Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid De Vries (VVD) over het bericht
“Ambulance laat Lies (91) uren lijden” .
(2018Z00706)
1
Kent u het bericht “Ambulance laat Lies (91) uren lijden”?1
Ja.
2
Kunt u onderzoeken wat hier precies is gebeurd en hoe deze situatie voorkomen
had kunnen worden? Hoe vaak komt dit soort situaties voor?
3
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is dat iemand met een gebroken heup
vijf uur moet wachten op vervoer naar het ziekenhuis?
Antwoord 2 en 3.
Deze mevrouw heeft – blijkens het artikel – veel pijn geleden in de uren dat zij op
een moest ambulance wachten. Dat vind ik erg naar voor mevrouw. Ik betreur het
dat dit deze mevrouw is overkomen.
Bij de betreffende ambulancevoorziening Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond
(AZRR), Ambulancezorg Nederland (AZN) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg
en Jeugd io (IGJ i.o.) heb ik navraag gedaan over wat er precies gebeurd is. Hierbij
zijn aan mij alleen gegevens verstrekt, waarmee de zoon al in de openbaarheid is
getreden, gezien de wettelijke bepaling dat aan anderen dan de patiënt geen
inlichtingen over de patiënt worden verstrekt dan met diens toestemming.
Het is bekend dat er op dit moment problemen zijn met de beschikbaarheid van
voldoende ambulancepersoneel, zowel landelijk als ook in de regio Rotterdam
Rijnmond, waardoor de aanrijtijden onder druk staan. Ik heb u daarover in brieven
van 21 november 20172
en 15 januari jongstleden geïnformeerd3
. Dat betekent dat
ambulancevoorzieningen de capaciteit die ze hebben, zo efficiënt mogelijk moeten
inzetten, waarbij spoedritten (A1- en A2-urgentie) altijd prioriteit hebben over het
planbaar en besteld vervoer (B-urgentie). Het vervoer van deze mevrouw viel, zo is
door AZRR gemeld, onder B-urgentie en is uitgevoerd zodra er een ambulance
beschikbaar was. Er was, naar het oordeel van betrokkenen, geen reden een
ambulance met spoed te sturen, ook niet met A2-urgentie, aangezien er geen
sprake was van ernstige gezondheidsschade. Dit is door de meldkamer centralist
besproken en overeengekomen met de aanvrager van de ambulance. De zorg voor
de patiënt blijft tot het moment van overdracht de verantwoordelijkheid van de
zorgverlener die de patiënt instuurt; in dit geval het woonzorgcentrum De
Vijverhof.
Een eerste stap in het vinden van oplossingen hoe deze situatie voorkomen had
kunnen worden is dat betrokken professionals de zorg evalueren (zoals trouwens
ook vanuit de wetgeving van hen verwacht wordt). Het lijkt mij dan ook zinvol dat
de regionale ambulancevoorziening RAV, de betrokken arts en het
woonzorgcentrum zich samen over deze situatie buigen met de vraag of zaken in
de zorgverlening, op basis van deze nare ervaring, anders aangepakt hadden
moeten worden. Zeker ook bij deze kwetsbare patiëntengroep, de oudere
dementerenden, is het noodzaak dat de verschillende onderdelen van de zorg
goed op elkaar aansluiten. Of deze mevrouw adequate pijnstilling heeft gekregen
is daarbij ook een belangrijke vraag.
U vraagt hoe vaak dit soort situaties voorkomt (dat patiënten lang op een
ambulance moeten wachten indien er sprake is van B-vervoer, dus niet van
spoedvervoer). Dit wordt door de sector niet systematisch landelijk bijgehouden.
Voor B-vervoer gelden geen landelijk bindende tijdsnormen. Van AZN heb ik
begrepen dat het helaas voorkomt dat de afgesproken afhaaltijdstip bij B-vervoer
soms niet gehaald wordt. Voor zover AZN weet, gaat dit om geringe aantallen.
