Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming op schriftelijke
vragen van het lid Van Nispen (SP) over de samenloop tussen een
internationale kinderontvoering en een lopende strafzaak (ingezonden
27 oktober 2017, nr. 2017Z14355)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht ‘Baby weghouden bij ex met losse
handjes is ‘kind ontvoeren’? 1)
Antwoord op vraag 1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht. Het gaat om een situatie waarop het Haags
Kinderontvoeringsverdrag van toepassing is. De ratio van dit verdrag is dat ouders
eerst terugkeren naar de gewone verblijfplaats en dan verder praten, al dan niet
bij de rechter. De Nederlandse rechter oordeelt over de teruggeleiding. De
Australische rechter is, als rechter van de gewone verblijfplaats van het betrokken
kind, bevoegd te beslissen over zaken als een verzoek tot wijziging van de
gewone verblijfplaats, gezag en omgang.
Vraag 2
Klopt het dat de man van Ingrid de Gelder naar Australië is gegaan,
terwijl hij net drie dagen in hechtenis had gezeten voor mishandeling
van zijn vrouw en er een aangifte wegens huiselijk geweld lag? Zo ja, hoe
is dit mogelijk? Zo nee, hoe is dit dan gegaan?
Antwoord op vraag 2
Ik ga niet in op de bijzonderheden van deze individuele casus.
Meer in het algemeen kan ik melden dat de omstandigheid dat een buitenlands
persoon korte tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten ten gevolge van een
aangifte tegen hem of haar, niet een verplichting met zich brengt om in Nederland
beschikbaar te blijven voor politie en justitie in het verdere opsporingsonderzoek.
Vraag 3
Klopt het dat rechters die moeten oordelen over teruggeleiding bij de
weging van huiselijk geweld meewegen of dit op structurele basis
plaatsvond?
Antwoord op vraag 3
Het is aan de rechter om op basis van de hem ter beschikking staande informatie
en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht tot een oordeel te komen
over de teruggeleiding. Hierin wordt ook meegewogen of sprake is van huiselijk
geweld. Wanneer er namelijk een ernstig risico bestaat dat het kind bij terugkeer
wordt blootgesteld aan lichamelijk of geestelijk gevaar, kan de rechter besluiten
niet over te gaan tot teruggeleiding van het kind. Zoals in de beantwoording van
vraag 1 is aangegeven, is de Australische rechter bevoegd te beslissen over zaken
als gezag en omgang. De betrokken moeder kan zich bij terugkeer tot de
Australische rechter wenden.
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat de vader van baby Femke in mei 2017
onherroepelijk is veroordeeld door de Nederlandse politierechter voor
mishandeling van de moeder in Nederland op of omstreeks 18 december
2016, dit in aanwezigheid van Femke?
Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat de vader deze onherroepelijke
veroordeling negeert en thans gesignaleerd is voor tenuitvoerlegging
van deze strafrechtelijke veroordeling waardoor hij Nederland naar alle
waarschijnlijkheid niet zal bezoeken omdat hij dan bij de grens
gearresteerd wordt? Klopt het dat de veroordeling wel maar de
signalering niet is meegewogen in de uitspraak van de rechter die tot
terug geleiding oordeelt?
Antwoord op vraag 4 en 5
Ik ga niet in op de bijzonderheden van deze individuele casus.
Voor wat betreft de vraag met betrekking tot de signalering verwijs ik naar de
antwoorden bij de vragen 3 en 7.
Vraag 6
Hoe verwacht u dat de moeder nog gezinsleven zal kunnen uitoefenen
met Femke, nu dat de vader niet naar Nederland zal komen en de
moeder in Australië niet over woonruimte en inkomen beschikt?
Antwoord op vraag 6
Het is niet aan mij om hierover een oordeel te geven. Zowel de rechtbank Den
Haag als het gerechtshof Den Haag hebben alle feiten en omstandigheden
afgewogen en zijn tot de beslissing gekomen dat het betrokken kind teruggeleid
dient te worden naar haar gewone verblijfplaats. Het is een eigen (vrijwillige)
keuze van de moeder om al dan niet met haar dochter mee terug te reizen naar
Australië.
Vraag 7
Hoe verhoudt deze strafrechtelijke veroordeling en mogelijke arrestatie
van de vader in Nederland of elders zich met de uitgangspunten in het
samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging
teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoering zaken?
2)
Antwoord op vraag 7
De uitgangspunten in het vermelde samenwerkingsprotocol gelden voor alle
zaken waarbij een kind ongeoorloofd naar Nederland is meegenomen of hier is
achtergehouden. Het protocol is pas relevant vanaf het moment dat duidelijk is
dat de wegvoerende ouder geen gehoor zal geven aan de rechterlijke (civiele)
beslissing om het kind terug te geleiden naar het land van zijn laatste
verblijfplaats. Op dat moment ontstaat voor de officier van justitie een publieke
taak om de teruggeleiding in goede banen te leiden, zo nodig onder dwang van de
sterke arm.
De omstandigheid dat een van beide ouders een strafrechtelijke veroordeling op
zijn of haar naam heeft staan, is in beginsel niet relevant bij de teruggeleiding.
