Beantwoording vragen over de NAM-uitspraken en technische
mogelijkheden voor het verminderen van gaswinning
1
Kent u de brief van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) waarin zij
aangeeft dat er ‘thans geen aanleiding is om aanvullende maatregelen te treffen
vanuit een persoonlijk veiligheidsperspectief op basis van de toepasselijke
Meijdam norm?’1
Ja.
2
Hoe beoordeelt u deze uitspraak?
3
Wat vindt u ervan dat de NAM stelt dat code rood onterecht is afgegeven en dat de
aardbeving binnen de bestaande risicomodellen past?
Antwoord 2 en 3
Met “code rood” bedoelt SodM te zeggen dat een grenswaarde is overschreden,
waarmee het meet- en regelprotocol in werking treedt. Dit protocol houdt in dat
NAM binnen een korte tijd een analyse maakt over de achtergronden van de
grenswaardeoverschrijding en een voorstel doet voor eventuele
beheersmaatregelen. NAM legt deze analyse voor aan SodM, waarna SodM aan mij
advies uitbrengt. NAM heeft er in haar brief aan SodM op gewezen, dat het meeten
regelprotocol betrekking heeft op zowel fysieke veiligheid als
veiligheidsbeleving.
De uitspraak van NAM over de risicomodellen is een constatering op basis van
rekenresultaten. SodM heeft de constateringen van NAM getoetst en komt tot de
conclusie dat zij zich kan vinden in de analyse van NAM. Het gaat dan om een
analyse waaruit blijkt dat het patroon van de grondversnelling (PGA), de
grondsnelheid (PGV) en de magnitude van de beving binnen de verwachtingen valt
en daarom geen onverwachte elementen bevat. Ik verwijs hiervoor naar het
rapport van SodM (p.31), dat ik gevoegd heb bij mijn brief aan uw Kamer van 1
februari 2018 (Kamerstuk 33529, nr. 424).
4
Begrijpt u dat Groningers die al maanden en soms zelfs jaren zitten met
onopgeloste schades woest worden als de NAM zulke brieven stuurt?
5
Wordt u ook niet bijkans misselijk van deze houding en benadering? Bent u bereid
de NAM, maar ook aandeelhouders Shell en Exxon, hierop stevig aan te spreken?
Antwoord 4 en 5
Ik heb begrip voor de emoties van Groningers die een goede oplossing willen voor
schade die zij door aardbevingen hebben ondervonden. Daarom heb ik mij vanaf
het begin van mijn aantreden als minister ingezet voor een goed schadeprotocol
Recent is hierover overeenstemming bereikt (zie Kamerstuk 33529, nr. 423). Ik ga
echter niet over de wijze waarop NAM zijn cijfers, rapporten en brieven
presenteert.
6
Hoe beoordeelt u de door experts van de Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk
onderzoek (TNO) en Gasunie Transport Services (GTS)
gemaakte opmerking in een technische briefing over leveringszekerheid op
17 januari 2018 in de Kamer dat er nog minder gaswinning mogelijk is zonder de
leveringszekerheid in gevaar te brengen? Hoe verhoudt zich dat tot eerdere
uitspraken van uw ambtsvoorganger dat de leveringszekerheid bij hogere winning
in het gedrang komt (een besluit dat de Raad van State overigens heeft
vernietigd)?
In de genoemde technische briefing hebben GTS en TNO een toelichting gegeven
op het onderwerp leveringszekerheid en het gebruik van laagcalorisch gas in
binnen- en buitenland. Tijdens deze briefing is ook ingegaan op mogelijkheden om
de vraag naar laagcalorisch gas te verminderen. Uit de vraag kan ik niet opmaken
aan welke van deze mogelijkheden door de vragenstellers wordt gerefereerd. Ik
maak daarom een onderscheid tussen de korte en de langere termijn.
Bij het verlagen van de gaswinning nog binnen dit gasjaar (tot 1 oktober 2018) kan
alleen gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur. Daarnaast is in
2015 het onderzoek naar een andere benadering van de gaswinning uitgevoerd
(Kamerstukken 33 529, nr. 212). De hoofdconclusie van dit onderzoek was dat het
mogelijk is het gassysteem zodanig in te richten dat zoveel mogelijk gas uit
andere bronnen dan het Groningenveld wordt gebruikt, waarmee de winning uit
het Groningenveld temperatuurafhankelijk wordt. Het kabinet heeft destijds echter
besloten om niet volledig tot deze andere benadering van de gaswinning over te
gaan omdat de temperatuurafhankelijke winning uit het Groningenveld zou leiden
tot sterke productiefluctuaties, die het, op basis van het advies hierover van SodM,
juist zoveel mogelijk wilde beperken (Kamerstukken 33 529, nr. 278). Naar
aanleiding van de nieuwe adviezen van SodM en GTS van 1 februari jl. zal ik dit
opnieuw bezien voor de aankomende jaren. Zoals ik in mijn brief van 1 februari jl.
aan uw Kamer schreef, heb ik NAM en GasTerra gevraagd binnen de voorwaarden
van de voorlopige voorziening, voor het lopende gasjaar hier reeds invulling aan te
geven en de gaswinning te verlagen (Kamerstuk 33529, nr. 424).
