2017Z13093
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en
Justitie over de rechterlijke uitspraak dat een schuldeiser een rekening
niet volledig mag plukken (ingezonden 3 oktober 2017)
1
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat een schuldeiser de
bankrekening van mensen volledig leeghaalt, waardoor er geen leefgeld overblijft?
Ja, ik ben het met u eens dat mensen met schulden te allen tijde in de basale
kosten van hun levensonderhoud moeten kunnen voorzien. De meeste mensen
hebben daarvoor hun loon of uitkering nodig. Om die reden geldt er een
beslagvrije voet bij beslag op loon of uitkering. Het kan niet zo zijn dat de
beslagvrije voet wordt omzeild door in plaats van bij de werkgever of
uitkeringsinstantie beslag te leggen op het bedrag aan loon of uitkering dat door
de werkgever of de uitkeringsinstantie op de bankrekening van de schuldenaar is
overgemaakt.
2
Wat is uw reactie op de uitspraak van gerechtsdeurwaarder Wilbert van de
Donk: 'zolang er geen wettelijke regeling is voor het bankbeslag blijft de
onduidelijkheid bestaan'?
Uit (tuchtrechtelijke) jurisprudentie volgt dat er onder omstandigheden sprake kan
zijn van misbruik van bevoegdheid indien beslag wordt gelegd op een
bankrekening die uitsluitend door uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de
beslagene geen ander inkomen heeft waaruit hij zijn primaire levensbehoeften kan
voldoen en de gerechtsdeurwaarder met die omstandigheid bekend is of moest
zijn.1
Veel hangt dus af van wat de gerechtsdeurwaarder weet of moest weten
over de inkomsten en het vermogen van de schuldenaar. Dit is in de praktijk
voorafgaand aan het leggen van het beslag niet altijd inzichtelijk.
3
Onderschrijft u de mening van de Nationale Ombudsman dat er zo snel mogelijk
een wettelijke regeling moet komen om naast loonbeslag ook bij bankbeslag een
minimumbedrag aan leefgeld over te houden?
Ik ben het met de Nationale Ombudsman eens dat er een wettelijke regeling moet
komen om te voorkomen dat de regeling inzake beslagvrije voet bij loon of
uitkering door een bankbeslag wordt doorkruist. Uit de begin 2017 door de
Nationale Ombudsman georganiseerde rondetafel over dit onderwerp waarbij ook
de KBvG, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Belastingdienst, het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), DUO (Dienst Uitvoering
Onderwijs), het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) en het CJIB
aanwezig waren, blijkt dat ook de uitvoerende partijen graag tot een dergelijke
regeling wil komen. Dat staat niet ter discussie. Uit de verschillende gesprekken
komt wel naar voren dat het een ingewikkeld vraagstuk is waarvoor nog geen
pasklare oplossing is gevonden. Ik ben samen met de Minister voor
Rechtsbescherming en de Minister van Financiën in gesprek met onder meer de
KBvG en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over mogelijke
oplossingsrichtingen. De Minister voor Rechtsbescherming is voornemens het
onderwerp mee te nemen in de aanstaande brede herziening van het beslag- en
executierecht. Het is de bedoeling om medio 2018 een wetsvoorstel over de
herziening van het beslag- en executierecht ter consultatie voor te leggen. Ik zal
het aanstaande preadvies over het bankbeslag en de beslagvrije voet van de
Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), dat in het
voorjaar van 2018 wordt verwacht, bij het opstellen van de wetgeving betrekken.
4
Wat is het beleid van de landelijke overheidsinstanties, zoals het Centraal Justitieel
Incassobureau (CJIB), de Belastingdienst en de Dienst Uitvoering Onderwijs
omtrent beslag in natura, bankbeslag en het overhouden van leefgeld?
Beslaglegging is voor schuldeisers, waaronder ook overheidsinstanties als het
CJIB, de Belastingdienst en DUO, een uiterste middel om mensen aan hun
financiële verplichtingen te laten voldoen. Als partijen tot beslaglegging overgaan
is daar een heel proces aan vooraf gegaan waarbij geprobeerd wordt afspraken te
maken en betalingsregelingen te treffen. Beslag op loon of uitkering komt dus niet
onverwacht voor de schuldeiser.
