2017Z14513
Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kwint (SP), Westerveld
(GroenLinks) en Van den Hul (PvdA) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
inzake het eindrapport van de Taskforce Voortgezet Onderwijs Zeeuws-Vlaanderen
'Gewoon goed onderwijs!' (ingezonden d.d. 01 november 2017).
Vraag 1
Wat vindt u van het eindrapport van de Taskforce Voortgezet Onderwijs ZeeuwsVlaanderen
‘Gewoon goed onderwijs!’? Erkent u dat het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) een belangrijke rol heeft in het oplossen van de
problematiek betreffende het onderwijsaanbod voortgezet onderwijs in ZeeuwsVlaanderen?
Op welke wijze gaat u met dit advies aan de slag?1
Schoolbesturen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om te anticiperen op
leerlingendaling, bijvoorbeeld door het personeelsbestand of het onderwijsaanbod
tijdig aan te passen op dalende leerlingenaantallen. Vele schoolbesturen doen dat
gelukkig ook. De afgelopen jaren zijn verschillende pogingen gedaan om het
Zeeuws-Vlaamse onderwijs veilig te stellen. Geen van deze pogingen heeft het tij
echter kunnen keren. Keer op keer bleek dat de afzonderlijke schoolbesturen niet
in staat zijn om zelfstandig de gevolgen van leerlingendaling het hoofd te bieden.
Met het advies ‘Gewoon goed onderwijs! Besluiten gevraagd!’ van de Taskforce
Voortgezet Onderwijs Zeeuws-Vlaanderen is een belangrijke eerste stap gezet om
thuisnabij, breed en toekomstbestendig voortgezet onderwijs te garanderen in
Zeeuws-Vlaanderen en daarmee een belangrijke bijdrage te leveren aan de
leefbaarheid van de regio. Het advies wordt gedragen door de vier
schoolbesturen, de gemeenten Sluis, Terneuzen en Hulst, de provincie Zeeland en
de ministeries van BZK en OCW. Zowel de schoolbesturen als de overheden zijn
gebaat bij sterk en aantrekkelijk voortgezet onderwijs in Oostburg, Terneuzen en
Hulst. De komende periode gaan deze partijen gezamenlijk aan de slag met de
aanbevelingen van de Taskforce.
Vraag 2
Wat zijn de gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs als hetzelfde onderwijs
met minder docenten gegeven moet gaan worden, aangezien er volgens het
advies een sociaal plan moet komen voor boventallige medewerkers? Worden de
problemen van de scholen in Zeeuws-Vlaanderen niet eerder vergroot door
oudere leraren eerder met pensioen te laten gaan? Kunt u dit antwoord
toelichten?
Met het eindrapport ‘Gewoon goed onderwijs!’ reageren de Zeeuws-Vlaamse
scholen op de teruglopende leerlingendaling in de regio. De Taskforce adviseert de
vier schoolbesturen om bestuurlijk te fuseren tot een krachtige en solide
onderwijsorganisatie, die haar leerlingen een breder en rijker onderwijsaanbod
van vmbo tot en met vwo kan bieden dan de vier afzonderlijke scholen.
Volgens de Taskforce en de scholen kan het voortgezet onderwijs in ZeeuwsVlaanderen
op deze manier veiliggesteld worden. De scholen werken nauw met
elkaar samen bij de organisatie van hun onderwijsaanbod door hun
onderwijskundige organisatie verregaand te harmoniseren en door kleine,
specifieke vakken in Terneuzen te centreren. Leerlingen en docenten pendelen
vanuit Oostburg en Hulst naar Terneuzen voor deze vakken. Deze pedagogischdidactische
inrichting van het onderwijs in Zeeuws-Vlaanderen vergt volgens de
Taskforce en de schoolbesturen een omvorming van de huidige organisatie. De
Taskforce heeft een eerste doorrekening gemaakt van een sociaal plan. Het is nu
echter aan de scholen zelf om een transitieplan op te stellen, waarin de
onderwijskundige samenwerking, het onderwijsconcept, de benodigde personele
invulling en structurele en incidentele middelen uitgewerkt worden, zodat de
Zeeuws-Vlaamse onderwijskwaliteit ook in de toekomst geborgd blijft.
Vraag 3
Is het u bekend dat de scholen volgens de Taskforce 3 miljoen euro per jaar nodig
hebben om een thuisnabij, breed en tevens rijk en aantrekkelijk aanbod te kunnen
organiseren in Zeeuws-Vlaanderen? Bent u het ermee eens dat dit de financiële
taak is van het ministerie van OCW in plaats van de regio Zeeuws-Vlaanderen zelf,
aangezien het in heel Nederland noodzakelijk is dat er thuisnabij, breed en tevens
een rijk en aantrekkelijk aanbod gerealiseerd moet worden? Zo ja, bent u bereid
om jaarlijks 3 miljoen euro te investeren in het voortgezet onderwijs in ZeeuwsVlaanderen
voor de bovengenoemde redenen? Zo nee, waarom niet?
In het rapport maakt de Taskforce onderscheid tussen enerzijds het op orde
brengen van de basiskwaliteit en anderzijds het aantrekkelijker maken van het
voortgezet onderwijs in Zeeuws-Vlaanderen. Voor wat betreft dit laatste somt de
Taskforce in haar rapport verschillende verrijkingen van het aanbod op, zoals
tweetalig onderwijs, technasium, versterkt Engels (Cambridge), versterkt Duits
(Goethe), versterkt Frans (DELF), Top vmbo (Top Techniek, Top Zorg, Top Horeca &
Toerisme), naschoolse huiswerkbegeleiding, versterkt mentoraat en naschools
aanbod van sport en cultuur. Met dit verrijkte aanbod kunnen de scholen de
concurrentie aangaan met het nabijgelegen Vlaamse voortgezet onderwijs.
Veel Nederlandse scholen bieden vormen van verrijkt voortgezet onderwijs aan.
Het ministerie van OCW bekostigt geen van deze vormen van aanvullend
onderwijsaanbod. Het ministerie doet dit ook niet in Zeeuws-Vlaanderen. Het
ministerie bekostigt het wettelijk verplichte onderwijsaanbod. Scholen financieren
verrijkt aanbod, zoals tweetalig onderwijs of naschoolse activiteiten, uit eigen
middelen of vragen ouders om een eigen bijdrage.
De gemeenten Sluis, Terneuzen en Hulst, de provincie Zeeland en het ministerie
van BZK maken afspraken over een gezamenlijke bijdrage voor de periode 1
augustus 2018 tot 1 augustus 2022. De hoogte van het benodigde bedrag is nu
geraamd door de taskforce, maar zal nader worden vastgesteld op basis van een
transitieplan, dat de schoolbesturen vanaf 1 januari zullen uitwerken. In het
transitieplan worden ook de incidentele transitiekosten gespecificeerd. De
betrokken overheden, inclusief het ministerie van OCW, praten mee over de
vaststelling van de hoogte van de benodigde structurele en incidentele middelen
en over de wijze waarop deze bedragen worden verdeeld. Wanneer de uitkomst
van dit gesprek tot tevredenheid leidt, levert het ministerie van OCW een bijdrage
aan de incidentele kosten. Het Rijk levert geen bijdrage aan de structurele extra
kosten.
Vraag 4
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om ZeeuwsVlaanderen
een eilandenstatus toe te kennen, waardoor scholen extra
financiering kunnen krijgen en wordt voorkomen dat zij vanwege financiële
redenen hun deuren moeten sluiten? Zo ja, wanneer kunt u de resultaten van het
onderzoek delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
De Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013 kent extra bekostiging toe aan
scholen onder de opheffingsnorm die op eilanden staan of een wezenlijk
economisch of cultuurhistorisch belang dienen.2
De school moet daarvoor omringd
zijn door water en niet verbonden door een brug of tunnel. Het doel van de
beleidsregel is om scholen, die vanwege zeer specifieke omstandigheden onder de
opheffingsnorm zitten, niet op te heffen en te kunnen blijven bekostigen. Als deze
scholen substantieel minder leerlingen hebben dan de opheffingsnorm, ontvangen
ze extra bekostiging. De regeling is niet bedoeld om besturen die in
betalingsproblemen raken te compenseren.
De vier scholen voor voortgezet onderwijs in Zeeuws-Vlaanderen hebben te
kampen met teruglopende leerlingenaantallen, maar zitten allemaal ruim boven
de opheffingsnorm. Bovendien zijn de scholen in Zeeuws-Vlaanderen allemaal
bereikbaar over de weg. Dit blijkt ook uit het feit dat leerlingen uit heel ZeeuwsVlaanderen
gebruik maken van het Centrum voor Toptechniek in Terneuzen. Ik heb
er vertrouwen in dat de schoolbesturen en de overheden bij de verdere uitwerking
van het Taskforcerapport binnen de geldende bekostigingskaders tot een
passende oplossing voor de regio zullen komen.
In de beantwoording van het schriftelijk overleg inzake de analyse van het
onderwijsaanbod heb ik aangegeven dat ik in de volgende voortgangsrapportage
leerlingendaling zal ingaan op de aanvullende instrumenten die ik wil inzetten
voor scholen die kampen met leerlingendaling.3
Vraag 5
Acht u het wenselijk, gezien de huidige financiële staat van onder andere het
Zwin College, dat de scholen in Zeeuws-Vlaanderen geld moeten bijleggen voor
passend onderwijs, terwijl dit er mede voor zorgt dat de schoolbegroting niet
sluitend is? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid onderzoek uit te voeren
naar de tekorten passend onderwijs, zoals de taskforce adviseert en gezamenlijk
met scholen en samenwerkingsverband oplossingen te vinden voor de tekorten
op dit moment? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer inzage hierin geven? Zo nee,
waarom niet?
De Zeeuws-Vlaamse schoolbesturen voor voortgezet onderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs vormen samen het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs
Zeeuws-Vlaanderen (VO2903). Gezamenlijk zijn de schoolbesturen
verantwoordelijk voor het aanbieden en financieren van een passend
ondersteuningsaanbod voor alle leerlingen die naar Zeeuws-Vlaamse vo- en vso-
scholen gaan. Het samenwerkingsverband, en daarmee de in het
samenwerkingsverband verenigde schoolbesturen, bepalen zelf welke leerling
welke ondersteuning krijgt. Het samenwerkingsverband ontvangt hiervoor
bekostiging van het ministerie van OCW. Als het samenwerkingsverband, en
daarmee feitelijk de scholen zelf, meer leerlingen doorverwijst naar het voortgezet
speciaal onderwijs dan waarvoor middelen gekregen zijn, worden deze
meerkosten gekort op de begroting van de aangesloten schoolbesturen. Het
Zeeuws-Vlaamse samenwerkingsverband ontvangt overigens, dankzij een
positieve verevening, stapsgewijs meer middelen dan voor de invoering van
passend onderwijs.
In lijn met passend onderwijs worden de Zeeuws-Vlaamse leerlingen met een
ondersteuningsbehoefte in eerste instantie opgevangen binnen het reguliere
voortgezet onderwijs. Als de reguliere scholen, zoals het Zwin College, niet in
staat zijn om een specifieke ondersteuning te bieden, worden leerlingen
doorverwezen naar het voortgezet speciaal onderwijs.
Tegen de achtergrond van leerlingendaling nemen de Zeeuws-Vlaamse
deelnamepercentages passend onderwijs toe. In 2011 werd 2,5 procent van de
leerlingen doorverwezen naar het vso. In 2016 is dit gestegen tot 4,3 procent.
Sinds 2014 verwijst het samenwerkingsverband meer leerlingen door naar het vso
dan het landelijke gemiddelde. Voor wat betreft de lichte ondersteuning is een
soortgelijke trend te zien. Van oudsher heeft Zeeuws-Vlaanderen meer
praktijkonderwijsleerlingen dan andere regio’s. Het aantal leerlingen met
leerwegondersteuning (lwoo) lag oorspronkelijk echter onder het landelijk
gemiddelde. In 2011 kreeg 8,1 procent van de leerlingen een lwoo-indicatie. In de
daarop volgende jaren steeg het deelnamepercentage tot 12,1 procent in 2015.
Sinds 2014 ligt ook het deelnemerspercentage lwoo boven het landelijk
gemiddelde. In 2016 daalde het aantal lwoo-leerlingen voor het eerst, maar
Zeeuws-Vlaanderen blijft boven het landelijk gemiddelde liggen.
De huidige verdeling van de middelen voor zware ondersteuning over de
samenwerkingsverbanden passend onderwijs is een bewuste keuze geweest die
gebaseerd is op onderzoek van de Evaluatiecommissie passend onderwijs (ECPO).
Ik zie geen reden om de bekostigingssystematiek van de zware ondersteuning
opnieuw tegen het licht te houden. Uit onderzoek blijken rondom lichte
ondersteuning daarentegen wel regionale verschillen te bestaan. De
ondersteuningsbehoefte naar lwoo en praktijkonderwijs zijn ongelijk verdeeld over
Nederland. Daarom werk ik momenteel aan een nieuwe bekostigingssystematiek,
die recht doet aan die verdeling.
Vraag 6
Deelt u de mening van de taskforce dat doorgaan met de startgroepen in ZeeuwsVlaanderen
een positief effect zal genereren voor de gehele onderwijskolom en
voor de leefbaarheid in de betrokken gemeenschappen? Zo ja, bent u bereid om
dit financieel mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
In het rapport vraagt de Taskforce aandacht voor de structurele financiering van
startgroepen voor kinderen van twee tot vier jaar. Relatief veel Nederlandse
ouders wijken om uiteenlopende redenen al op een vroeg moment uit naar België.
Het Vlaamse basisonderwijs start vanaf 2,5 jaar. Daarnaast liggen de kosten van
de kinderopvang beduidend lager dan in Nederland.
De Zeeuws-Vlaamse gemeenten nemen contact op met het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de mogelijke financiering van startgroepen
in de grensregio. Kinderopvang en startgroepen vallen onder de
verantwoordelijkheid van de minister van SZW. OCW-middelen mogen niet ingezet
worden voor niet-onderwijsdoeleinden. Ik heb de overheden in Zeeuws-Vlaanderen
toegezegd om hun vraag eveneens onder de aandacht te brengen van de minister
van SZW.
Vraag 7
Kunt u de beantwoording van deze schriftelijke vragen voor de
begrotingsbehandeling van OCW naar de Kamer sturen?
Ja.
1
http://www.adviesvozv.nl/downloads/DEF_Eindrapport%20Taskforce%20VO%20Ze-Vla.pdf
2
http://wetten.overheid.nl/BWBR0032538/2013-01-01.
3 Kamerstuk 31 289, nr. 351.