Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Marijnissen (SP) over het bericht
dat bendes het gemak ontdekt hebben van fraude met persoonsgebonden budget
(pgb) (2017Z14029).
1
Bent u bekend met het bericht dat geld bestemd voor langdurige zorg van zieken
en gehandicapten met een pgb nog te makkelijk in de zakken van fraudeurs
belandt?
1.
Ja.
2
Bent u ook geschokt door de bevindingen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
dat het bedrag van pgb-fraude nog hoger ligt dan de door Zorgverzekeraars
Nederland veronderstelde 13,5 miljoen euro?
5
Kunt u een beeld geven van wat de fraude met pgb’s de samenleving in totaal al
gekost heeft?
Antwoord op vragen 2 en 5
Het is ernstig dat er jaarlijks zorggeld uit het systeem ‘weglekt’ vanwege fraude.
Geld dat bestemd is voor zorg moet ten goede komen aan de zorg voor
-vaak kwetsbare- mensen. Het wekt geen verbazing dat het vastgestelde
fraudebedrag lager ligt dan de daadwerkelijke omvang van fraude in de zorg.
Fraude vindt per definitie in het geheim plaats en niet alle fraudegevallen zullen op
basis van onderzoek aan het licht komen. De cijfers zijn daarmee altijd een
onderschatting van de werkelijke omvang van de problematiek. Overigens
vorderen zorgverzekeraars onterecht uitbetaalde bedragen altijd terug bij
zorgaanbieders of verzekerden, ongeacht of het gaat om onbewuste fouten of
fraude. Ook verhalen zorgverzekeraars de kosten van fraudeonderzoeken
tegenwoordig op de fraudeurs.
Zorgverzekeraars Nederland publiceert jaarlijks de resultaten van de controles en
fraudeonderzoeken die zorgverzekeraars en zorgkantoren in het voorgaande jaar
hebben uitgevoerd. Deze cijfers hebben alleen betrekking op de uitvoering van de
Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz, voorheen de AWBZ).
In de periode van 2013 tot en met 2016 varieerde het bedrag aan vastgestelde
fraude met pgb’s van circa € 4,1 tot € 13,6 miljoen per jaar (Wlz en Zvw). De
cijfers over 2017 zijn nog niet beschikbaar. Het is niet bekend hoeveel
zorgverzekeraars en zorgkantoren hiervan hebben kunnen terughalen.
Daarnaast heeft de Inspectie SZW in 2015 op basis van strafrechtelijk onderzoeken
in totaal voor circa € 8 miljoen aan wederrechtelijk verkregen voordeel berekend.
Van dit totale fraudebedrag had circa € 7 miljoen betrekking op het pgb. In 2016
ging het om circa € 5 miljoen aan zorgfraude, waarvan ruim € 1,9 miljoen
betrekking had op fraude met pgb’s. Voor deze bedragen geldt dat op grond van
deze berekeningen het Openbaar Ministerie een ontnemingsvordering doet, die
door de strafrechter al dan niet gedeeltelijk kan worden toe- of afgewezen. Ook
voor de Inspectie SZW geldt dat er nog geen recentere cijfers beschikbaar zijn.
Ook is niet bekend hoeveel geld er, na toewijzing van de ontnemingsvordering
door de strafrechter, daadwerkelijk is teruggehaald.
De genoemde fraudebedragen geven als gezegd geen representatief beeld van de
werkelijke omvang van fraude met het pgb, maar vormen een ondergrens. De
precieze omvang van fraude in de zorg is niet volledig te kwantificeren.
3
Wat gaat u op korte en op lange termijn doen om de mogelijkheden voor fraude
met pgb’s te minimaliseren? Kunt dit toelichten?
4
Vindt u het ook zorgelijk dat zorgkantoren te weinig mogelijkheden hebben om
fraude tegen te gaan en herhaling te voorkomen? Wat is er voor nodig om de
zorgkantoren deze mogelijkheden wel te geven? Gaat u de zorgkantoren voorzien
van de juiste instrumenten?
