Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van Hijink
(SP) over het bericht dat maatschappelijke organisaties zich terug
trekken uit onderhandelingen over voedingsmiddelenconvenant.
Vraag 1
Kent u het bericht dat FairFood, Hivos, Natuur & Milieu, Oxfam Novib, Save The
Children en UNICEF stoppen met onderhandelen over het
voedingsmiddelenconvenant?
Ja.
Vraag 2
Waarom is bij de opzet van het voedingsmiddelenconvenant en andere
convenanten ervoor gekozen om brancheorganisaties te laten ondertekenen in
plaats van afzonderlijke bedrijven? Wat zijn de voor- en nadelen van het
ondertekenen door brancheorganisaties? Bij welke convenanten waarover wordt
onderhandeld wordt ook voor deze aanpak gekozen?
Brancheorganisaties kunnen een convenant tekenen namens de sector of zij
kunnen hun leden vragen om individueel te tekenen. De sector bepaalt zelf welke
vorm zij kiezen, conform het SER-advies “IMVO-convenanten”1
. Voor het IMVOconvenant
van de voedingsmiddelensector hebben de brancheorganisaties
gekozen het convenant te ondertekenen namens hun leden.
Ondertekening door brancheorganisaties heeft het voordeel dat het convenant alle
bij de brancheorganisatie aangesloten bedrijven bereikt, niet alleen welwillende
bedrijven. Door de hele sector via de brancheorganisatie te binden aan de
afspraken in het convenant ontstaat er een eerlijk speelveld binnen de sector op
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het nadeel bij ondertekening door
brancheorganisaties kan zijn dat sommige bedrijven zich niet houden aan de
afspraken die zijn gemaakt door de gehele sector. Daarom kunnen sectoren ervoor
kiezen dat individuele bedrijven zelf een convenant ondertekenen.
Bij het IMVO-convenant van de verzekeringssector is er ook voor gekozen dat het
Verbond van Verzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland namens hun leden het
convenant zullen ondertekenen, zodra de convenantpartijen overeenkomst hebben
bereikt over de afspraken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van een
convenant zwaarder wordt zodra bedrijven individueel deelnemen?
Als een brancheorganisatie een convenant ondertekent, neemt zij een grote
verantwoordelijkheid op zich om namens al haar leden de afspraken in het
convenant na te komen en om de betrokkenheid van haar leden bij de uitvoering
van het convenant te waarborgen. De brancheorganisatie zal wel moet bewijzen
dat zij de toezeggingen kan waarmaken.
Het is belangrijk dat individuele bedrijven zich commiteren aan de uitvoering van
een IMVO-convenant, samen met de convenantpartijen moet worden gemonitord
hoe aan deze betrokkenheid vormgegeven wordt.
Afgezien van de afspraken in het convenant blijft het de verantwoordelijkheid van
individuele bedrijven om de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen
en de Leidende Principes voor het bedrijfsleven en mensenrechten van de
Verenigde Naties (UNGPs) na te leven.
Vraag 4
Wordt transparantie gewaarborgd bij andere convenanten? Zo ja, hoe vindt dat
plaats?
Conform het SER-advies “IMVO-convenanten”2
zijn in ieder convenant afspraken
gemaakt over jaarlijkse publieke rapportage over de voortgang van het convenant.
De convenantpartijen bepalen gezamenlijk hoe en wanneer er wordt
gerapporteerd en om deze reden verschillen de afspraken per convenant.
In het duurzame kleding- en textielconvenant is bijvoorbeeld afgesproken dat alle
aangesloten bedrijven hun productielocaties moeten melden. Deze locaties zijn
door het secretariaat van het textielconvenant publiek gemaakt. Verder moeten
aangesloten textielbedrijven binnen drie jaar hun IMVO-inspanningen publiek
maken.
Vraag 5
Bij welke convenanten naast deze zijn maatschappelijke organisaties gestopt met
onderhandelingen en bij welke hebben zij het convenant niet ondertekend? Kunt u
aangeven waarom maatschappelijke organisaties dit hebben gedaan?
Voor het duurzame kleding- en textielconvenant heeft de Schone Kleren
Campagne (SKC) geruime tijd mede onderhandeld en een stempel op de inhoud
van het convenant gedrukt. Ondanks ultieme inspanningen van beide kanten
besloot de SKC in een finaal stadium het convenant niet te ondertekenen, omdat
deze organisatie de afspraken met name over leefbaar loon niet concreet genoeg
vond. Ook SOMO vond de afspraken niet concreet genoeg en heeft besloten het
convenant niet te ondertekenen.
