Antwoord op vragen van het lid Leijten over de benoeming van de secretaris-generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Minister-President over de benoeming van de secretaris-generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ingezonden 26 augustus 2021).

Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 september 2021).

Vraag 1 t/m 3

Kunt u uitleggen waarom het demissionair kabinet heeft besloten een topambtenaar die betrokken is geweest bij het toeslagenschandaal te benoemen als nieuwe secretaris-generaal van het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport?1

Waren er voor deze functie geen andere mensen die zich kwalificeerden? Of speelt mee dat deze topambtenaar volgens de regels van de banencarrousel aan de beurt was voor deze functie? Kunt u uw antwoord toelichten?

Erkent u dat het op zijn minst cynisch is dat uw derde kabinet moest aftreden door dit schandaal en dat hetzelfde kabinet in demissionaire status overgaat tot de benoeming van een van de topambtenaren die mede verantwoordelijkheid draagt voor het voortduren van de ellende waarin vele gezinnen hebben gezeten door de toepassing van «alles op niets» bij toeslagen?

Antwoord 1 t/m 3

Ik begrijp dat mensen vragen kunnen hebben over de benoeming op een topfunctie van een ambtenaar die betrokken is geweest bij de beleidsvorming rond de kinderopvangtoeslag.

Het kabinet is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft de constateringen van de Parlementaire Ondervragingscommissie volledig onderschreven en de politieke verantwoordelijkheid genomen door als geheel af te treden. De ministeriële verantwoordelijkheid omvat ook het functioneren van de ministeries en individuele ambtenaren. Dat ambtenaren betrokken zijn geweest bij het dossier van de kinderopvangtoeslag en in die hoedanigheid als getuige of deskundige ondervraagd zijn door de parlementaire commissie is, los van het algemene functioneren, geen reden om hen uit te sluiten van een (andere) functie binnen de rijksoverheid. Over het individuele handelen van ambtenaren wordt niet in het openbaar gesproken. Dat is iets wat aan de orde komt in periodieke evaluatie- en functioneringsgesprekken tussen werkgever en werknemer2.

Net als voor andere topfuncties bij de rijksoverheid is ook voor de functie van secretaris-generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een open procedure3gevolgd. Om in aanmerking te komen voor een topfunctie moeten mensen zelf solliciteren, ook als iemand al een ABD-functie vervult. De vacature met een beschrijving van de opgave en functie-eisen voor de toekomstige secretaris-generaal van VWS is op meerdere manieren bekend gemaakt, onder meer door een advertentie in twee landelijke dagbladen. Daarnaast is actief gezocht naar potentiële kandidaten buiten de rijksoverheid. Meerdere geïnteresseerden van binnen en buiten de rijksoverheid hebben via een sollicitatie hun belangstelling voor de functie van SG VWS kenbaar gemaakt. Met degenen die op papier een match hadden met het opgestelde profiel zijn verkennende gesprekken gevoerd. Vervolgens heeft de voorselectiecommissie, die een onafhankelijke externe voorzitter heeft, advies uitgebracht welke kandidaten (op basis van hun kwaliteiten en het gevraagde profiel) voor de functie van secretaris-generaal VWS in aanmerking konden komen. Deze kandidaten zijn uitgenodigd voor een gesprek met een (breed samengestelde) selectiecommissie. Op basis van de gesprekken heeft de selectiecommissie bepaald welke kandidaat verder zou gaan in de procedure. Bij de keuze voor de eindkandidaat heeft de selectiecommissie gekeken naar relevante kennis, ervaring en competenties en naar de visie van betrokkene op de toekomst van het Ministerie van VWS.

Het functioneren van topambtenaren komt net als bij andere medewerkers aan de orde in periodieke evaluatie- en functioneringsgesprekken4. Daarnaast worden er regelmatig 360-graden feedback onderzoeken uitgevoerd. De personeelsgesprekken vinden, in het kader van zorgvuldig personeelsbeleid, achter gesloten deuren plaats. Hierin wordt in ieder geval jaarlijks besproken wat er van de topambtenaren wordt verwacht, welke resultaten er moeten worden bereikt en op welke manier. Bij de evaluaties wordt onder andere besproken of iemand wel of niet aan de eisen voldoet en worden afspraken gemaakt over het verbeteren van de dingen die niet goed gaan. Het algemene oordeel over het functioneren van een ambtenaar speelt een rol bij een volgende benoeming.

