Antwoord op vragen van de leden Nijkerken-de Haan en Koopmans over "het artikel ‘gemeente Tilburg mag niet specifiek speuren naar Turkse bijstandfraudeurs’"
Vragen van de leden Nijkerken-de Haan en Koopmans (beiden VVD) aan de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor
Rechtsbescherming over het artikel «gemeente Tilburg mag niet specifiek
speuren naar Turkse bijstandsfraudeurs» (ingezonden 3 januari 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
(ontvangen 15 februari 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «gemeente Tilburg mag niet specifiek speuren
naar Turkse bijstandsfraudeurs»1 en de betreffende uitspraak van de Centrale
Raad van Beroep (CRvB)2
?
Ja.
Vraag 2, 4, 5
Klopt het dat in het spoeddebat dat de Kamer op 31 maart 2011 heeft
gevoerd over vermeende fraude met bijstand door een niet-westerse
allochtoon de toenmalig Staatssecretaris heeft aangegeven dat de bijstandspopulatie
in geval van verdenking van fraude ook kan worden gescreend op
basis van land van herkomst? Is het voor gemeenten nog steeds mogelijk op
basis van deze screening verzoeken tot onderzoek voor te leggen aan het
internationaal bureau fraude-informatie?
Deelt u de mening dat het discriminatieverbod van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens niet mag betekenen dat uitkeringsfraudeurs die
bezit verbergen in het buitenland er beter vanaf komen dan net zo laakbare
uitkeringsfraudeurs die dit doen in Nederland? Zo ja, hoe kijkt u aan tegen de
schokkende uitspraak van de CRvB dat het vermogensonderzoek naar een
risicogroep door de gemeente Tilburg niet gebruikt mag worden omdat het
naar oordeel van de CRvB heeft gehandeld in strijd met het discriminatieverbod?
Welke consequentie heeft de recente uitspraak van de CRvB voor overige
fraude-onderzoeken in het buitenland? Wat kunt u doen teneinde te voorkomen
dat deze uitspraak het aanpakken van bijstandsfraude bemoeilijkt? Bent
u bereid hieraan gevolg te geven? Zo nee, waarom niet? Antwoord 2, 4, 5
Tijdens het spoeddebat van 31 maart 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar
2010–2011, Handelingen, 68) heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven
dat de bijstandspopulatie ook kan worden gescreend naar het land van
herkomst, maar hij zei daarbij ook dat er sprake moet zijn van een verdenking.
In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk
(beiden DENK) van 19 december jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018,
Aanhangsel, 753) heb ik reeds aangegeven dat handhaving van de inlichtingenplicht
nodig is, ook in het buitenland, vanwege een rechtmatige verstrekking
van uitkeringen. Dit dient uiteraard te gebeuren binnen de kaders van
wet- en regelgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur. De consequentie
van de uitspraak van de CRvB is dat selecteren op basis van land van
herkomst, als enkele feit, in strijd is met het discriminatieverbod zoals
neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM.
Indien gemeenten zich daaraan niet houden, kan dat tot gevolg hebben dat
de rechter het verkregen bewijs als niet rechtmatig aanmerkt. Om dit te
voorkomen zet ik me de komende kabinetsperiode in om de bekendheid met
het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) bij gemeenten te vergroten
en de samenwerking tussen het IBF en gemeenten te verbeteren. De
wetgever heeft in de Wet SUWI het IBF aangewezen als het coördinatiepunt
voor gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraudeinformatie.
Er is dus een goede publieke voorziening bij onderzoek naar
grensoverschrijdende fraude. Hiermee wordt ook beoogd dat gemeenten in
samenwerking met het IBF steekproeven hanteren die de toets van de CRvB
kunnen doorstaan.
Vraag 3
Deelt u de mening dat bijstandsfraudeurs hard aangepakt moeten worden,
ook als zij vermogen in het buitenland hebben?
Ja. Ik acht het van groot belang voor het draagvlak voor sociale voorzieningen,
en dat alleen die mensen die er recht op hebben, de voorzieningen
ontvangen. Daarom zet ik stevig in op handhaving en naleving. De Participatiewet
biedt een duidelijk wettelijk kader inzake de verplichtingen die
bijstandsgerechtigden moeten naleven en hoe gemeenten deze moeten
handhaven. Een onderzoek naar middelen in het buitenland kan daarbij
noodzakelijk zijn, hoe complex dat soms ook is. Uiteraard moet dat plaatsvinden
binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur.
Vraag 6
Wat kunt u doen teneinde gemeenten maximaal bij te staan in het opsporen
en bestraffen van internationale uitkeringsfraude? Bent u bereid hier gevolg
aan te geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in bovengenoemde beantwoording op de Kamervragen van de leden
Kuzu en Öztürk (beiden DENK) van 19 december jl. heb aangegeven, zal ik de
uitspraak van de CRvB en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die
het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, allereerst onder de aandacht
brengen bij gemeenten. Daarnaast wil ik de samenwerking tussen het IBF en
gemeenten verbeteren. Ik denk hierbij aan samenwerking tussen het
Ministerie van SZW, het IBF, het Kenniscentrum Handhaving en Naleving
(KCHN) van de VNG, Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers
(BvK).
Deze samenwerking kan worden verbeterd door te verkennen of het mogelijk
is om door middel van protocollen of handreikingen en door het geven van
advies aan gemeenten, bijvoorbeeld door de SVB, het IBF en het KCHN, vast
te stellen op welke wijze steekproeven kunnen worden gedaan die de toets
van de CRvB kunnen doorstaan.