2017Z14450
Vragen van het lid Jetten (D66) aan de staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid en de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het
uitstempelen van zeevarenden in de haven van Rotterdam. (ingezonden
31 oktober 2017)
1
Deelt u de mening dat het voor de Nederlandse maritieme reparatiesector van
groot belang is dat er sprake is van een gelijk speelveld, aangezien klanten
vanwege kleine kostmarges erg gemakkelijk kunnen en zullen uitwijken naar
andere aanbieders? Deelt u voorts de mening dat het in dit verband in algemene
zin risicovol is wanneer wet- en regelgeving de oorzaak is van eerder niet
bestaande meerkosten voor de Nederlandse maritieme reparatiesector? Zo nee,
waarom niet?
De minister van Infrastructuur en Waterstaat en ik zijn van mening dat
een gelijk speelveld in Europa van groot belang is, zeker ook voor de
maritieme reparatiesector.
Het stempelen van reisdocumenten van derdelanders die het
Schengengebied in – en uitreizen is een Europese verplichting waaraan
alle lidstaten zich moeten houden. Het gaat hier nadrukkelijk niet om
nationale wet- en regelgeving, maar om de toepassing van de Europese
Schengengrenscode die rechtstreekse werking heeft in Nederland. De
stempelplicht van derdelanders op grond van de Schengengrenscode is
sinds 2006 van toepassing en deze verplichting is niet gewijzigd. In dit
verband zou er geen sprake moeten zijn van eerder niet bestaande
meerkosten voor de Nederlandse maritieme reparatiesector.
2
Kunt u bevestigen dat het in alle Schengenlanden staande praktijk is dat
zeevarenden bij aanmonstering aan boord van het schip worden uitgestempeld,
ongeacht of het schip meteen vertrekt? En dat deze vertrekdatum veelal
afhankelijk is van de duur van de omvangrijke en derhalve lastig te plannen
reparatiewerkzaamheden danwel van lastig te plannen economische
omstandigheden en het afkomen van dito opdrachten? Zo nee, waarom niet?
In artikel 11 van de Schengengrenscode is vastgelegd dat derdelanders
bij in- en uitreis in het Schengengebied een stempel krijgen in hun
reisdocument. Uit navraag bij andere Schengenlidstaten is gebleken dat
ook andere lidstaten, onder andere België, Denemarken, Duitsland,
Frankrijk, Noorwegen en Spanje slechts een uitreisstempel aanbrengen
indien daadwerkelijk sprake is van vertrek op korte termijn.
Het is vanzelfsprekend dat de vertrekdatum van een schip samenhangt
met de duur - in ieder geval de start - van reparatiewerkzaamheden en
het afkomen van opdrachten. Wat met economische omstandigheden en
de moelijkheid van plannen wordt bedoeld, is niet geheel duidelijk en
daarmee is de vraag naar de relatie met de vertrekdatum moeilijk te
beantwoorden. In hoeverre reparatiewerkzaamheden te plannen zijn, zal
sterk afhangen van de specifieke omstandigheden van die
werkzaamheden. Vanwege de toepassing van de Schengencode is die
moeilijkheid van plannen ook niet relevant voor het plaatsen van in- of
uitreisstempels in de documenten van zeevarenden.
3
Hoe kijkt u vervolgens naar het gegeven dat begin 2016 enkel in de haven van
Rotterdam het uitstempelen is beëindigd, waarmee de gangbare en bestendigde
praktijk is doorbroken, wat heeft geleid tot onrust in de sector over de mogelijke
gevolgen daarvan? Kunt u zich deze zorgen voorstellen?
De Nederlandse uitvoeringspraktijk, onder andere in de haven van
Rotterdam, wordt conform de Europese regelgeving uitgevoerd. Deze
uitvoeringspraktijk houdt in dat als uitreis aanstaande is, aan het loket
van de Zeehavenpolitie in Rotterdam een uitreisstempel in het
reisdocument van betrokkene wordt geplaatst.
