2018Z02452
Vragen van de leden Özütok en Özdil (beiden GroenLinks) aan de minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onderzoek 'Mind the gap:
barrières en mogelijkheden voor de arbeidsparticipatie van
vluchtelingenvrouwen'. (ingezonden 13 februari 2018)
1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek 'Mind the gap: barrières en
mogelijkheden voor de arbeidsparticipatie van vluchtelingenvrouwen' van
Kennisplatform Integratie & Samenleving?
Ja.
2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er een groot gat is tussen
mannelijke en vrouwelijke statushouders als het gaat om het vinden van een
baan, namelijk een percentage van 33 procent van de mannelijke
statushouders tegenover 15 procent van de vrouwelijke statushouders die na
drie tot vijf jaar verblijf in Nederland een baan vindt? Zo ja, welke gevolgen
heeft dit voor het kabinetsbeleid?
4
Erkent u dat deze vrouwen in hun emancipatieproces naar zelfstandigheid
beperkt worden? Deelt u de mening dat het economisch zelfstandig(er) maken
van vrouwen hen minder kwetsbaar maakt, en dit dus ook integratie ten goede
komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoorden vragen 2 en 4:
Dit Kabinet vindt het vanuit integratief en emancipatoir oogpunt heel
belangrijk dat mensen die nieuw in Nederland zijn zo snel mogelijk meedoen
in de Nederlandse maatschappij, en waar mogelijk aan het werk gaan. Dit
geldt voor mannen én vrouwen.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 19 februari over dit onderzoek zal uw
Kamer nog in het eerste kwartaal een brief ontvangen over het programma
Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt waarin ook de toeleiding naar werk
voor statushouders een belangrijk aspect is. Daarnaast stuur ik uw Kamer
voor de zomer een brief over het nieuwe inburgeringsstelsel. De
aanbevelingen uit dit rapport zullen worden meegenomen bij de inzet op
toeleiding naar de arbeidsmarkt van statushouders en bij de uitwerking van
het nieuwe inburgeringsstelsel.
3
Herkent u zich in het beeld dat twee typen belemmeringen, namelijk de
verminderde toegankelijkheid en beschikbaarheid van
ondersteuningsmogelijkheden en de arbeidstoelatingprojecten waarin geen
onderscheid wordt gemaakt in sekse, ongelijke uitkomsten op de
arbeidsmarkt voor statushouders bevorderen in het nadeel van de vrouw? Zo
nee, waarom niet?
Uit het rapport blijkt dat veel vrouwelijke vluchtelingen zich (nog) niet op de
arbeidsmarkt lijken te oriënteren. Dit kan te maken hebben met
achtergrondkenmerken, zoals de traditionele rolverdeling in het land van
herkomst of het (beperkte) opleidingsniveau en werkervaring van veel
vrouwelijke vluchtelingen waardoor een koppeling met concrete
arbeidsmogelijkheden moeilijker is. Echter, in de uitvoering van de
arbeidstoeleiding lijken ook mogelijkheden onbenut te blijven. Zo blijkt er
onvoldoende kennis te zijn over de mogelijkheden om vluchtelingenvrouwen
richting (arbeids)participatie te begeleiden, en lijken gemeenten vooral te
focussen op de begeleiding van de meest kansrijke persoon richting de
arbeidsmarkt, in de praktijk vaak de mannelijke volwassene in het gezin. De
uitkomsten en aanbevelingen van dit rapport zijn dan ook een nuttige bijdrage
aan het in beeld krijgen van deze belemmeringen en de aanpak daarvan.
5
Bent u bereid meer deskundigheid te vergaren rondom het begeleiden van
vrouwelijke statushouders naar werk, zodat uiteindelijk het kennishiaat bij
gemeenten verdwijnt? Zo ja, hoe gaat u hiermee aan de slag? Zo nee, waarom
niet?
6
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat gemeenten extra aandacht besteden
aan het begeleiden van vrouwelijke statushouders naar werk? Bent u bereid
om daarbij de vijf aanbevelingen van het onderzoek van het Kennisplatform
Integratie & Samenleving over gendersensiviteit, toerusten persoonlijk
begeleiders, nareizigers, informeren en onderlinge samenwerking hierbij mee
te nemen? Bent u bereid hierover in gemeenten met gesprek te gaan en zo
nodig extra hulp en kennis hierover beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoorden vragen 5 en 6:
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vragen 2 en 4 zullen de aanbevelingen
uit dit rapport worden meegenomen bij de inzet op toeleiding naar de
arbeidsmarkt van statushouders en bij de uitwerking van het nieuwe
inburgeringsstelsel. Hierbij wordt nauw samengewerkt met gemeenten.
Tevens zal ik samen met Divosa kijken of op korte termijn werkzame
elementen voor arbeidstoeleiding van vrouwelijke vluchtelingen breder onder
gemeenten kunnen worden gedeeld, zodat gemeenten vluchtelingenvrouwen
beter kunnen begeleiden.