1244
Vragen van het lid Dijksma (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over het bericht «Crisisbedden bestaan niet meer»
(ingezonden 31 januari 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
(ontvangen 21 februari 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Crisisbedden bestaan niet meer»?1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de situatie zoals beschreven in dit artikel als meer dan
schrijnend dient te worden gekwalificeerd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet?
Het artikel in Medisch Contact betreft een dementerende patiënt met
nachtelijke paranoia die op nieuwjaarsnacht de huisartspost bezocht. Het is
inderdaad schrijnend voor de mevrouw, de buurvrouw en haar dochter dat
pas na drie dagen veel verderop een plek werd gevonden. Ook is het
ongewenst dat de huisarts zoveel energie moest steken in het proberen te
regelen van een crisisplek. Huisartsen hebben buiten kantooruren al hun
handen vol aan het hulp bieden in spoedsituaties. Zij moeten snel naar een
passende plek kunnen verwijzen en niet belast worden met het langdurig
speuren daarnaar.
Vraag 3
Deelt u de mening dat patiënten niet van het kastje naar de muur mogen
worden gestuurd terwijl zij spoedig hulp nodig hebben? Zo ja, waar is het
hier dan toch misgegaan?
Ja, ik deel deze mening. Wanneer een patiënt met spoed opgenomen moet
worden, moet er een passende plek beschikbaar zijn en bij voorkeur dichtbij
huis. In dit geval zou volgens de huisarts een crisisbed op een PG-afdeling
van een verpleeghuis de best passende plek zijn. Helaas kon er die nacht in
de regio geen plek worden gevonden. Dat kan verschillende oorzaken
hebben.
Het aantal crisissituaties kan per week verschillen en daarmee ook de
beschikbaarheid van plekken. Op grond van de informatie die bij zorgkantoor
VGZ is ingewonnen, heb ik niet de indruk dat er structureel te weinig
Wlz-crisisbedden in de regio beschikbaar zijn. Vanuit de zorgpartners in de
regio wordt echter wel een continu tekort aan bedden en geschikte plaatsen
ervaren. De regio constateert dat de problematiek toeneemt mede doordat de
capaciteit in de GGZ afneemt. Ik vraag het zorgkantoor hierover in overleg te
treden met de zorgpartners in de regio.
Slechts een deel van de verpleeghuizen levert Wlz-crisiszorg. Daarnaast moet
voor Wlz-zorg vaststaan dat er een blijvende behoefte is aan permanent
toezicht of 24 uur zorg in de directe nabijheid. De specialist ouderengeneeskunde
(SOG) van het verpleeghuis beoordeelt daarom of er inderdaad sprake
kan zijn van een Wlz-crisisopname. Indien een SOG daaraan twijfelt, moet
men de huisarts aanraden de cliënt op te laten nemen op basis van eerstelijnsverblijf
(ELV) of een andere verblijfsvorm als dat meer voor de hand ligt.
De casus roept de vraag of de huidige regelgeving rond spoedzorg niet
eenvoudiger kan. In de brief over de Aanpak administratieve lasten in de Wlz
(Kamerstuk 29 515, nr. 400) is dit reeds verkend. Dit voorjaar zal ik hierop
terugkomen. Voorts is van belang dat de samenwerkende partners in de regio
bezien welke procesverbeteringen zijn door te voeren. Het programma
Gedeelde Zorg is een reactie van de samenwerkende partijen in de regio op
de problematiek.
Vraag 4
Deelt u de mening dat als een huisarts inschat dat een crisisplek noodzakelijk
is, dit voldoende moet zijn om een patiënt te plaatsen? Zo ja, hoe gaat u er
voor zorgen dat dit in de toekomst ook het geval zal zijn? Zo nee, waarom
niet?
Ik deel de mening dat als een huisarts inschat dat een patiënt opgenomen
moet worden, dit ook snel moet kunnen. Het oordeel van de ontvangende
arts is daarbij echter doorslaggevend. Als de huisarts van mening is dat
vanuit medisch oogpunt direct een opname noodzakelijk is, betekent dit bij
inschatting van een Wlz-crisisbed dat een oordeel van een specialist
ouderengeneeskunde nodig is. In geval van eerstelijnsverblijf (ELV) kan dat
een verantwoordelijke huisarts zijn danwel een specialist ouderengeneeskunde.