6
Hoe garandeert u dat pgb’s ingezet gaan worden daar waar ze voor bedoeld zijn,
namelijk individueel maatwerk in de zorg, in plaats van als businessmodel om
fraude mee te plegen?
Antwoord op vragen 3 + 4 + 6
Voor veel mensen met een complexe zorgvraag is het pgb een belangrijk
instrument om hun zorg zo op maat te organiseren en zelfstandig en volwaardig
deel te kunnen nemen aan de samenleving. Eigen regie is een voorwaarde en
essentie van het pgb. Fraude plaatst het instrument pgb in een kwaad daglicht en
schaadt het imago van de vele budgethouders die zorgvuldig en integer met hun
pgb omgaan.
De afgelopen jaren zijn al verschillende stappen gezet om het pgb
fraudebestendiger te maken, waaronder indicatiestelling in persoon (door het CIZ),
de invoering van bewustekeuzegesprekken, het opstellen van een budgetplan en
vervolgens zorgovereenkomsten en zorgbeschrijvingen. Daarnaast beoordelen de
zorgkantoren of de vertegenwoordiger (als de budgethouder het pgb niet zelf kan
beheren) de verantwoordelijkheden en verplichtingen kan nakomen. Ook toetsen
zorgkantoren of de weigeringsgronden voor een pgb van toepassing zijn. Onder de
AWBZ werd het geld nog op rekening van de budgethouder gestort. Sinds 2015 is
het trekkingsrecht ingevoerd. De SVB beheert nu het geld. Er kan pas bij de SVB
gedeclareerd worden door de zorgverlener nadat de zorg geleverd is en deze is
goedgekeurd door de budgethouder. Zorgkantoren leggen voor controle en
evaluatie ook huisbezoeken af. Verder is de capaciteit van de Inspectie SZW en het
Openbaar Ministerie uitgebreid voor de strafrechtelijke aanpak van onder meer
fraude met het pgb. Ook heeft de vorige staatssecretaris van VWS bestuurlijke
afspraken gemaakt voor budgethouders die te goeder trouw hebben gehandeld en
voor jongmeerderjarige budgethouders die worden geconfronteerd met een
terugvordering. Tot slot is het mogelijk geworden voor verstrekkers om
frauderende zorgaanbieders rechtstreeks aan te spreken via het zogenaamde
derdenbeding dat verplicht in de modelzorgovereenkomst is opgenomen.
Er zijn al met al meer waarborgen voor budgethouders en instrumenten voor de
zorgkantoren in de regelgeving aangebracht. Ondanks deze maatregelen
constateer ik dat het probleem van fraude met het pgb nog steeds voorkomt.
Strafrechtelijke handhaving werkt per definitie achteraf. Gepast gebruik van het
pgb vraagt om brede en gedifferentieerde benadering. Zoals de NZa in haar
aanbevelingen opmerkt, zal het niet mogelijk zijn om alle geschetste
belemmeringen volledig weg te nemen zonder dat het instrument pgb in zijn
7
Wat gaat u doen met de aanbevelingen van de NZa? Kunt u een uitgebreide
reactie geven per aanbeveling?
7.
Om nog sterker op te treden tegen onrechtmatig handelende partijen, zoals
zorgaanbieders, vertegenwoordigers en bemiddelaars, doet de NZa mij vier
concrete aanbevelingen. Hieronder ga ik op iedere aanbeveling afzonderlijk in.
1. Beëindig het automatisme dat degene die de zorg ontvangt ook als
budgethouder verantwoording aflegt over beheer van het budget (scheiden pgbbeheer
en zorgontvangst)
In de afgelopen periode heeft zich inderdaad casuïstiek voorgedaan waarbij pgbhouders
buiten hun schuld worden geconfronteerd met een terugvordering.
Daarom heb ik de regelingen getroffen die nu door de NZa zijn onderzocht. De
regeling te goeder trouw heeft inmiddels via aanpassing van de Regeling
langdurige zorg en opname van het derdenbeding in de zorgovereenkomst een
meer structureel karakter gekregen. Dit neemt niet weg dat in beginsel de Wlzbudgethouder
(degene die de zorg ontvangt) verantwoordelijk is voor het pgbbeheer.
