Nader antwoord op vragen van de leden Becker, Ten Broeke en Van den Bosch over landen die in Nederland onderdelen voor massavernietigingswapens proberen te kopen

Naar aanleiding van de antwoorden op schriftelijke vragen die op 19 september 2017 zijn gesteld door de leden Becker, Ten Broeke en Van den Bosch over landen die in Nederland onderdelen voor massavernietigingswapens proberen te kopen (kenmerk 2017Z12290), heeft uw Kamer op 31 oktober 2017 verzocht om nadere duiding van deze antwoorden. Hierbij bieden wij u, mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Binnenlandse Zaken, de gevraagde duiding aan.

Aanleiding
Generaal-Majoor Eichelsheim, de directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), heeft half september jl. een interview gehouden met het ANP. In dit interview is hij onder meer ingegaan op pogingen van zogenaamde landen van zorg om in Nederland kennis en goederen te verkrijgen die mogelijk kunnen worden gebruikt ten behoeve van programma’s voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens. Het primaire doel van het interview was om het Nederlandse bedrijfsleven en de kennisinstituten bewust te maken van dit risico, zodat dergelijke verwervingspogingen beter kunnen worden onderkend en afgewend.

Nederlandse inzet Het kabinet is het eens met de kernboodschap van het interview met de directeur van de MIVD dat Nederlandse bedrijven zich ervan bewust moeten zijn dat derde landen interesse kunnen hebben in technologisch hoogwaardige producten en diensten die voor de vervaardiging van massavernietigingswapens of onderdelen daarvoor kunnen worden gebruikt. Dat landen van zorg heimelijk technologie proberen te verwerven is algemeen bekend en Nederland is met zijn hoogwaardige industrie en kennisinstituten ook een doelwit voor die landen. In internationaal kader neemt Nederland geen uitzonderingspositie in. Het kabinet voert een actief beleid om te voorkomen dat Nederlandse export, op welke wijze dan ook, bijdraagt aan de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. De Nederlandse regering neemt haar verantwoordelijkheden op het gebied van non-proliferatie, exportcontrole en verplichtingen op grond van internationale veiligheid uiterst serieus. Tevens hanteert de regering een strikte interpretatie van VN- en EU-sancties gericht tegen landen van zorg. Bij aanwijzingen van overtredingen van wet- en regelgeving volgt onderzoek van de Douane en kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan. Sinds 2012 is een dertigtal strafrechtelijke onderzoeken ingesteld, waarbij het ging om de export van productie- en testapparatuur, chemicaliën en halffabricaten, en materialen. De voltooide onderzoeken hebben in vrijwel alle gevallen tot een veroordeling geleid.
Voor de meest gevoelige producten, technologie en diensten met een zogenaamd dual-use karakter (goederen die zowel voor legitieme civiele als voor proliferatiegevoelige doeleinden kunnen worden gebruikt) geldt een strikt toezicht en vindt controle voorafgaand aan export plaats door middel van een vergunningensysteem. De handel in minder gevoelige goederen en technologie wordt in internationaal kader niet altijd vooraf gecontroleerd, aangezien volledige controle de handel onnodig zou belemmeren. Voor dergelijke producten is de combinatie van betrouwbare inlichtingen over de verwervingskant én bewustzijn bij de aanbodkant (bedrijven en kennisinstellingen) noodzakelijk om effectief tegen ongewenste verwervingspogingen te kunnen optreden. In het interview met het ANP meldt de directeur van de MIVD dat ook dit soort producten interessant kan zijn voor landen zoals Iran, Noord-Korea, Pakistan en Syrië. Voor dergelijke bestemmingen is hoge waakzaamheid de norm.
In het interview gaf de directeur van de MIVD enig inzicht in het werk van de Nederlandse inlichten- en veiligheidsdiensten op het gebied van contraproliferatie. De MIVD en AIVD hebben het mandaat om onderzoek te doen naar heimelijke programma’s in landen van zorg op het gebied van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. De diensten doen eveneens onderzoek naar pogingen om proliferatiegevoelige goederen in of via Nederland te verwerven en verijdelen deze waar mogelijk. Daarbij werken zij nauw samen met onder andere het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Douane en met buitenlandse partnerdiensten. Het kabinet noch de diensten doen in het openbaar uitspraken over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken. Ook kan in het openbaar niet specifieker worden ingegaan op verschillende verwervingspogingen per land. Zoals reeds gesteld in het antwoord op de schriftelijke vragen over dit onderwerp wordt hier volstaan met de constatering dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten jaarlijks een 'substantieel' aantal pogingen van buitenlandse entiteiten verstoren om aan kennis en materialen voor massavernietigingswapens te komen.