Welke plaats passend is, is afhankelijk van de situatie. In sommige
spoedsituaties is niet direct duidelijk bij welk domein de zorgvraag thuishoort.
De opname mag daardoor uiteraard niet worden vertraagd en vergt een
proactieve houding van zorgaanbieders in het meedenken met de zorgprofessional.
De regionale coördinatiepunten, die inzicht hebben op welke locatie
passende plekken zijn, moeten hierin ondersteuning bieden. Verzekeraars
nemen het voortouw om ervoor te zorgen dat per april in alle regio’s
dergelijke coördinatiepunten voor ELV ingericht zijn en soms, zoals in
Deventer en Roosendaal, ook al voor andere vormen van zorg met (tijdelijk)
verblijf (zoals Wlz en respijtzorg).
Vraag 5
Kent u meer signalen dat er geen of niet op tijd crisisbedden voor acute
gevallen beschikbaar zijn? Zo ja, waaruit bestaan die signalen? Zo nee,
betekent dit dan dat het in het bericht genoemde geval geheel op zichzelf
staat?
Bij het praktijkteam «Zorg op de juiste plek» zijn enkele signalen bekend van
zorgverleners die moeilijk vervolgzorg geregeld kregen in acute situaties. In
een casus betrof het een zorgmijdend echtpaar waarbij de echtgenote van
een dementerende meneer weigerde hulp toe te laten. Bij escalatie van de
situatie ondervond de huisarts problemen om een verpleeghuisplek te
regelen. De Wlz-crisisregeling is slechts van toepassing als een Wlz-indicatie
voor de hand ligt en er sprake is van een plotselinge verandering van de
situatie van de cliënt waardoor opname binnen 24 uur noodzakelijk is. Pas
dan kan het CIZ de Wlz-aanvraag voorrang geven en de geldigheid van het
indicatiebesluit laten terugwerken tot de dag van opname. Casuïstiek en
gesprekken met het veld maken duidelijk dat de praktijk er last van heeft dat
er voor Wlz, ELV en acute Wmo verschillende procedures gelden en deze
onvoldoende op elkaar aansluiten, terwijl de spoedzorg op dezelfde afdelingen
met hetzelfde personeel wordt geleverd. Zoals aangegeven bij het
antwoord op vraag 3 zal ik dit voorjaar aangeven of er verbeteringen mogelijk
zijn. Voor zorgaanbieders en inkopers op regionaal niveau is het in ieder
geval van belang dat zij samenwerken en zich proactief opstellen om er
gezamenlijk voor te zorgen dat de cliënt zo snel mogelijk op een passende
plek kan komen.
Vraag 6
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van het aantal crisisbedden
en de mate waarin deze bezet zijn?
Er is geen landelijk overzicht van het aantal Wlz-crisisbedden en de bezettingsgraad
daarvan. De landelijke gegevens die bij de NZa beschikbaar zijn
hebben betrekking op het afgesproken prijs en volume (voor spoedzorg in de
verpleging en verzorging betreft het prestatie met code Z110). Uit het
afgesproken volume is niet eenduidig het aantal aanwezige crisisbedden af te
leiden. Dat komt omdat zorgkantoren verschillende inkoopafspraken maken.
Sommige zorgkantoren kopen spoedzorg in door een afspraak over een
aantal crisisbedden. Aanbieders reserveren de capaciteit dan voor Wlzcliënten.
Ook de dagen dat het bed niet bezet is door een Wlz-cliënt, wordt
dan vanuit de Wlz betaald. In andere gevallen kopen zorgkantoren de zorg
cliëntvolgend in en laten zij het aan de zorgaanbieders over hoe zij de
spoedzorg die vanuit de verschillende domeinen wordt gevraagd praktisch
organiseren.
Medisch Contact, 25 januari 2018 https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/
crisisbedden-bestaan-niet-meer.htm