Op de langere termijn zijn er ook andere mogelijkheden om de vraag naar
Gronings gas structureel terug te brengen, bijvoorbeeld via de bouw van een
aanvullende stikstofinstallatie in Zuidbroek, de ombouw van industriële
grootverbruikers naar hoogcalorisch gas en verduurzaming in de gebouwde
omgeving. Ik inventariseer nu wat de mogelijkheden van deze en andere opties
zijn en wil uw Kamer hierover zoals eerder toegezegd dit kwartaal informeren.
7
Komt het voor dat er laagcalorisch (Groningen)gas wordt geëxporteerd en dat dat
omgezet wordt naar hoogcalorisch gas? Zo ja, om welke hoeveelheden gaat dat en
hoe is dat mogelijk?
Als gas kwalitatief wordt omgezet, wordt dit gedaan door de landelijke
netbeheerder die de taak heeft om de netten te balanceren. In het buitenland zijn
er ook mogelijkheden om laagcalorisch gas in het hoogcalorische gasnet bij te
mengen. Uw Kamer is hier eerder al over geïnformeerd (Kamerstukken 2016/17,
33 529, nr. 285).
Het is mij bekend dat er met name in Frankrijk laagcalorisch gas in het
hoogcalorisch gasnet wordt gemengd om het gasnetwerk te balanceren. Het
afgelopen gasjaar ging het daarbij om iets minder dan 0,5 miljard Nm³. Dat is
vergelijkbaar met eerdere jaren en valt binnen de bandbreedte waar GTS in haar
prognoses van de export naar België en Frankrijk rekening mee heeft gehouden.
Overigens ben ik inmiddels met mijn collega’s in Duitsland, Frankrijk en België in
gesprek over de mogelijkheden de buitenlandse vraag naar laagcalorisch gas
versneld af te bouwen.
In mijn gesprekken met buitenlandse collega’s stel ik uiteraard ook het bijmengen
van laagcalorisch gas in het hoogcalorische net aan de orde. Daarbij plaats ik wel
de kanttekening dat enige overloop door netbeheerders die verschillende
gassystemen in balans moeten houden nooit volledig te vermijden zal zijn. Het
gaat daarbij overigens wel om een overloop die twee kanten op werkt:
laagcalorisch gas in het hoogcalorische systeem en hoogcalorisch gas in het
laagcalorische systeem.
8
Zijn er mogelijkheden om in de bestaande exportcontracten de export van
laagcalorisch (Groningen)gas af te bouwen? Zo ja, wilt u dat per onmiddellijke
ingang doen?
Nee. Contracten kunnen weliswaar met wederzijds goedvinden worden aangepast,
maar dit heeft geen effect op de fysieke vraag naar laagcalorisch gas in het
buitenland. In het buitenland wordt het gas namelijk, net als in Nederland,
gebruikt door huishoudens en bedrijven en ook daar bestaat hiervoor op de korte
termijn geen alternatief. Buitenlandse afnemers nemen het gas af, omdat ze het
fysiek nodig hebben. De contracten van GasTerra met energiebedrijven spelen
daarbij geen rol. Deze contracten zijn alleen een vorm aan de hand waarvan aan
de vraag wordt voldaan. Als er geen contracten zouden zijn, dan zouden partijen
dit gas op de Nederlandse gashandelsplaats TTF inkopen, waarbij er ook geen
mogelijkheid is om te discrimineren tussen binnen- en buitenland. Om de vraag
naar buitenlands gas terug te brengen worden in Duitsland, België en Frankrijk
tussen nu en 2030 alle aansluitingen naar het gebruik van hoogcalorisch gas
omgebouwd. Zoals reeds toegezegd ben ik met mijn buitenlandse collega’s in
gesprek om te kijken of en waar dit proces kan worden versneld.
9
Zijn er mogelijkheden om niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland de
vraag naar laagcalorisch Groningengas af te laten nemen door stikstofinstallaties,
bijmenging of ander gebruik door de industrie? Bent u bereid afnemers voor de
benodigde investeringen te compenseren? Zo nee, waarom niet?
In de gesprekken die ik momenteel met mijn buitenlandse collega’s voer verken ik
ook welke mogelijkheden zij zien om op een andere manier in de vraag naar gas te
voorzien dan via het gebruik van het gas uit Groningen. Ik neem dit mee in mijn
inventarisatie van mogelijkheden om de vraag naar gas uit Groningen te verlagen
die ik eind maart aan uw Kamer wil aanbieden.
10
Klopt het dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) later advies uitbrengt? Deelt
u de mening dat dit ongewenst is gezien de enorme urgentie en het belang voor
Groningen?
De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft, om tot een zorgvuldig afgewogen
analyse te komen, een week later advies uitgebracht dan aanvankelijk voorzien.
Gelet op het gewicht van dit advies voor de verdere besluitvorming over de
gaswinning in Groningen heb ik hiervoor begrip. Het advies heb ik op 1 februari jl.
aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 33529, nr. 424).
1
https://www.nam.nl/nieuws/2018/nam-geeft-inzicht-effecten-volumeverminderingseismiciteit/_jcr_content/par/textimage.stream/1516241497943/36464f3a189953f7acbdb45c81801d24121fe86b8c
f7dbcb834a121bde36a8cb/brief-nam-sodm-17012018.pdf