Vanuit de meldkamer wordt gestuurd op het zo min mogelijk overschrijden van het
beoogde afhaaltijdstip van patiënten bij B-inzetten.
4
Had deze mevrouw ook vijf uur moeten wachten als ze was gevallen in het
winkelcentrum of op straat? Zo nee, deelt u de mening dat dit verschil niet uit te
leggen is?
Het is aan de zorgverleners (in dit geval de aanwezige arts in het
woonzorgcentrum en de verpleegkundig centralist op de meldkamer) om een
verantwoorde inschatting te maken van het mogelijke letsel als iemand gevallen is
en daarbij passende zorg te bieden. Daarbij is ook aandacht voor de omgeving
waarin iemand zich bevindt. Het is zodoende waarschijnlijk dat een vergelijkbaar
letsel, indien opgelopen in de openbare ruimte, een hogere urgentie had
gekregen, namelijk een A-urgentie. Het verschil wordt verklaard doordat er van uit
wordt gegaan dat er in de openbare ruimte, gedurende de wachttijd, geen
adequate zorg (waaronder observatie, verpleging en pijnstilling) aan de patiënt
had kunnen worden verleend.
5
Zijn er normen of regels voor situaties waarin geen sprake is van spoedzorg, maar
waarin iemand wel direct medische zorg nodig heeft?
Ja. De normen voor het leveren van goede zorg zijn vastgelegd in de ‘Nota
verantwoorde ambulancezorg’ van AZN. Daarnaast is er op de meldkamer een
verpleegkundig centralist die uitvoering geeft aan de triage; het proces van
ontvangst van de melding, indicatiestelling, zorgtoewijzing en -coördinatie en
zorginstructie. De verpleegkundig centralist is bekwaam om te bepalen of en op
welke wijze ambulancezorg ingezet wordt, waarbij de urgentie van de zorgvraag
op verantwoorde wijze wordt ingeschat.
6
Zijn er alternatieven mogelijk om in dit soort situaties liggend vervoer op een
goede, veilige en tijdige manier te organiseren? Als dit soort situaties vaker
voorkomen bent u dan bereid om in overleg met het regionale overleg acute
zorgketen (ROAZ) te treden om met een gerichte oplossing te komen voor dit soort
situaties?
Als de verpleegkundig centralist bij de triage bepaalt dat de aanvraag om
ambulancezorg niet medisch noodzakelijk vervoer betreft, dan kunnen anderen
dan de regionale ambulancevoorziening (RAV) het liggend vervoer verzorgen.
Alleen het medisch noodzakelijk vervoer is voorbehouden aan de RAV.
Indien er knelpunten worden ervaren in de spoedzorg, dient hierover in het ROAZ
ketenbreed en instellingoverstijgend naar oplossingen worden gezocht. Ik heb
begrepen dat alle ketenpartners in de regio Rotterdam Rijnmond via het ROAZ
door AZRR op de hoogte zijn gesteld dat vanwege personeelskrapte de spoedritten
prioriteit hebben boven het niet urgente B-vervoer. Helaas betekent dit dus dat er
lange wachttijden bij niet levensbedreigende situaties voor kunnen komen. Zoals
ik u in de brief van 15 januari jongstleden2
heb gemeld heb ik komende maand
overleg met de voorzitters van het ROAZ, waar ik het verbeteren van de
responstijden met hen zal bespreken. Ik vind het van groot belang dat iedereen
goede en tijdige ambulancezorg krijgt. Daarom moeten partijen samen, in het
ROAZ met onder andere de ziekenhuizen, de RAV’en en de verzekeraars, alles op
alles zetten om de meest optimale regionale situatie te bereiken
1 https://www.ad.nl/rotterdam/ambulance-laat-lies-91-uren-lijden~a0dd6ce9/
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 29 282/ 29 247, nr. 290
3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2017-2018, 32 620, nr. 197