Vraag 4

Bent u het met deze voormalig directeur-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eens dat er destijds verzuimd is om een noodwet te maken om het leed van gezinnen te verzachten?5

Op welke wijze is dit inzicht zo sterk dat een nieuwe benoeming op zijn plaats is? Op welke wijze heeft het demissionaire kabinet zich hiervan vergewist?

Antwoord 4 en 5

De Parlementaire Ondervragingscommissie heeft op basis van het verhoren van ambtenaren en verschillende bewindspersonen, en alle andere onderzoekswerkzaamheden haar rapport opgesteld. Hierin zijn alle bevindingen uit de gesprekken meegenomen. Het kabinet onderschrijft in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht»6 dat er veel eerder ingegrepen had moeten worden en dat vroege signalen over problemen met hoge terugvorderingen en nihilstellingen niet hebben geleid tot de noodzakelijke ingrepen. Naar aanleiding van de bevindingen van de Parlementaire Ondervragingscommissie heeft het kabinet zijn ontslag aangeboden.

Om de gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslag te helpen, en om te voorkomen dat dit nog eens gebeurt, heeft het kabinet een samenhangend pakket aan maatregelen genomen. Over de voortgang hiervan wordt de Kamer periodiek geïnformeerd, zoals aangeven in de stand van zaken maatregelen kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag van 29 juni 20217.

Vraag 6

Is het waar dat deze voormalig directeur-generaal van Sociale Zaken en Werkgelegenheid getraind is in het kader van de verhoren van de Parlementaire Ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag? Zo ja, waarom vonden die trainingen plaats?

Antwoord 6

Zoals ook is toegelicht in reactie op de feitelijke vragen bij het rapport van de POK (bijlage bij Kamerbrief van 18 januari 2021) is iedere getuige die – ambtelijk of politiek – gelieerd is of was aan het Ministerie van SZW in de gelegenheid gesteld om zich door middel van een oefensessie voor te bereiden op het verhoor.

Ook de voormalig directeur-generaal van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hiervan gebruik gemaakt. Het is vanuit privacyoverwegingen niet gebruikelijk om in te gaan op de vraag welke ambtenaren hieraan meegedaan hebben. In dit specifieke geval doen we dat wel omdat het gaat om een topambtenaar van wie de gemaakte uitgaven reeds als bestuurskosten openbaar zijn gemaakt.

De oefensessie is aangeboden vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap en de getuigen waren niet verplicht hieraan deel te nemen. Iedere getuige heeft daarin zijn of haar eigen afweging gemaakt. De oefensessie had tot doel de getuigen de gelegenheid te bieden te wennen aan de (niet alledaagse) setting van een verhoor onder ede en hen zo in staat te stellen het eigen verhaal zo goed mogelijk te vertellen. De oefensessies werden begeleid door een extern bureau.

Ook alle namens SZW verhoorde ambtenaren en oud-bewindspersonen hebben een basisdossier ontvangen met een tijdlijn, enkele feitenoverzichten, relevante onderzoeken en Kamerstukken en de voor hen relevante stukken die door de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag bij SZW zijn gevorderd. Evenals bij het Ministerie van Financiën zijn de getuigen van SZW na ontvangst van het basisdossier in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verzoeken die zij relevant achten voor de voorbereiding op hun verhoor. Op de dag van het verhoor was een woordvoerder van SZW aanwezig om de verhoorden te begeleiden bij eventueel contact met media. De hulp bij de voorbereiding was erop gericht de verhoorden zo goed mogelijk in staat te stellen de vragen van de commissie te beantwoorden.

Vraag 7 t/m 10

Kunt u zich herinneren dat u in het Kamerdebat van 21 januari 2020, over de gepresenteerde plannen voor de reorganisatie van de Belastingdienst, heeft betoogd dat de manier waarop het kabinet misstanden met topambtenaren van de ABD buiten het zicht oplost?8

Is dit de manier waarop u ingrijpt: dat een medeverantwoordelijke voor een groot schandaal – waarvan de schade nog bij lange na niet is hersteld – een nieuwe topfunctie krijgt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Hoe legt u aan slachtoffers van het toeslagenschandaal uit dat een van de gezichten van het grote leed dat hen overkomen is, een nieuwe topfunctie binnen de overheid krijgt van het demissionaire kabinet? Kunt u uw antwoord toelichten?

