Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Westerveld (GL) en Voortman
(GL) over zwerfjongeren (2017Z14678).
1
Kent u het artikel “Honderden spookjongeren thuisloos in Nijmegen”? 1)
Antwoord 1
Ja.
2
Wat vindt u van de schatting van kennisinstituut Movisie dat er landelijk zo’n
32.000 zwerfjongeren zijn en het aantal stijgt? Herkent u zich in het genoemde
aantal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn volgens u de oorzaken van de stijging
van het aantal zwerfjongeren?
4
Herkent u de bewering in het artikel dat de kostendelersnorm een van de oorzaken
is? Bent u bereid om maatregelen te treffen om deze ongewenste gevolgen van de
kostendelersnorm aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
7
Denkt u dat de stijging van het aantal zwerfjongeren ook veroorzaakt wordt door
een slechte overgang van jeugdhulp naar Wmo-ondersteuning? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2, 4 en 7
Het CBS brengt jaarlijks in beeld hoeveel zwerfjongeren er naar schatting in
Nederland zijn. Volgens het CBS waren er op 1 januari 2016 12.400 zwerfjongeren
in de leeftijd van 18-30 jaar. Het aantal dat in het krantenartikel wordt genoemd,
herken ik niet.
Er lijkt sprake te zijn van een (zorgelijke) stijging van het aantal zwerfjongeren.
Zoals de toenmalige staatssecretarissen van SZW en VWS uw Kamer op 13
september jl.1
hebben gemeld, lopen er om die reden op dit moment twee
trajecten om meer zicht te krijgen op dakloze jongeren.
Allereerst is de Federatie Opvang gevraagd eind 2017 een rapportage “Cijfers
maatschappelijke opvang 2016” op te leveren. De rapportage zal een beeld geven
van het aantal jongeren (18-22 jaar en 23-30 jaar) dat in 2016 gebruik heeft
gemaakt van de maatschappelijke opvang. De Federatie Opvang bekijkt of zij bij
een stijging of daling van het gebruik van een bepaalde doelgroep een verklaring
kan geven.
Ten tweede wordt er in opdracht van de staatssecretaris van SZW, de minister van
OCW, de minister van VWS en mijzelf onderzoek uitgevoerd waarin de problemen
rondom zwerfjongeren met schulden in kaart worden gebracht en
verbetermaatregelen voor de korte en langere termijn op een rij worden gezet. Dit
onderzoek zal begin 2018 worden afgerond. Aan het onderzoeksbureau wordt
onder andere gevraagd in kaart te brengen hoeveel zwerfjongeren er op dit
moment in Nederland zijn.
Ten aanzien van de kostendelersnorm kan ik het volgende melden. De bijstand is
een tijdelijk vangnet voor mensen die niet in hun onderhoud kunnen voorzien. Het
doel is te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Als mensen samen in
een huis wonen hebben ze schaalvoordelen. Ze hebben bijvoorbeeld lagere
woonlasten. Daar houdt de kostendelersnorm rekening mee. Overigens biedt de
Participatiewet gemeenten de mogelijkheid om de uitkeringshoogte aan te passen
als de individuele situatie hier om vraagt en er geen voorliggende voorzieningen
aanwezig zijn. Jongeren tot 21 jaar en studenten tellen niet mee voor de
kostendelersnorm. De staatssecretaris van SZW, de minister van VWS en ik zien
om die reden op dit moment geen noodzaak wijzigingen aan te brengen met
betrekking tot de kostendelersnorm.
Ten aanzien van de overgang van de jeugdhulp naar de Wmo-ondersteuning geldt
dat jongeren onder bepaalde voorwaarden ook na de 18e
verjaardag bij dezelfde
zorgaanbieder zorg mogen ontvangen. Jeugdhulp kan doorlopen tot het 23e
levensjaar. Bovendien staat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 20152
dat
gemeenten in een beleidsplan dienen op te nemen op welke wijze zij de
continuïteit van ondersteuning waarborgen aan de jongeren die tot hun 18e
onder
de Jeugdwet vallen. De overgang van jeugdwet naar Wmo-ondersteuning kent dus
geen juridische belemmering. SZW en VWS willen samen met de VNG en de
ministeries van JenV, OCW en BZK in het kader van de ‘Werkagenda 18-/18+’
gemeenten en zorgaanbieders stimuleren en ondersteunen om een soepele
overgang naar volwassenheid te bewerkstelligen.
3
Herkent u het beeld in andere gemeenten dat steeds meer jonge vluchtelingen op
straat leven?
Antwoord 3
Ik herken dit beeld niet en constateer dat het beeld ook niet wordt onderbouwd in
het artikel. Ook de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid herkent dit beeld niet.
