2017Z13518
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de staatssecretaris van Financiën over
huurtoeslag in familiesituaties. (ingezonden 10 oktober 2017)
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van RTL Nieuws van 4 oktober 2017, waarin een
constructie uiteen wordt gezet waarbij ouders een huis kopen, dat huis vervolgens
verhuren aan hun kind, waarbij dat kind vervolgens huurtoeslag aanvraagt? Zo ja,
wat vindt u van deze constructie?
Ja. Huurtoeslag is een tegemoetkoming in de huurlasten van de huur van een
woning. In de Wet op de huurtoeslag staan geen beperkingen ten aanzien van een
eventuele familierelatie tussen de verhuurder en de huurder.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat dit soort constructies openlijk worden geadviseerd op het
internet, zoals op de website van de Consumentenbond 1) en op financieel.infonu?
2)
De advisering via deze websites valt onder de verantwoordelijkheid van de
eigenaren.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de huurtoeslag bedoeld is als ondersteuning ter betaling
van de huur voor mensen met een laag inkomen en niet als instrument om
familievermogen uit te bouwen?
Vraag 4
Welke mogelijkheden bestaan er het bedrag aan huurtoeslag in dit soort situaties
te optimaliseren, zodat verhoudingsgewijs een zo groot mogelijk bedrag aan
huurtoeslag richting de ouders stroomt?
Antwoord op vragen 3 en 4
De regels van huur en verhuur van woonruimte staan in het Burgerlijk Wetboek
(boek 7 titel 4 afdeling 5 BW). In principe is er contractsvrijheid voor partijen. Dus
het is aan de contractspartijen om in overeenstemming te komen over de prijs van
de woonruimte; voor familierelaties bestaat daarbij geen uitzondering. Om in
aanmerking te komen voor huurtoeslag moet de rekenhuur van de woning voor
jongeren onder de 23 jaar niet hoger zijn dan € 414,02 en voor personen boven de
23 jaar mag de rekenhuur niet meer bedragen dan € 710,68 (cijfers 2017).
Vraag 5
Hoe wordt ervoor gezorgd dat ouders een reëel bedrag aan huur in rekening
brengen aan hun kinderen?
De Belastingdienst/Toeslagen houdt in het kader van de rechtmatigheid van de
huurtoeslaguitgaven toezicht op de verschuldigde en betaalde huurprijs en
servicekosten. In dat kader wordt ook gekeken naar de hoogte van de huurprijs en
de stijgingen daarvan. De uitvoering van dit toezicht bestaat uit risicoselectie en
thematische toezichtacties.
Vraag 6
Wat vindt u van de constructie waarbij het resterende huurbedrag (huur minus
huurtoeslag) door de ouders wordt kwijtgescholden in de vorm van een schenking
teneinde te bereiken dat het kind “gratis” huurt, en de ouders vervolgens de
huurtoeslag ontvangen teneinde rendement te behalen op de aangekochte
woning? Is dit geen belastingontwijking?
Er moet sprake zijn van een daadwerkelijke betaling van de huur (zie bijvoorbeeld
uitspraak Raad van State van 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2904 waar
bij verhuur door ouder aan kind waar de huurtoeslag werd afgewezen omdat er
niet kon worden aangetoond dat er huur werd betaald). Daarnaast mag geen
sprake zijn van een constructie waardoor de huurder invloed zou kunnen
uitoefenen op de hoogte van de huurprijs.
Alleen diegene die uitsluitend als huurder en niet mede krachtens een andere
hoedanigheid in het genot van de woning is, wordt als huurder aangemerkt. Zo
heeft een juridisch (mede-)eigenaar van de woning geen recht op huurtoeslag
omdat de aanvrager niet op de een of andere manier invloed mag kunnen
uitoefenen op de huurprijs.
Het door de ouder feitelijk genoten rendement op het aan het kind verhuurde
pand is voor de heffing van de inkomstenbelasting niet relevant. Onder de huidige
wetgeving is voor box 3 het forfaitaire rendement van belang, dus is alleen de
waarde in het economische verkeer op de peildatum van belang. Daarmee is
belastingontwijking niet mogelijk.
Vraag 7
Bent u bereid deze constructie onmogelijk te maken? Zo ja, op welke wijze? Zo
nee, waarom niet?
In die gevallen waarbij sprake is van samenspannen tussen huurder en
verhuurder, ook binnen familierelaties, om op oneigenlijke wijze gebruik te maken
van de huurtoeslag vind ik dit onwenselijk.
Ik zie echter geen uitvoerbare mogelijkheden de huurtoeslagregeling zo aan te
passen dat een constructie binnen de wettelijke kaders specifiek voor
familiesituaties onmogelijk wordt gemaakt. Een dergelijke regeling zou op
gespannen voet komen te staan met het recht op gelijke behandeling zoals onder
meer opgenomen in artikel 1 van de Grondwet. Een vergelijkbare bepaling is
opgenomen in internationale verdragen. Een huurder die een huurovereenkomst
heeft met een familielid zou immers anders behandeld worden dan een huurder
die niet huurt van een familielid. Als het te maken onderscheid niet geschikt is om
het doel (tegengaan van fraude in dit geval) te bereiken en als het te maken
onderscheid niet proportioneel is (geen evenredigheid tussen het nagestreefde
doel en de aangetaste belangen), is er sprake van een ongerechtvaardigd
onderscheid. Een dergelijk onderscheid zou niet proportioneel zijn, want indien er
een normale huurovereenkomst is en de huur wordt wel degelijk betaald, dan
zouden die huurders juist benadeeld worden.
Alleen als zou blijken dat er ernstige fraude/ongeoorloofde verrijking plaatsvindt
door verhuur van woningen aan familieleden, zou deze afweging anders (kunnen)
uitvallen.
Het recht op en de hoogte van huurtoeslag is afhankelijk van de financiële
draagkracht van de huurder, partner en medebewoners. Het betrekken van het
vermogen van verhuurders in de regeling, specifiek als het familie betreft, is voor
de huurtoeslagregeling niet relevant en is complex en moeilijk uitvoerbaar.
Voor de inkomstenbelastingheffing van de ouder is de feitelijke opbrengst van het
pand niet van belang en wordt heffing van inkomstenbelasting niet gehinderd.
Verder kan bij schenkingen het verschuldigd worden van schenkbelasting aan de
orde komen.