Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming op de vragen van
het lid Van Dam (CDA) over het bericht ‘Dementie vaak niet herkend:
opeens was moeder getrouwd en waren zij onterfd’. (ingezonden 17
oktober 2017, nr. 2017Z13839)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht ‘Dementie vaak niet herkend: opeens was
moeder getrouwd en waren zij onterfd’? 1)
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het een zorgelijke, ongewenste situatie is dat –
ondanks het feit dat er een levenstestament was en ondanks het feit dat
deze vrouw als dementerend gediagnosticeerd was – alsnog bij de notaris
een testamentswijziging kon worden uitgevoerd?
Antwoord op vraag 2
Een testament gemaakt door iemand die geestelijk niet meer in staat is de inhoud
en de gevolgen daarvan te overzien, is nietig op grond van artikel 3:34 lid 2 BW.
Nietige notariële akten zijn uiteraard onwenselijk. Er zijn echter geen aanwijzingen
dat er sprake is van een zorgelijke situatie in die zin dat notarissen structureel
testamenten of wijzigingen daarvan passeren voor wilsonbekwame personen.
Vraag 3
Hoe toetst een notaris op dit moment de handelingsbekwaamheid van
ouderen? Bestaan hiervoor binnen het notariaat protocollen? Is het
huidige toetsingskader voldoende geschikt voor de beoordeling van de
geestesgesteldheid van ouderen? In hoeverre vormt een notaris zich
daarbij een zelfstandig oordeel over individuele cliënten, los van het
gezelschap waarin deze zich bevindt?
Antwoord op vraag 3
De notaris controleert het curateleregister om vast te stellen of de cliënt
handelingsbekwaam is. Alleen (meerderjarige) personen die onder curatele zijn
gesteld, zijn in juridische zin handelingsonbekwaam. Sommige curandi kunnen met
een rechterlijke machtiging een testament maken (artikel 4:55 lid 2 BW).
Bij een cliënt die niet handelingsonbekwaam is, is het uitgangspunt dat de notaris
verplicht is zijn dienst te verlenen (de zogenaamde ministerieplicht van de notaris
in artikel 21 Wet op het notarisambt). Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de
cliënt is de notaris terughoudend om de notariële akte te passeren, maar
de ministerieplicht brengt mee dat de notaris zich bij twijfel aan
de wilsbekwaamheid niet zonder meer kan terugtrekken. De notaris heeft dan
echter wel de zwaarwegende (inspannings)verplichting om te voorkomen dat hij
een nietige akte passeert. Uit die laatste verplichting vloeit voor de notaris een
eigen verplichting voort om vast te stellen of iemand wilsbekwaam is of niet. Hij
mag de beoordeling daarvan niet – in retrospectief – aan de rechter overlaten. Hoe
de notaris zijn oordeel over de wilsbekwaamheid van zijn cliënt vormt, en dus ook
of hij daarbij gebruik maakt van deskundig advies van een arts, is de
verantwoordelijkheid van de notaris zelf. Uit notariële tuchtrechtspraak vloeit voort
dat het verstandig is om in bepaalde gevallen het advies van een arts in te
winnen.
De KNB heeft een ‘Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid’1
opgesteld in
samenwerking met deskundigen en ter beschikking gesteld aan het notariaat.
Daarnaast is er een protocol dat de samenwerking tussen het notariaat en de
Vereniging voor indicerende en adviserende artsen (VIA) regelt. Indien notarissen
twijfelen aan de wilsbekwaamheid van hun cliënt kunnen zij, met instemming van
de cliënt, een VIA-arts om een deskundig oordeel vragen.
Een testament is een hoogstpersoonlijke rechtshandeling. Dat brengt mee dat de
wilscontrole door de notaris plaatsvindt zonder dat daarbij andere personen
aanwezig zijn. De notaris kan ervoor kiezen - juist bij cliënten waarbij naar zijn
inschatting later vragen over de wilsbekwaamheid kunnen rijzen - bij het passeren
van de akte getuigen, niet zijnde in het testament begunstigden, aanwezig te
laten zijn.
Vraag 4
In welke mate kan een notaris beschikken over medische informatie
aangaande cliënten bij wie de notaris twijfelt over hun geestelijke
kwaliteiten? Indien iemand gediagnosticeerd wordt als dementerend,
wordt deze informatie dan automatisch gedeeld met bijvoorbeeld een
notaris? Welke mogelijkheden biedt de wet hier voor informatiedeling?
