Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op de vragen van
het lid Kuiken (PvdA) over de "Hoornse zedenzaak" (ingezonden 29
november 2017, nr. 2017Z16603)
Vraag 1
Kent u het bericht 'Blunders Hoornse zedenzaak' en 'Politie diep door het
stof'? 1) 2)
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het (ook naar aanleiding van het rapport en het
feitenrelaas van de Inspectie Justitie en Veiligheid) onbegrijpelijk blijft
en diepgaander verklaard moet worden wat er die bewuste nacht bij de
aangifte is gebeurd? Waarom is de aangifte van het slachtoffer niet
meteen adequaat opgepakt?
Vraag 3
Waarom is er niet meteen gebruikgemaakt van de toestemming van de
piketofficier van justitie om camerabeelden op te vragen en vervolgens
over te gaan tot aanhouding buiten heterdaad van de verdachte?
Vraag 4
Waarom is er nooit een buurtonderzoek gehouden, zoals het voornemen
was?
Antwoord 2, 3 en 4
In de brief van 21 december 2016 heeft mijn voorganger uiteen gezet op welke
wijze de Tweede Kamer kan worden geïnformeerd over (lopende) strafrechtelijke
onderzoeken.1
In deze brief is uw kamer gemeld dat bij strafrechtelijke onderzoeken het
opsporingsbelang, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het
respecteren van de onafhankelijke rechtsgang in de weg staan aan het onverkort
delen van informatie met uw Kamer.
Naar de werkwijze van de politie in de onderhavige casus is onderzoek gedaan
door de Inspectie JenV. Uw Kamer is over de uitkomsten van dit onderzoek op 22
november 2017 geïnformeerd.2
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer
van het slachtoffer staat concrete beantwoording van uw vraag in de weg. Zoals
uit mijn brief van 22 november 2017 blijkt, is door de politie al erkend dat het
begin van het aangifteproces beter had gemoeten. Er had eerder een afspraak
ingepland moeten worden om de aangifte op te nemen.
Vraag 5
Bent u van oordeel dat het feit dat de verdachte binnen de daartoe
geldende termijn is opgespoord grotendeels te danken is aan de acties
die het slachtoffer zelf heeft ondernomen, waaronder het aanleveren van
een naam, adres, foto van de aanrander en het laten opsporen van de
ooggetuigen? Zo ja, wat is uw mening hierover? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik u in mijn brief van 22 november 2017 heb laten weten heeft de Inspectie
geconcludeerd dat de politie in deze zaak de verdachte heeft opgespoord binnen
de daartoe geldende termijn.3
De Inspectie plaatst wel een aantal kritische
kanttekeningen bij de wijze waarop de politie in deze casus het onderzoek heeft
uitgevoerd. De eerste kritische kanttekening betreft de communicatie met het
slachtoffer. Ten tweede geeft de Inspectie aan dat de politie op verschillende
momenten in het onderzoek voortvarender had kunnen optreden. Tot slot heeft
het relatief lang geduurd voordat het referentiemateriaal is onderzocht.
Vraag 6
Worden de ooggetuigen die blijkbaar geen melding hebben gedaan van
hun kennis in deze zaak en zelfs een kledingstuk van het slachtoffer
hebben verduisterd en kennis hebben van meer strafbare feiten
waaronder de mishandeling van een portier, hiervoor strafrechtelijk
aangepakt? Zo ja, wat is de stand van het onderzoek of vervolging? Zo
nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie heeft tijdens het – inmiddels afgesloten - strafrechtelijk
onderzoek besloten om de ooggetuigen niet strafrechtelijk te vervolgen. Voor een
strafrechtelijke vervolging was geen aanleiding.
Vraag 7
Deelt u de mening dat uit het onderzoek van de Inspectie Justitie en
Veiligheid vooral blijkt wat er mis is gegaan maar dat er onvoldoende uit
blijkt waarom het is misgegaan? Zo ja, hoe gaat u deze vele "waaromvragen"
beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De inzichten van de Inspectie zijn besproken met de eenheidsleiding NoordHolland
en de korpsleiding en hebben geleid tot verbeteringen in de
taakuitvoering. Zo is bijvoorbeeld nu geregeld dat er binnen het zedenteam Noord
Holland een duidelijk aanspreekpunt voor het slachtoffer wordt aangewezen.
Ik zie geen aanleiding om nader onderzoek te laten doen naar dit incident, maar
zal wel een onderzoek doen naar de belemmeringen die slachtoffers ervaren bij
het doen van aangifte en in het verdere strafproces. Dit heb ik u toegezegd in mijn
brief van 27 november 20174
en naar aanleiding van de motie Kuiken/Buitenweg
die uw Kamer bij de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid heeft
aangenomen.
1 Kamerstukken II 2016/17, 29754, 411
2 Kamerstukken II 2017/18, 29628, 744
3 Kamerstukken II 2017/18, 29628, 744
4 Kamerstukken II 2017/18, 34843, 1