Rammelende feitenonderzoeken in de jeugdbescherming

Vragen van de leden Kwint en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over rammelende feitenonderzoeken in de jeugdbescherming (ingezonden 19 juli 2021).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Rammelende rapporten Jeugdbescherming beschadigen ouders en kinderen», waarin pijnlijk duidelijk wordt dat de jeugdbeschermingsketen niet in alle gevallen goed functioneert?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op de volgende uitspraak: «De meeste meldingen die bij Veilig Thuis binnenkomen, worden afgevinkt zonder dat ook maar één medewerker de mensen uit deze meldingen ooit heeft gezien. Zonder hoor en wederhoor stoppen medewerkers van Veilig Thuis een vermoeden in de pijplijn. Als de raadsonderzoeker denkt dat het vermoeden gegrond is, beslist de rechter op grond van wat de Raad aandraagt.»? Schrikt u hiervan? Of komt dit voor u niet als een verrassing? Onderschrijft u deze tekst? En wat gaat u hieraan doen?

Vraag 3

Kunt u in zijn algemeenheid eens uitgebreid ingaan op de vraag of er in de keten wel voldoende kritisch naar elkaar wordt gekeken? Zijn er wel voldoende waarborgen om te garanderen dat in alle gevallen het feitenonderzoek zonder fouten verloopt? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?

Vraag 4

Wat zegt het dat de problemen met waarheidsvinding meer dan tien jaar geleden ook al speelden in de jeugdbeschermingsketen?2 Kunt u eens reflecteren op de afgelopen tien jaar en de vraag beantwoorden of er wel voldoende progressie geboekt is op dit vlak? Heeft uw ministerie genoeg gedaan om tot goede waarheidsvinding te komen in de jeugdbeschermingsketen?

Vraag 5

Trekt u zich de opmerking van de heer Dullaert aan dat er te weinig met zijn conclusies is gedaan en dat er nog altijd te weinig mensen zijn om ingewikkelde zaken op te pakken? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Hoe verklaart u dat er, hoewel de roep om beter personeel al jaren klinkt, kennelijk toch geen stappen zijn gemaakt op dit vlak, zeker ook kijkend naar het feit dat er op dit moment in drie provincies geen adequate jeugdbescherming geboden kan worden?

Vraag 6

Erkent u dat er sprake is van structureel mismanagement van een overheid die haar zaken niet op orde heeft? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Erkent u dat klachtenprocedures nu vaak te lang duren, met bijvoorbeeld als gevolg dat een rechter een beslissing neemt op verkeerde gronden en dat het dan mosterd na de maaltijd is als een klacht alsnog gegrond wordt verklaard? Wat gaat u eraan doen om ervoor te zorgen dat klachtenprocedures snel en adequaat worden afgehandeld?

Vraag 8

Hoe reflecteert u op de opmerking van jeugdbeschermers in het artikel van FTM dat zij geen tijd hebben voor eigen feitenonderzoek? Hoe kwalijk vindt u het dan dat, omdat de Raad niet rectificeert, wat het dossier aan «feiten» oplepelt leidend blijft, in plaats van wat de jeugdbeschermers zelf zouden moeten constateren?

Vraag 9

Hoe kan het bestaan dat Jeugdbescherming een uitspraak van de klachtencommissie naast zich neer kan leggen? Hoe vaak gebeurt dit? Bent u bereid dit uit te zoeken?

Vraag 10

Wat denkt u dat het met ouders doet als zij constant tegen muren aanlopen en het gevoel hebben een roepende in een woestijn te zijn? Is dat hoe de overheid met haar eigen burgers hoort om te gaan?

Vraag 11

Welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om het stelsel van jeugdbescherming zo in te richten dat feitenonderzoek altijd gedegen is en betrokkenen op eenvoudige wijze aantoonbaar onjuiste weergaven van feiten kunnen laten aanpassen?

Indiener(s)