Er is geen sprake geweest van een ‘vaste’ praktijk van stempelen die is
gericht op het aanbrengen van uitreisstempels in reisdocumenten van
derdelanders, waarvan duidelijk is dat zij niet op (korte) termijn het
Schengengebied zullen verlaten met het zeeschip waarop zij in de haven
werkzaam zijn.
Op het moment dat het voor de Zeehavenpolitie duidelijk was dat van
uitreis op korte termijn, via de haven geen sprake zou zijn, zijn er op dat
moment geen uitreisstempels geplaatst in de reisdocumenten van
betrokken zeevarenden uit derde landen. Dat heeft geleid tot onrust in
de sector omdat men de indruk kreeg dat er sprake was van een
wijziging van de uitvoering.
De uitvoeringspraktijk hield niét in dat willens en wetens uitreisstempels
werden geplaatst in reisdocumenten van zeevarenden waarvan bekend
was dat zij niet met het betrokken schip via de haven zouden uitreizen.
Vanwege de zorgen en de belangen van de Rotterdamse haven en de
maritieme sector is de overheid met de sector al enige tijd in gesprek
met als doel het maken van sluitende en definitieve werkafspraken met
de sector.
4
Kunt u in detail beargumenteren waarom volgens u deze verandering geen enkel
gevolg zou hebben voor het gelijke speelveld, en daarmee geen enkel gevolg zou
hebben voor de Nederlandse spelers in die sector, en dat daarmee de onrust die is
ontstaan volledig onterecht zou zijn?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 1 gelden deze regels voor
alle lidstaten. Ik zie dan ook niet in hoe dit gevolgen kan hebben voor
het gelijke speelveld. Immers, ook de andere lidstaten zullen deze regels
moeten toepassen. Voorts acht ik het van belang dat samen met de
sector tot een zorgvuldige en efficiënte wijze van uitvoering van de
controles wordt gekomen, die werkbaar is voor alle partijen, binnen het
bestaande juridische kader. Daartoe is ook overleg gevoerd met de
sector.
5
Hoe verklaart u voorts de uitspraak van 17 mei 2017 van de meervoudige kamer
van de Rechtbank Den Haag met zitting in Rotterdam, namelijk dat het
uitstempelen van zeevarenden direct bij het aanmonsteren aan boord van het
schip in lijn is met het Schengenverdrag, ongeacht de vertrektijd?
De rechtbank heeft geoordeeld dat bij de aanmonstering van
zeevarenden op een afgemeerd zeeschip reeds sprake is van het
overschrijden van een buitengrens en uitreis in de zin van de
Schengengrenscode. Naar mijn mening doet deze uitspraak geen recht
aan de bepalingen van de Schengengrenscode. Ik heb daarom tegen de
uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, hoger
beroep ingediend.
6
Kunt u bevestigen dat deze uitspraak betrekking heeft op zeevarenden, dus
personen die over een zeemansboekje beschikken en vermeld staan op de
bemanningslijst, en niet over andere personen, zoals bijvoorbeeld
toezichthouders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt uw argumentatie
(vraag 4) en de uitspraak van de rechter zich tot eerdere antwoorden op
Kamervragen 1), namelijk dat met het beëindigen van het uitstempelen de
uitvoering van de Schengencode niet strikter is, dat er geen sprake is van een
gewijzigd inzicht of nieuwe lezing, dat de Schengengrenscode alleen verplicht tot
uitstempelen als het schip op korte termijn de intentie heeft om Nederland te
verlaten?
De rechtbank gaat er in haar uitspraak vanuit dat het hier om
zeevarenden gaat. Wanneer het echter gaat om het plaatsen van een inen
uitreisstempel in een reisdocument van een derdelander bij het
overschrijden van de buitengrens maakt de Schengengrenscode geen
onderscheid tussen zeevarenden en andere burgers.
Verder verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 3 en 5.
7
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015-2016, nr. 3298