Het beleid met betrekking tot de alleenstaande minderjarige vreemdelingen
(amv’s) is er juist op gericht om, wanneer zij een verblijfsvergunning krijgen, hen
zo goed mogelijk naar de samenleving te begeleiden. In het bestuursakkoord van
november 2015 is afgesproken dat amv’s direct meetellen voor de taakstelling na
plaatsing in een opvangvoorziening in de gemeente. Nadat zij 18 zijn geworden,
worden zij door de gemeente gehuisvest. Zodoende blijven de jong volwassen
vergunninghouders zo veel mogelijk in dezelfde omgeving of regio als tijdens hun
opvang. Daardoor kunnen zij hun sociale contacten aanhouden en de eventueel
ontvangen zorg, begeleiding en het onderwijs voortzetten. Om de overdracht van
amv’s bij het bereiken van de 18de verjaardag zo goed mogelijk te laten verlopen
is een handreiking opgesteld. Deze handreiking biedt een leidraad voor
samenwerkingsafspraken tussen de gemeenten, Nidos en de contractpartner(s) en
betrokken organisaties zoals woningbouwcorporaties en zorgverleners3
. Amv’s die
(nog) geen verblijfsstatus hebben en 18 jaar worden stromen vanuit de amvopvangvoorziening
door naar een reguliere opvangvoorziening.
5
Bent u bekend met andere bepalingen uit de Participatiewet waardoor
zwerfjongeren in de problemen (bijvoorbeeld in de schulden) komen? Zo nee, bent
u bereid hier onderzoek naar te doen?
Antwoord 5
Bij de staatssecretaris van SZW, de minister van VWS en mij zijn geen specifieke
bepalingen bekend uit de Participatiewet waardoor jongeren of zwerfjongeren in de
problemen komen. Binnen de Participatiewet geldt dat school voor werk gaat.
Jongeren tot 27 jaar moeten eerst hun mogelijkheden voor onderwijs volledig
benutten. Ook moeten jongeren eerst vier weken zelf naar werk zoeken voordat zij
een aanvraag voor bijstand kunnen indienen. De bijstandsuitkering geldt
nadrukkelijk als het laatste vangnet, omdat voorkomen moet worden dat jongeren
langdurig afhankelijk worden van bijstand. Dat neemt niet weg dat bij kwetsbare
jongeren het soms nodig is (tijdelijk) bijstand te verlenen. De gemeenten hebben
beleidsruimte om maatwerk te bieden in de financiële ondersteuning van jongeren
bij het toekennen van een bijstandsuitkering. In de handreiking voor gemeenten
die in het kader van de aanpak 16-27 is gemaakt, wordt uiteengezet welke
mogelijkheden gemeenten hebben4.
6
Weet u hoeveel zwerfjongeren een verleden hebben in een jeugdzorginstelling? Zo
nee, bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar de aantallen jongeren met
een jeugdzorgverleden in de maatschappelijke opvang en op straat?
Antwoord 6
Nee, dat is mij niet bekend. Zoals ik bij vraag 8 en 9 toelicht, lopen er op dit
moment reeds diverse trajecten om te komen tot een verbeterde aanpak van deze
problematiek. Om die reden zie ik op dit moment geen noodzaak hier apart
onderzoek naar te laten verrichten.
8
Welke oplossingen ziet u om te voorkomen dat het aantal zwerfjongeren de
komende jaren verder stijgt? Kunt u toelichten hoe u dit gaat vormgeven? Wat
gaat u doen met het geld dat hiervoor in het regeerakkoord is gereserveerd?
9
Deelt u de mening dat er een actieplan met oplossingen op de korte en lange
termijn nodig is om te voorkomen dat de komende jaren meer jongeren dakloos
worden? Zo ja, wanneer kunnen we deze verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aanpak van deze doelgroep en het
maken van goed beleid om te voorkomen dat mensen dakloos raken. Zoals de
toenmalig staatssecretaris van VWS in de brief van 3 juli jl.5 heeft aangegeven,
werken gemeenten op dit moment aan een inhoudelijke doorontwikkeling van het
beschermd wonen en de maatschappelijke opvang. Zij werken in hun regio samen
aan een plan over hoe zij de ondersteuning aan de cliënten van beschermd wonen
en de opvang vorm gaan geven. Een integrale aanpak op alle probleemgebieden
van de cliënt is daarbij het uitgangspunt. Gemeenten geven hierin aan hoe zij
invulling geven aan een aantal inhoudelijke uitgangspunten zoals benoemd in het
advies van de commissie Toekomst beschermd wonen. Het gaat bijvoorbeeld om
het garanderen van langdurige begeleiding met flexibele intensiteit, maar ook om
preventie en het bevorderen van de uitstroom naar passende woningeenheden.
Daarnaast lopen er enkele specifieke trajecten die een bijdrage leveren aan een
betere aanpak van deze problematiek. Zo ondersteunt het Rijk de VNG en
gemeenten met een landelijke werkagenda 18-/18+ waarin de overgang van
kwetsbare jongeren naar volwassenheid centraal staat. Ook is er onderzoek
gestart waarin de problemen rondom zwerfjongeren met schulden in kaart worden
gebracht en verbetermaatregelen voor de korte en langere termijn op een rij
worden gezet. Dit onderzoek zal begin 2018 worden afgerond. Op basis van de
uitkomsten van dit rapport bekijk ik of aanvullende maatregelen gewenst zijn en
zo ja, welke. Op dit moment wordt nog bekeken op welke manier de middelen uit
het Regeerakkoord het meest effectief kunnen worden ingezet.
1 Kenmerk 2017-0000150347
2 Wmo 2015, artikel 2.1.2 vierde lid, onderdeel e
3 https://vng.nl/files/vng/20170615-handreiking-overdracht-amvs-die-18-worden-vngnidos.pdf
4 (http://www.16-27.nl/gemeenten/handreiking-gemeenten/)
5 Kamerstuk II 2016/17, 29325, nr. 89