De beslagvrije voet geldt alleen bij beslag op periodieke vorderingen, zoals loon of
uitkering. Bij beslag op een banktegoed (geen periodieke vordering) geldt in
beginsel dus geen beslagvrije voet. De Belastingdienst voert het beleid dat
achteraf en op verzoek van de schuldenaar een bedrag ter beschikking wordt
gesteld (het leefgeld) dat het mogelijk maakt te voorzien in de noodzakelijke
kosten van levensonderhoud. De Minister van Financiën doet momenteel
onderzoek naar de mogelijkheden om - vooruitlopend op wetgeving inzake de
beslagvrije voet bij bankbeslag - proactief een bedrag aan leefgeld te hanteren bij
een bankbeslag door de Belastingdienst en de lagere overheden. In de loop van
2018 zal de Kamer hierover worden bericht. Overigens kan altijd, dus ook in de
beslagfase, in geval van onvoldoende betalingscapaciteit en/of onvoldoende
vermogen een beroep worden gedaan op de mogelijkheden van kwijtschelding
dan wel van ontslag uit de betalingsverplichting. In dat laatste geval zegt de
Belastingdienst, al dan niet onder voorwaarden, toe geen verdere
invorderingsmaatregelen meer te zullen treffen.
DUO maakt voor de invordering van schulden gebruik van een
gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder zal de vordering innen conform het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en met inachtneming van de
gedragsnormen van een goed deurwaarder. DUO verstrekt daarbij geen
aanvullende instructies aan de gerechtsdeurwaarder.
Ook het CJIB schakelt gerechtsdeurwaarders in als er verhaald wordt met een
dwangbevel. Daarnaast kan het CJIB in bij wet bepaalde gevallen verhaal zonder
dwangbevel toepassen. Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat maximaal
500 euro per maand wordt verhaald, ook wanneer er sprake is van meerdere
openstaande boetes. Wanneer ondanks deze beperking schrijnende situaties
ontstaan, wordt op verzoek van de schuldenaar het door het bankbeslag getroffen
bedrag gerestitueerd.
Bij het leggen van een beslag op roerende zaken moeten door
(overheids)schuldeisers de beslagverboden van artikel 447 en 448 Rv in acht
genomen worden. Op grond van deze artikelen mogen bepaalde roerende zaken –
veelal behorend tot de inboedel – niet in beslag worden genomen omdat de
schuldenaar die nodig heeft om in zijn eerste levensbehoeften te voldoen. In de
praktijk blijft een beslag op roerende zaken bij particulieren vaak beperkt tot een
beslag op voertuigen of luxe goederen. Bij een beslag op goederen uit een
standaardinboedel komt het veelal niet tot een executoriale verkoop omdat de
waarde van deze goederen in veel gevallen de kosten van de executoriale verkoop
niet overstijgt.
5
Herinnert u zich dat het wetsvoorstel Modernisering beslagverbod roerende zaken,
dat de regels betreffende beslaglegging op inboedel moderniseert en de
uitvoeringspraktijk te uniformeert, in 2014 ter consultatie is voorgelegd? 2)
6
Waarom is dit wetsvoorstel niet naar de Kamer gestuurd? Bent u bereid dit alsnog
zo spoedig mogelijk te doen?
Het is juist dat er begin 2015 door het ministerie van Veiligheid en Justitie over
een voorontwerp van wet inzake de modernisering van het beslagverbod roerende
zaken is geconsulteerd. Uit de reacties op de internetconsultatie blijkt dat er
verschillend wordt gedacht over de mogelijke uitwerking van het voorstel. In 2015
en 2016 is bij de inzet van de beschikbare wetgevingscapaciteit prioriteit gegeven
aan de totstandkoming van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De indiening
van een wetsvoorstel is daarna aangehouden in afwachting van het aantreden van
een nieuw kabinet. Momenteel wordt bezien of de modernisering van het
beslagverbod roerende zaken meegenomen kan worden bij de hiervoor
aangekondigde bredere herziening van het beslag- en executierecht door het
ministerie van Justitie en Veiligheid. Bij de uiteindelijke vormgeving van de
wetswijziging op dit punt zullen de in de eerder genoemde internetconsultatie
ingezonden reacties worden meegewogen.