Exportcontrole in Nederland Het Nederlandse exportcontrolebeleid berust op internationale afspraken en verplichtingen die op grond van Europese wet- en regelgeving op nationaal niveau zijn geïmplementeerd. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de implementatie van de exportcontrole. In de uitvoering van het beleid werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken intensief samen met de Douane en de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Nederland is aangesloten bij de internationale exportcontroleregimes. Op het gebied van non-proliferatie zijn dit de Australia Group (AG) en de Nuclear Suppliers Group (NSG) die zich respectievelijk richten op biologische/chemische wapens en op kernwapens, en het Missile Technology Control Regime (MTCR) dat zich richt op de overbrengingsmiddelen daarvoor (ballistische raketten en onbemande vliegtuigen). De bij deze regimes aangesloten landen maken afspraken over exportcontrolebeleid en wisselen informatie uit over programma’s voor massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor in zogenaamde landen van zorg. Ook delen de landen ervaringen over handhaving met elkaar. Daarnaast hebben de aangesloten landen in de respectievelijke regimes controlelijsten opgesteld voor een reeks van componenten, productietechnologie, materialen, software en technologie die alleen met een vergunning mogen worden uitgevoerd (de zogenaamde reguliervergunningplichtige goederen). Deze lijsten worden regelmatig herzien zodat ze blijven aansluiten op actuele technologische ontwikkelingen. De richtlijnen en controlelijsten van de regimes zijn op Europees niveau opgenomen in de EU dual-use verordening (428/2009). Op basis van deze verordening geldt een vergunningplicht voor iedere export uit de EU van goederen, software en technologie die voorkomen op de controlelijst van deze verordening. Voor de meest gevoelige goederen is tevens een uitvoervergunning nodig voor overdracht binnen de EU. Op basis van dezelfde dual-use verordening kan op nationale basis een vergunningplicht worden opgelegd als er aanwijzingen zijn dat goederen die niet zijn opgenomen op deze controlelijst zullen of kunnen worden gebruikt voor nucleaire, chemische of biologische wapens, of overbrengingsmiddelen daarvoor. Dit stelt de overheid in staat voorafgaand aan een voorgenomen export een toetsing uit te voeren en zo te voorkomen dat goederen, software of technologie voor verkeerde doeleinden worden gebruikt. Uitgangspunt hierbij is dat in de afweging tussen veiligheids- en handelsbelangen veiligheid altijd het zwaarst weegt.

Daarnaast zijn er internationale sancties opgelegd in reactie op de programma’s voor massavernietigingswapens of overbrengingsmiddelen daarvoor in Iran, Noord-Korea en Syrië. De hieruit voortvloeiende maatregelen, zoals verdere beperkingen aan de export van goederen of het verbieden van leveringen aan gesanctioneerde entiteiten, zijn eveneens onderdeel van het Nederlandse exportcontrolebeleid.
Bedrijven of personen die vergunningplichtige goederen en technologie willen uitvoeren, vragen bij de Douane de vereiste vergunning aan. De Douane behandelt namens het ministerie van Buitenlandse Zaken de meeste vergunningaanvragen voor uit- of doorvoer van strategische goederen zelfstandig. Deze taakverdeling is vastgelegd in een werkinstructie en is onder andere gebaseerd op overwegingen in de exportcontroleregimes over de als meest gevoelig aangemerkte goederen. Bestemmingsland en aard van de goederen zijn hierbij bepalend. De meest gevoelige dual-use goederen, zoals verrijkt uranium, vworden altijd ter beoordeling voorgelegd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, ongeacht de bestemming. Daarnaast worden alle vergunningaanvragen voor sanctielanden door het ministerie zelf beoordeeld. Vergunningaanvragen voor minder gevoelige dual-use goederen, zoals regelkleppen en afsluiters, worden alleen door het ministerie van Buitenlandse Zaken beoordeeld wanneer de eindbestemming buiten de “EU/NAVO+”1 ligt. Bij de beoordeling wordt regelmatig informatie ingewonnen bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De Douane geeft uiteindelijk de vergunning af namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Het kabinet onderstreept dat bedrijven ook een eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben, zich bewust dienen te zijn van de potentiële veiligheidsrisico’s van hun exporten en daarnaar handelen. Bij twijfel over de eindgebruiker of de intenties van de eindgebruiker, zou het bedrijf bijvoorbeeld extra technische voorzorgsmaatregelen kunnen treffen om verkeerd gebruik te voorkomen of in uiterste instantie de order zelfs annuleren. Dit is ook in het belang van het bedrijf, omdat ongeoorloofde levering aanzienlijke reputatiegevolgen kan hebben.

Voorlichting Het ministerie van Buitenlandse Zaken stelt via de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole informatie beschikbaar over exportcontrole, zoals het Handboek Strategische Goederen en het Handboek Iran. Tevens organiseert de overheid jaarlijks seminars over exportcontrole met deelnemers uit de industrie, de logistieke en financiële sector, kennisinstituten, adviesbureaus en de overheid.
De Douane en het ministerie van Buitenlandse Zaken spreken in het kader van de uitvoering en handhaving van het exportcontrolebeleid regelmatig met bedrijven en kennisinstellingen. In dit contact komt ook het risico op verwervingspogingen door landen van zorg aan bod. In een aantal gevallen is de wijze waarop bedrijven en kennisinstellingen de interne bedrijfsvoering hebben ingericht en maatregelen nemen om dit risico te minimaliseren een extra voorwaarde voor het verkrijgen van een exportvergunning. Ook hebben de MIVD en AIVD een bewustwordingstaak om het bedrijfsleven en kennisinstituten alert te maken op risico’s van export. In de openbare jaarverslagen rapporteren de diensten hier jaarlijks over.
Daarnaast werkt het ministerie van Buitenlandse Zaken samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bij de tenuitvoerlegging van internationale verplichtingen, zoals het kennisembargo tegen Noord-Korea dat voortvloeit uit VNVR-resolutie 1874 (2009). Voorts spreekt het ministerie van Buitenlandse Zaken met universiteiten om ook daar het bewustzijn over potentiële risico’s van onderwijs en onderzoek in bepaalde studierichtingen te vergroten. 1 EU-lidstaten, NAVO-partners en een aantal daarmee gelijkgestelde landen waaronder Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland