2017Z16981
Vragen van de leden Kuiken en Ploumen (beiden PvdA) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bestuurlijke situatie in
Brunssum (ingezonden 4 december 2017).
1
Kent u het bericht ‘Benoeming omstreden wethouder zet Limburgse Brunssum op
stelten’? 1)
2
Hoe beoordeelt u het feit dat zowel de burgemeester van Brunssum als de
gouverneur Bovens vinden dat de wethouder niet te handhaven is omdat hij een
risico vormt voor de bestuurbaarheid van de gemeente?
Antwoord op vraag 1 en 2:
De situatie in Brunssum is mij bekend. Na de eerste berichten over de bestuurlijke
problematiek in Brunssum heb ik vorige week reeds benadrukt dat in een
dergelijke situatie alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. En
dat het belangrijk is dat we dit stap voor stap bekijken.
Voorts heb ik vorige week de Commissaris van de Koning voor de provincie
Limburg in zijn hoedanigheid als Rijksorgaan – op grond van artikel 116 van de
Provinciewet – verzocht om ambtsbericht over de situatie in Brunssum.
Mede naar aanleiding van dat ambtsbericht heb ik heden (donderdag 14
december) een constructief gesprek gevoerd met de Commissaris van de Koning,
burgemeester Winants en aankomend waarnemend burgemeester Leers van de
gemeente Brunssum.
Alle betrokkenen zijn het er over eens dat het belang van een goede bestuurlijke
situatie van Brunssum voorop staat. Het benoemen van de heer Leers als
waarnemend burgemeester, met de heldere opdracht om tot herstel van de
bestuurlijke verhoudingen te komen, is een krachtig signaal dat de situatie in
Brunssum verbetering behoeft. Ik heb er het volle vertrouwen in dat de heer Leers
met zijn ervaring van betekenis kan zijn in de bestuurlijke situatie van Brunssum.
Het gesprek van donderdag 14 december is er over gegaan hoe waarnemend
burgemeester Leers nu het beste kan worden ondersteund om zijn missie te laten
slagen. Afgesproken is dat hij en Commissaris van de Koning Bovens mij zullen
blijven informeren over de voortgang van de beoogde verbeteringen. Ik zal aan de
hand van die informatie met hen eventuele vervolgstappen nader overwegen.
3
Welke handvatten hebben burgemeesters dan wel CdK's in situaties waarbij
integriteit in het geding is en waarbij bestuurders toch op hun post blijven zitten?
In de gemeentelijke autonomie ligt besloten dat gemeenten zelf verantwoordelijk
zijn voor de kwaliteit van het lokale bestuur. Integriteit is een gemeentebrede
aangelegenheid; volksvertegenwoordigers en bestuurders dienen in de eerste
plaats zelf zorg te dragen voor de integriteit van hun optreden.
Op grond van artikel 170, tweede lid, van de Gemeentewet heeft de burgemeester
de opdracht om de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen. In
situaties waarbij de integriteit van een bestuurder in het geding is, kan de
burgemeester beslissen om een onafhankelijk integriteitsrapport te laten
opstellen. Op basis van de conclusies van een dergelijk rapport bepaalt de
burgemeester vervolgens welke eventuele nadere stappen kunnen worden
genomen. Eén van die stappen kan zijn dat de burgemeester overleg pleegt met
de Commissaris van de Koning. Op grond van artikel 182, eerste lid, onder c, van
de Provinciewet is de Commissaris van de Koning belast met het adviseren en
bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in de gemeente en wanneer
de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is.
In de Ambtsinstructie Commissaris van de Koning (artikel 7b) is opgenomen dat de
Commissaris de minister informeert bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen in de
gemeente en wanneer de bestuurlijke integriteit in het geding is, alsmede over de
maatregelen die hij ter zake neemt.
Veelal zal in onderling overleg en afstemming met de gemeenteraad worden
bepaald of er voor de gemeenteraad redenen zijn om het vertrouwen met
betrekking tot een bestuurder op te zeggen. Doorgaans worden op deze manier
bestuurlijke problemen bij gemeenten door de gemeenten zelf opgelost.
Indien de gemeenteraad van mening is dat er onvoldoende redenen aanwezig zijn
om het vertrouwen in een bestuurder op te zeggen, hebben de burgemeester en
de Commissaris van de Koning op dit moment geen specifieke bevoegdheden om
in te grijpen. Mede op verzoek van de Kring van Commissarissen buig ik mij over
de vraag of uitbreiding van de gereedschapskist van het wettelijk instrumentarium
in deze opportuun is, alsmede of een effectieve aanpak van gemeenten met
aanhoudende bestuurlijke problemen ook via andere wegen kan worden
bewerkstelligd. Ik streef ernaar uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van
2018 nader te informeren.