In dit kader adviseert de NZa mij om het pgb-beheer te scheiden van de
zorgontvangst.
Om inzicht te krijgen in regie en vertegenwoordiging bij pgb- beheer, heeft mijn
voorganger afgelopen voorjaar een domeinoverstijgend onderzoek hiernaar
uitgezet. Het gaat dan om het in kaart brengen van de huidige praktijk en
toepassing van pgb vertegenwoordiging in de vier zorgdomeinen, de eventuele
knelpunten die zich daarbij voordoen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Het
onderzoeksrapport wordt eind 2017 opgeleverd. Mogelijk volgen uit dit rapport ook
aanbevelingen over de wijze waarop met de verantwoordelijkheid voor een pgb
om kan worden gegaan. Ik zal uw Kamer informeren over de resultaten van dit
onderzoek.
2. Verhoog toetredingsdrempels voor professionele (pgb-)zorgaanbieders
De NZa constateert in haar rapport dat zorgkantoren zien hoe onwelwillende
partijen zonder noemenswaardige inspanningen als zorgaanbieder de markt
kunnen betreden of opnieuw kunnen betreden na een faillissement, strafrechtelijke
vervolging of andere (financiële) problemen. De NZa geeft aan dat zorgkantoren
hierin geen doorzettingsmacht hebben en dan niet anders kunnen dan
budgethouders te adviseren zich tot een andere zorgaanbieder te wenden.
Weigering kan alleen als de zorgaanbieder om andere redenen geen zorg mag
leveren, zoals na ingrijpen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in
oprichting. De NZa adviseert hierom het ministerie van VWS de drempels voor
(hernieuwde) toetreding van professionele zorgaanbieders tot de zorgmarkt te
verhogen.
Zorgaanbieders moeten vanaf het moment waarop de zorgverlening wordt
aangeboden voldoen aan de vereisten in diverse wetten, zoals de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet Beroepen in de Individuele
Gezondheidszorg (BIG). Dit geldt ook voor zorgaanbieders die beroeps- of
bedrijfsmatig zorg verlenen op basis van een pgb. Onder de huidige Wet toelating
zorginstellingen (WTZi) zijn pgb-zorginstellingen nog uitgezonderd van de
toelatingsplicht. Daarbij zijn de huidige toelatingseisen niet specifiek gericht op de
kwaliteit van zorg. Hierop heeft de Minister van VWS op 4 september 2017 het
wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) aan uw Kamer aangeboden1
,
die de toelatingsparagraaf van de WTZi dient te vervangen. Het wetsvoorstel Wtza
richt zich ook op pgb-aanbieders die beroeps- of bedrijfsmatig zorg willen
verlenen. Doel van het wetsvoorstel Wtza is verbetering van het toezicht van de
Inspectie van Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op nieuwe zorgaanbieders en
bewustwording van nieuwe zorgaanbieders van de (kwaliteits)eisen waaraan zij
dienen te voldoen bij aanvang van de zorgverlening. Hiertoe wordt een meldplicht
geïntroduceerd voor alle nieuwe zorgaanbieders onder het bereik van de Wet
kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Eveneens met meer oog voor
kwaliteit wordt de bestaande toelatingsvergunningprocedure en doelgroep van de
vergunningsplicht gewijzigd.
3. Onderzoek of het incassoprotocol moet worden aangepast voor de situatie in de
Wlz
De NZa adviseert mij om het voortouw te nemen in het opstellen van het controleen
incassoprotocol voor de Wlz. Op grond van de regelgeving heeft VWS hier
echter geen concrete rol in. Het controle- en incassoprotocol geeft invulling aan
bepaalde bevoegdheden van zorgkantoren in hun rol van subsidieverstrekker.
Daarnaast helpt het hen bij de uitvoering. Over het opstellen van het protocol zal
ik in gesprek gaan met Zorgverzekeraars Nederland en de zorgkantoren.