Het steenkoolconvenant (getekend op 17 november 2014) kent een lange
voorgeschiedenis (de Dutch Coal Dialogue) en is een voorloper van de IMVOconvenanten.
Tot mei 2014 verliepen de gesprekken tussen de energiebedrijven
en de ngo’s zeer stroef. Daarom is vanaf mei 2014 alleen onderhandeld over een
convenant tussen de energiebedrijven, het ministerie van Buitenlandse Zaken en
het ministerie van Economische Zaken. Ngo’s en vakbonden zijn wel geraadpleegd
tijdens het proces van onderhandeling en een jaarlijkse stakeholderbijeenkomst is
gegarandeerd. In de uitvoering van het convenant wordt afgestemd en/of
samengewerkt met vakbonden (FNV, CNV) en Ngo’s (ActionAid, SOMO, PAX).
Vraag 6
Deelt u de mening dat om risico’s in het kader van maatschappelijk verantwoord
ondernemen tegen te gaan, maatschappelijke organisaties betrokken moeten zijn
bij het opstellen van convenanten voor Internationaal Maatschappelijk
Verantwoord Ondernemen (IMVO)? Bij welke convenanten is dit wat u betreft
afdoende gebeurd en bij welke niet?
Ja, vakbonden en maatschappelijke organisaties spelen een belangrijke rol bij het
aanpakken van problemen die bedrijven niet alleen op kunnen lossen en zij
kunnen bijdragen aan ambitieuze convenantafspraken. Het SER-advies “IMVOconvenanten”
onderschrijft dit. De IMVO-convenanten zijn gebaseerd op de
UNGPs. Deze principes schrijven voor dat een betekenisvolle dialoog met
stakeholders, zoals maatschappelijke organisaties, onderdeel moet zijn van de due
diligence door bedrijven.
Vraag 7
Welke deelnemers aan de onderhandelingen over het voedingsmiddelenconvenant
onderhandelen nu nog, welke hiervan zijn onderdeel van het maatschappelijk
middenveld en vormen zij een goede afspiegeling van betrokkenen in de keten?
De volgende partijen zitten aan tafel bij de besprekingen voor de totstandkoming
van het IMVO-convenant van de voedingsmiddelensector: Centraal Bureau
Levensmiddelenhandel (CBL), Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie
(FNLI), Nederlandse Vereniging voor de Specerijenhandel (NVS), FNV, CNV, ICCO,
Global March, IDH, het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van
Buitenlandse Zaken. Tot het maatschappelijk middenveld behoren FNV, CNV, ICCO,
IDH, en Global March. Het afhaken van de bovengenoemde maatschappelijke
organisaties is een verarming van de bestuurlijke betrokkenheid, maar hoeft
samenwerking in de praktijk bij de uitvoering van het convenant niet in de weg te
staan.
De partijen werken momenteel aan de afronding van het convenant, daarbij zullen
zij ook bekijken of het noodzakelijk is om andere maatschappelijke organisaties te
vragen het convenant te ondertekenen of als steunbetuiger mee te werken aan de
uitvoering van het convenant.
Vraag 8
Kunt u in het licht van dit nieuws aangeven of u de door u ingezette
convenantenaanpak geslaagd vindt, mede in het licht van de motieSmaling/Voordewind?3
De voedingsmiddelensector heeft aangegeven tot een goed ambitieus convenant
te willen komen. Daarnaast hebben vijf sectoren een convenant afgesloten, vinden
in drie andere sectoren besprekingen plaats voor de totstandkoming van een
convenant en bereiden zes sectoren het proces om te komen tot een convenant
voor met hun achterban en relevante stakeholders.
Uit de resultaten van de uitvoering van deze convenanten moet blijken of de
convenantenaanpak succesvol is. De overheid monitort de voortgang van de
afgesloten convenanten derhalve nauwgezet. Zoals aangegeven in het
regeerakkoord, zal na twee jaar worden bezien of het noodzakelijk is om
dwingende maatregelen te nemen en zo ja, welke maatregelen.
1 SER, Advies IMVO-convenanten, april 2014, hoofdstuk 4 pagina 27.
2 SER, Advies IMVO-convenanten, hoofdstuk 7 pagina 34.
3 Kamerstuk 32 852, nr. 24