Ziet u mogelijkheden om huisarts en notaris hierin beter te laten
samenwerken?
Antwoord op vraag 4
De notaris kan niet beschikken over medische informatie over cliënten, behalve
wanneer de cliënt die informatie zelf deelt met de notaris. Een door een VIA-arts in
het kader van de opdracht tot het opmaken van een notariële akte uitgebracht
rapport wordt uiteraard wel gedeeld met de notaris.
Het medisch beroepsgeheim staat eraan in de weg dat een arts een diagnose
dementie automatisch deelt met een notaris. Bovendien zal het een arts, indien
het beroepsgeheim niet aan het delen van die informatie in de weg zou staan, niet
aanstonds duidelijk zijn met welke notaris dergelijke informatie gedeeld zou
moeten worden.
Vraag 5
Klopt het dat een niet te goeder trouw afgesloten huwelijk pas ongeldig
is na het onherroepelijk worden van een vonnis waarin dat huwelijk
ongeldig wordt verklaard? Klopt het dat dit na een vonnis in eerste
aanleg lang kan duren als één van de partijen in hoger beroep of zelfs in
cassatie gaat? Klopt het dat in de tussentijd – in geval van een overlijden
van een van de echtgenoten – gewoon aanspraak gemaakt kan worden
op een eventuele erfenis? Hoe beoordeelt u een dergelijke situatie?
Antwoord op vraag 5
Ingevolge artikel 1:77 lid 1 BW werkt de nietigverklaring van een huwelijk terug tot
het tijdstip van de huwelijksvoltrekking zodra de beschikking tot nietigverklaring in
kracht van gewijsde is gegaan. In casu is het huwelijk dus pas nietig als tegen de
beschikking geen gewone rechtsmiddelen meer openstaan. Voor een procedure tot
nietigverklaring gelden de gewone beroepstermijnen.
Als een van de echtgenoten intussen overlijdt, is de andere echtgenoot uit hoofde
van de wet op dat moment erfgenaam. Zodra echter de beschikking waarin de
nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken, in kracht van gewijsde is gegaan
en de erflater geacht wordt nooit te zijn gehuwd met de langstlevende echtgenoot,
is de echtgenoot dat met terugwerkende kracht niet meer.
Heeft de erflater een testament opgemaakt, dan krijgt dat testament vanaf het
overlijden zijn werking en kan de in het testament tot erfgenaam benoemde
echtgenoot in beginsel aanspraak maken op de erfenis. Belanghebbenden, zoals
de kinderen, kunnen de rechter echter vragen om de nietigheid van het testament
uit te spreken als het testament onder invloed van een geestelijke stoornis
(bijvoorbeeld dementie) tot stand is gekomen (artikel 3:34 BW).
Om daadwerkelijk over een nalatenschap te kunnen beschikken, is veelal een
verklaring van erfrecht vereist. Voordat een notaris een verklaring van erfrecht
afgeeft, doet hij een aantal onderzoeken bij onder meer de burgerlijke stand en
het Centraal Testamentenregister. Daarnaast moet de notaris die wordt gevraagd
om een verklaring van erfrecht te maken, zich in het boedelregister inschrijven als
de bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken notaris (artikel 4:186 lid 2 BW
en artikel 1 sub c van het Besluit boedelregister). De notaris is voorts op grond van
artikel 49b van de Wet op het notarisambt verplicht een afschrift van de verklaring
van erfrecht af te geven aan belanghebbenden die dat verzoeken. Door de
inschrijving in het boedelregister kunnen de kinderen de notaris vinden die door de
erfgenaam is benaderd voor een verklaring van erfrecht en de notaris op de
hoogte brengen van de procedure tot nietigverklaring en van de daarin gewezen
beschikkingen. De notaris die hiervan op de hoogte is, zal in verband met zijn
zorgplicht zeer terughoudend zijn met het afgeven van een verklaring van erfrecht
aan de in het testament tot erfgenaam benoemde echtgenoot.
1) https://www.rtlnieuws.nl/gezin/dementie-vaak-niet-herkend-opeens-was-moedergetrouwd-en-waren-zij-onterfd