7
Wat heeft u gedaan om uw toezegging om zo snel mogelijk wettelijk te regelen dat
ook bij bankbeslag een minimumbedrag op de rekening moet achterblijven,
gestand te doen?
8
Met welke partijen is reeds gesproken over dit wetsvoorstel over het bankbeslag?
Wanneer verwacht u het wetsvoorstel naar de Kamer te sturen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
9
Hoe vaak kan een schuldeiser tot bankbeslag overgaan?
De wet stelt geen maximum aan het aantal door een schuldeiser te nemen
tenuitvoerleggingsmaatregelen, zoals een bankbeslag. Een schuldeiser dient zich
wel te onthouden van onredelijke en onnodige (vexatoire) beslagmaatregelen.
Uitgangspunt hierbij is dat de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis
alleen wordt geschorst indien de schuldeiser geen in redelijkheid te respecteren
belang meer heeft bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging.
Dat zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien door de tenuitvoerlegging een
noodtoestand voor de schuldenaar zal ontstaan. Die noodtoestand kan erin
gelegen zijn dat de schuldenaar onvoldoende middelen overhoudt om te kunnen
voorzien in de eerste levensbehoeften.
10
Welke sancties kunnen worden getroffen indien een deurwaarder zich niet houdt
aan de regels van goed deurwaarderschap? Hoe vaak is dit gebeurd en hoe is de
handhaving geregeld?
Indien de gerechtsdeurwaarder zich niet als een goed deurwaarder gedraagt, kan
een klacht worden ingediend bij de tuchtrechter. Deze kan de
gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijke maatregelen als genoemd in artikel 43
tweede lid van de Gerechtsdeurwaarderswet opleggen. In 2016 is 47 keer de
maatregel berisping, 2 keer de maatregel schorsing en 2 keer een geldboete
opgelegd.
11
Welke mogelijkheden ziet u om in het minnelijk schuldtraject een afspraak met
een meerderheid van de schuldeisers automatisch verbindend te verklaren voor
alle schuldeisers, teneinde te voorkomen dat één schuldeiser de zaak blokkeert?
In tegenstelling tot een wettelijke schuldsaneringsregeling (op grond van de Wet
Schuldsanering natuurlijke personen, WSNP) kenmerkt een minnelijke regeling
zich door vrijwilligheid. Als de schuldenaar en/of de overige schuldeisers onredelijk
zouden worden benadeeld door de weigering van een of enkele schuldeisers om
mee te werken aan een minnelijke schuldregeling, dan bestaat de mogelijkheid
voor de schuldenaar om bij de rechtbank een dwangakkoord aan te vragen. Het
verzoek om te komen tot een dwangakkoord dient dan tezamen met een
subsidiair verzoek om toepassing van de WSNP-schuldsaneringsregeling, te
worden ingediend. Via een door de rechter opgelegde dwangakkoord kan de
weigerende schuldeiser alsnog gedwongen worden om mee te werken aan een
regeling. In het geval het primaire verzoek tot het toepassen van de
dwangakkoordregeling wordt afgewezen, oordeelt de rechter over het subsidiaire
WSNP-verzoek.
12
Wat gaat u doen – zolang er geen wettelijke regeling is - om te voorkomen dat
deurwaarders bankbeslag toepassen, zonder dat er leefgeld overblijft?
Ik zal op korte termijn, samen met de minister voor Rechtsbescherming, met de
KBvG in overleg treden om te bezien op welke wijze, in afwachting van de
aangekondigde wettelijke regeling, nu al het omzeilen van de beslagvrije voet
door het leggen van bankbeslag zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Hierbij
zal zo mogelijk ook rekening worden gehouden met de uitkomsten van het
onderzoek van de Minister van Financien naar het proactief toepassen van een
leefgeld-regeling bij beslag op de bankrekening voor belastingschulden, dat in de
loop van 2018 wordt afgerond.
1
Zie onder meer de uitspraken van 22 augustus 2017 van het Gerechtshof Amsterdam,
ECLI:NL:GHAMS:2017:3353, en 7 juli 2017 van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam,
ECLI:NL:TGDKG:2017:145.