veel voorkomen zijn bekend met de
problematiek en hebben informatie beschikbaar. In het kader van een update van
de inhoud van de websites voor ambassades wordt bezien hoe relevante
informatie kan worden opgenomen.