Inhoudelijk is de veroordeling al meegewogen door de civiele rechter in zijn besluit
tot afgifte van het kind. Wel is het voorstelbaar dat een eventuele strafrechtelijke
signalering tot gevolg heeft dat de betreffende ouder
minder makkelijk van het ene naar het andere land beweegt bij de feitelijke
overdracht of teruggeleiding. Het is aan de officier van justitie om bij het in goede
banen leiden van de teruggeleiding zich ervan te vergewissen dat een signalering
niet in de weg zal staan aan het goede verloop van de teruggeleiding.
Vraag 8
Kunt u de bijzondere omstandigheden waarin de officier van justitie
zijn/haar medewerking kan weigeren zoals voorzien in artikel 4 van het
samenwerkingsprotocol toelichten? Valt een nieuw bekend geworden
signalering van een niet uitgezeten straf te zien als een bijzondere
omstandigheid? Zo nee, ziet u reden om het samenwerkingsprotocol aan
te passen?
Vraag 9
Is volgens u in onderhavige zaak sprake van een bijzondere
omstandigheid, zoals voorzien in artikel 4 van het
samenwerkingsprotocol?
Antwoord op vragen 8 en 9
Uit de publieke taak die het OM heeft bij teruggeleidingen in
kinderontvoeringszaken1
volgt dat het OM zo nodig medewerking verleent aan de
afgifte van een minderjarige en daarbij de sterke arm kan inschakelen. De officier
van justitie verleent deze medewerking indien beide civiele partijen niet tot
afspraken over de teruggeleiding kunnen komen en de persoon naar wie het kind
dient te worden teruggeleid hierom verzoekt bij de officier van justitie. De officier
van justitie is gehouden zijn medewerking te verlenen aan de teruggeleiding.
Ruimte om medewerking te weigeren, is er voor de officier van justitie vrijwel niet;
uitgangspunt is dat er uitvoering wordt gegeven aan het bevel van de rechter tot
afgifte van de minderjarige en een daarbij noodzakelijke teruggeleiding naar het
land van het laatste verblijf van het kind. Dat neemt niet weg dat de officier van
justitie bij het uitvoeren van deze publieke taak, enige beleidsruimte heeft ten
aanzien van de wijze waarop hij medewerking verleent en binnen welke termijnen
hij de teruggeleiding in goede banen leidt, bezien vanuit het belang van het kind
en daar waar mogelijk in afstemming met de advocaat van de ouder die de officier
van justitie om medewerking heeft verzocht. In bepaalde gevallen zal de ouder die
om teruggeleiding verzoekt een kort geding kunnen aanspannen om de officier
van justitie te verplichten tot onverwijlde teruggeleiding van het kind.
In het genoemde samenwerkingsprotocol onder punt 4 staat dat als uitgangspunt
geldt dat de officier van justitie zorgt voor een onverwijlde uitvoering van het
bevel van de rechter om het kind af te geven. De bijzondere omstandigheden die
daarna worden benoemd (zoals het bestaan van een juridische of feitelijke
misslag, of nieuwe feiten en omstandigheden die nog niet aan de rechter bekend
waren) sluiten aan bij de criteria waaraan een kort gedingrechter zou toetsen en
moeten dan ook worden uitgelegd als een tijdelijke pas op de plaats totdat
eventueel de kort gedingrechter zich hierover heeft uitgelaten. De ruimte voor de
officier van justitie om medewerking in absolute zin te weigeren, is er niet.
Overigens heeft de voorzieningenrechter in het kort geding dat in de betreffende
casus was aangespannen recent geoordeeld dat er geen sprake is van een
feitelijke of juridische misslag en dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of
omstandigheden die maken dat het hof Den Haag tot een andere beslissing had
moeten komen.
Ik zie momenteel dan ook geen aanleiding het bestaande samenwerkingsprotocol
aan te passen.
Vraag 10
Bent u bereid de zaak persoonlijk te bekijken en te bezien wat mogelijk
is om in ieder geval tot de Hoge Raad in cassatie uitspraak heeft gedaan
niet over te laten gaan tot het teruggeleiden van Femke?
Antwoord op vraag 10
Het Haags Kinderontvoeringsverdrag heeft tot doel de onmiddellijke terugkeer te
verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden
vastgehouden in een Verdragsluitende Staat. Op grond van het Verdrag is de
rechter de enige die zich kan uitlaten over een verzoek tot teruggeleiding. De
rechtbank en het hof zijn beide tot een oordeel gekomen. Ik heb in deze situatie
dan ook geen mogelijkheden om de teruggeleiding te voorkomen.
1) Baby weghouden bij ex met losse handjes is ‘kind ontvoeren’, AD, Menno
Provoost 25-10-2017, https://www.ad.nl/binnenland/baby-weghouden-bij-ex-metlosse-handjes-is-kind-ontvoeren~a1d06197/
2) Samenwerkingsprotocol gedwongen tenuitvoerlegging
teruggeleidingsbeschikkingen in internationale kinderontvoeringszaken
http://www.kinderontvoering.org/uploads/Marije/Samenwerkingsprotocol
%20gedwongen%20tenuitvoerlegging%20teruggeleidingsbeschikking%20in
%20internationale%20kinderontvoeringszaken%20mei%202014.pdf