4. Borg meer informatiebevoegdheden voor zorgkantoren
De NZa heeft over de informatiebevoegdheden voor zorgkantoren in het rapport
op twee ervaren knelpunten gewezen. Het eerste punt is dat zorgkantoren bij de
aanpak van fraude tegen beperkingen in de informatie-uitwisseling tussen
domeinen aanlopen. De informatieverplichting zoals die in de AWBZ was
opgenomen is niet één-op-één teruggekomen in de Wlz maar is ingeperkt, zo geeft
de NZa aan. Op grond van artikel 54 AWBZ was een ieder (dus ook
zorgaanbieders) verplicht informatie te verstrekken aan de in dat artikel
genoemde partijen. Het tweede punt is dat de mogelijkheden beperkt zijn om
informatie uit te wisselen over (mogelijke) fraudegevallen tussen zorgkantoren en
gemeenten. De NZa adviseert daarom de mogelijkheid om informatie uit te
wisselen tussen pgb-verstrekkers in de wet op te nemen.
Met betrekking tot het eerste punt verwijs ik naar hoofdstuk 9 van de Wlz, waarin
de informatiebevoegdheden van zorgkantoren en bepalingen over gegevensuitwisseling
staan. Daar is ook opgenomen welke partijen persoonsgegevens met
elkaar mogen delen. Zowel zorgkantoren (Wlz-uitvoerders) als zorgaanbieders
worden in artikel 9.1.2 van de Wlz genoemd, waardoor het voor zorgkantoren
mogelijk is om informatie op te vragen bij zorgaanbieders, maar ook bij het CAK en
het CIZ. In artikel 9.1.2, eerste lid, onder i, is verder de mogelijkheid opgenomen
dat de genoemde partijen onderling gegevens uitwisselen ten behoeve van het
fraudeonderzoek door de Wlz-uitvoerders (zorgkantoren). Over het tweede punt
van de NZa ben ik voornemens om een juridische verkenning te starten naar de
mogelijkheden voor Wlz-uitvoerders om bijzondere persoonsgegevens ook bij
gemeenten en zorgverzekeraars te kunnen opvragen voor controle en
fraudeonderzoek, en andersom.
Verder is in dit kader relevant dat Zorgverzekeraars Nederland, de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) en het ministerie van VWS al werken aan de
ontwikkeling van een Waarschuwingsregister Zorg. Uw Kamer is hierover
geïnformeerd in de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg2
. Dit
waarschuwingsregister is bedoeld om het mogelijk te maken voor
zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten om gegevens over door hen
vastgestelde fraudes onderling te delen. Door elkaar te waarschuwen voor
bekende fraudeurs, zijn alle zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten alert
en kunnen zij preventieve maatregelen treffen om herhaling of voortzetting van
fraude binnen hun eigen wettelijke kader te voorkomen. Ik heb inmiddels een
wetsvoorstel in voorbereiding dat een grondslag creëert voor de partijen om via de
beveiligde elektronische infrastructuur van een waarschuwingsregister gegevens
uit te wisselen over (rechts)personen waarvan is vastgesteld dat zij fraude hebben
gepleegd.
8
Acht u het haalbaar dat zorgkantoren meer samenwerken voor een meer
fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling?
8.
Over het algemeen geeft het NZa-rapport een positief beeld van de uitvoering
door zorgkantoren van beide regelingen. Zorgkantoren spannen zich in om
vorderingen te innen, wisselen onderling al ervaringen uit en medewerkers tonen
een grote betrokkenheid bij hun budgethouders. De NZa geeft in het rapport aan
dat zij mogelijkheden ziet voor nauwere samenwerking tussen zorgkantoren om te
komen tot een meer fraudebestendige uitvoering van de pgb-regeling. Ik zal
Zorgverzekeraars Nederland vragen om met de zorgkantoren de ruimte voor
nauwere samenwerking te verkennen.
1) https://www.ad.nl/binnenland/bendes-ontdekken-het-gemak-van-fraude-metpgb~a59ecba1/110757796/
2)
https://www.nza.nl/1048076/1048181/Rapport_onderzoek_terugvordering_bij_budg
ethouders_te_goeder_trouw.pdf