Is de benoeming van de secretaris-generaal van VWS onderdeel van de nieuwe bestuurscultuur? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 7 t/m 10

Zoals gezegd ga ik niet in op het handelen van individuele ambtenaren. Het kabinet is politiek verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft de constateringen van de Parlementaire Ondervragingscommissie volledig onderschreven, heeft zijn ontslag aangeboden naar aanleiding van de bevindingen van de commissie en heeft hierover het debat gevoerd met de Tweede Kamer. Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat de politieke verantwoordelijkheid bij het kabinet ligt. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is dat de bewindspersonen ervoor zorgen dat er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zich een herhaling voordoet en dat de gedupeerden recht wordt gedaan. De hersteloperatie en andere daartoe te nemen maatregelen zijn de eerste prioriteit.

In de kabinetsreactie op het rapport van de ondervragingscommissie is verder een fors pakket aan maatregelen aangekondigd. Deze maatregelen zijn of worden op dit moment uitgewerkt, en zijn voor een deel al ingevoerd, zoals aangeven in de stand van zaken maatregelen kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag van 29 juni 20219.

De ministeriële verantwoordelijkheid omvat ook het functioneren van de ministeries en individuele ambtenaren. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is dat wanneer in de organisatie sprake is van toerekenbaar, laakbaar en verwijtbaar handelen, passende actie wordt ondernomen. Of en in hoeverre daar sprake van is in een individueel geval, wordt beoordeeld in de interne relatie werkgever-werknemer.

Voor het algemene beleid inzake benoemingen bij de rijksdienst en het functioneren van de ABD draagt de Minister van BZK de ministeriële verantwoordelijkheid. Hieraan wordt onder andere invulling gegeven door met regelmaat hierover het debat te voeren met de Tweede Kamer en bijvoorbeeld het onderzoek naar het functioneren van de ABD. Uit het rapport over het functioneren van de ABD komt naar voren dat het ABD-stelsel veel positieve effecten heeft voor de rijksoverheid, maar op een tweetal punten nog kan verbeteren: het vergroten van de transparantie en zichtbaarheid, en het versterken van het strategische karakter10. Hieraan wordt op dit moment uitvoering gegeven. Eind 2021 wordt de kamer geïnformeerd over de voortgang van aanbevelingen.


X Noot
2

De werkwijze voor het voeren van periodieke personeelsgesprekken door rijksambtenaren is vastgelegd in de CAO Rijk (Bijlage 12: Beschrijving gesprekscyclus Rijk).

X Noot
3

Op de website van de Algemene Bestuursdienst is het vacatureproces voor de ambtelijke top beschreven. Zie hiervoor: Vacatureproces TMG | Vacatures en loopbaan | Algemene Bestuursdienst.

X Noot
4

De werkwijze voor het voeren van periodieke personeelsgesprekken door rijksambtenaren is vastgelegd in de CAO Rijk (Bijlage 12: Beschrijving gesprekscyclus Rijk).

X Noot
6

Kamerstuk 35 510, nr. 4

X Noot
7

Kamerstuk 35 510, nr. 60

X Noot
8

Debat over de gepresenteerde plannen voor de reorganisatie van de Belastingdienst (21 januari 2020). Minister Rutte: «Als er dingen niet goed gaan, moet je mij er op aanspreken en dan mag je verwachten dat ik ingrijp. Dan zullen we dat wel of niet doen. Dan zijn we het er wel of niet mee eens. Daar gaan we dan waarschijnlijk niet eens over rapporteren aan de Kamer. Dan ziet de Kamer vervolgens hoe de organisatie verdergaat. Dat is het principe. In de kern heeft de Kamer te maken met het kabinet. Als er dingen in organisaties niet goed gaan, dan moeten we die bespreken. Als de Kamer dingen blootlegt, dan moeten we daar opvolging aan geven».

X Noot
9

Kamerstuk 35 510, nr. 60

X Noot
10

Kamerstuk 31 490, nr. 295

Indiener(s)