Kunt u, in vervolg op de kabinetsbrief van 28 oktober 2020, bevestigen wat de ambitie van het kabinet is om uitvoering te geven van de motie-Koopmans c.s. van 24 april 2019, waarin de regering wordt opgeroepen «om met gelijkgezinde landen praktisch en realistisch aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiele massavernietigingswapens»?1
Deelt u de overtuiging dat regelgeving niet alleen moet zien op «wat wij offensief mogen doen» maar vooral ook op «hoe wij voorkomen dat anderen iets tegen ons doen»?